BEVEILIGINGSSYSTEMEN
VOOR INZITTENDENEen zeer belangrijke veiligheidsvoor-
ziening in uw auto zijn de beveili-
gingssystemen voor inzittenden:
Driepuntsgordels voor alle zitplaat-sen.
Geavanceerde frontairbags voor de bestuurder en voorpassagier
Extra actieve hoofdsteunen op de voorstoelen (geïntegreerd in de
hoofdsteun)
Aanvullende zijairbags in de stoe- len (SAB)
Krachtabsorberende stuurkolom en stuur.
Kniebescherming/-blokkering voorpassagiers.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van gordelspanners, die de
inzittenden betere bescherming
bieden, doordat tijdens aanrijdin-
gen de door inzittenden uitgeoe-
fende krachten gecontroleerd wor-
den opgevangen. De veiligheidsgordels achterin heb-
ben een automatisch blokkerend
oprolmechanisme dat de veilig-
heidsgordel op zijn plaats vergren-
delt. U moet eerst de gordel hele-
maal uittrekken en vervolgens op
de gewenste lengte aanpassen als u
een kinderzitje bevestigt of een
groot voorwerp op een stoel vastzet.
Lees de informatie in dit hoofdstuk
aandachtig door. Hierin wordt uitge-
legd hoe u het beveiligingssysteem
voor inzittenden op de juiste wijze
gebruikt om uw passagiers en uzelf
optimaal te beschermen.
Als u kinderen vervoert die te klein
zijn voor de normale veiligheidsgor-
dels, kunt u de veiligheidsgordels of
de ISOFIX-voorziening ook gebrui-
ken om baby- en kinderzitjes te be-
vestigen. Raadpleeg voor meer infor-
matie de paragraaf "ISOFIX —
Bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes". OPMERKING: Het opblaasme-
chanisme van de geavanceerde
frontairbags heeft verschillende
stadia. De airbag kan zo meer of
minder krachtig worden opgebla-
zen, afhankelijk van factoren zo-
als de soort aanrijding en de ernst
ervan.
Hier volgen enkele eenvoudige advie-
zen om het risico op letsel door een
geactiveerde airbag te verminderen:
1.
Kinderen van 12 jaar en jonger
moeten altijd goed vastgegespt op
de achterbank zitten.
WAARSCHUWING!
Kinderen mogen nooit in tegen de
rijrichting geplaatste kinderzitjes
worden vervoerd op de voorstoel
van auto's met een geavanceerde
frontairbag aan passagierszijde. Bij
het opblazen kan de airbag ernstig
of zelfs dodelijk letsel aan kinderen
in die zitpositie toebrengen.
24
"Oververhitting van de motor" in het
hoofdstuk "Wat doen in geval van
nood" voor meer informatie hierover.
11. Waarschuwingslampje voor het
remsysteemDit lampje geeft verschillende
functies van het remsysteem
aan, zoals het remvloeistofpeil en het
aantrekken van de handrem. Als het
waarschuwingslampje voor het rem-
systeem gaat branden, is het mogelijk
dat de handrem is aangetrokken, het
vloeistofpeil in het remvloeistofreser-
voir te laag is of dat zich een probleem
voordoet met het ABS-systeem.
De dubbel uitgevoerde remcircuits
zorgen voor reserve-remvermogen als
ergens een storing optreedt in het hy-
draulisch systeem. Als er in één helft
van het dubbele remsysteem sprake is
van een storing, geeft het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem dit
aan; het lampje gaat branden wan-
neer het remvloeistofpeil in de hoofd-
remcilinder is gedaald tot onder een
bepaald niveau.
Het lampje blijft branden tot de oor-
zaak is verholpen. OPMERKING: Het lampje kan
bij het nemen van een scherpe
bocht even knipperen, doordat
dan het vloeistofpeil verandert.
Breng de auto naar de dealer voor
onderhoud en laat het remvloei-
stofpeil controleren.
Als een storing van het remsysteem
wordt aangegeven, laat de auto dan
onmiddellijk repareren.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het waar-
schuwingslampje voor het remsys-
teem brandt, is gevaarlijk. Een deel
van het remsysteem is mogelijk de-
fect. De remweg wordt dan langer.
U kunt een aanrijding veroorzaken.
Laat de auto onmiddellijk controle-
ren.
Auto’s met ABS beschikken ook over
elektronische remkrachtverdeling
(EBD). Bij een storing van EBD, gaat
het waarschuwingslampje voor het
remsysteem branden, samen met het
ABS-lampje. Het ABS-systeem moet
dan onmiddellijk worden gerepa-
reerd.
U kunt de werking van het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem con-
troleren door de contactschakelaar van
de stand OFF in de stand ON/RUN te
zetten. Het lampje moet dan gedurende
ongeveer drie seconden branden. Het
lampje moet vervolgens doven, tenzij
de handrem is aangetrokken of een sto-
ring van het remsysteem is gedetec-
teerd. Als het lampje niet gaat branden,
moet u het lampje door een erkende
dealer laten controleren.Het lampje gaat ook branden als de
handrem wordt aangetrokken wan-
neer de contactschakelaar in de stand
ON/RUN staat.
OPMERKING: Dit lampje geeft
dan alleen aan dat de handrem is
aangetrokken. Het geeft niet aan
hoe krachtig de handrem is
aangetrokken.
12. Toerenteller
Het zilverkleurige deel van de schaal
geeft het toegestane motortoerental
(omw/min x 1000) in alle versnellin-
gen aan. Laat het gaspedaal opkomen
voordat het rode gebied wordt be-
reikt, om motorschade te voorkomen.
125
18. Controlelampje parkeerlichten/
koplampen AANDit lampje brandt wanneer
de parkeerlichten of kop-
lampen zijn ingeschakeld.
19. Controlelampje ESP uitgescha-
keld
Dit lampje geeft aan dat het
elektronisch stabiliteitsre-
gelsysteem (ESP) is uitge-
schakeld door de bestuurder.
20. Controlelampjes richtingaan-
wijzer Bij ingeschakelde richting-
aanwijzers knipperen de
pijlen samen met de rich-
tingaanwijzers aan de bui-
tenzijde van de auto. Er klinkt een
geluidssignaal als de auto verder dan
1,6 km rijdt met één van de richting-
aanwijzers aan.
OPMERKING: Wanneer een van
de controlelampjes snel knippert,
controleer dan aan de buitenzijde
van de auto of een lamp defect is. 21.
Controlelampje mistlampen vóór
Dit lampje gaat branden wan-
neer de mistlampen vóór zijn
ingeschakeld.
22. Controlelampje alarmsysteem
Gedurende 16 seconden
knippert dit lampje snel
wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld. Het
lampje gaat langzaam knipperen om
aan te geven dat het alarmsysteem is
ingeschakeld. Het lampje stopt met
knipperen wanneer het alarmsysteem
wordt uitgeschakeld.
23. Controlelampje antiblokkeer-
systeem (ABS)
Dit lampje is een indicator
van het ABS-systeem. Dit
lampje gaat branden wan-
neer u de contactschakelaar
in de stand ON/RUN zet en kan
daarna nog drie seconden blijven
branden.
Als het ABS-lampje blijft branden of
tijdens het rijden gaat branden, duidt
dit erop dat een deel van het remsys-
teem niet werkt en dat onderhoud is vereist. Het conventionele remsys-
teem blijft echter normaal werken,
mits waarschuwingslampje voor het
remsysteem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt,
moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren de werking
van het ABS-systeem te herstellen.
Controleer het ABS-lampje regelma-
tig om er zeker van te zijn dat het goed
werkt. Zet de contactschakelaar in de
stand ON (maar start de motor niet).
Het lampje moet gaan branden. Als
het lampje niet gaat branden, laat dan
het systeem door een erkende dealer
controleren.
24. Storingslampje ESP
Het storingslampje van het
elektronisch stabiliteitsre-
gelsysteem (ESP) in de in-
strumentengroep gaat bran-
den wanneer de contactschakelaar in
de stand ON/RUN wordt gezet. Als de
motor draait, behoort dit lampje uit te
gaan. Wanneer het storingslampje ESP
continu blijft branden terwijl de motor
draait, is een storing gedetecteerd in
het ESP-systeem. Als het lampje blijft
128
5
STARTEN EN RIJDEN
STARTPROCEDURES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .154 AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . .154
NORMAAL STARTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .154
ALS DE MOTOR NIET START . . . . . . . . . . . . .155
NA HET STARTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .155
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . . . .155
SLEUTELBLOKKERING . . . . . . . . . . . . . . . . .157
BLOKKEERSYSTEEM REM/TRANSMISSIE . .157
ZESTRAPS AUTOMATISCHE TRANSMISSIE . .157
VERSNELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .158
AUTOSTICK® . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162
BEDIENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162
RIJDEN OP GLAD WEGDEK . . . . . . . . . . . . . . . .163
OPTREKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .163
GRIP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .163
DOOR WATER RIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .164
STROMEND/OPKOMEND WATER . . . . . . . . . .164
ONDIEP STILSTAAND WATER. . . . . . . . . . . . .164
HANDREM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .165
ABS-SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .166
151
STUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . . . .168 CONTROLE VLOEISTOFSTUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . .169
ELEKTRONISCHE REMREGELING . . . . . . . . . . .169
ABS-SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .169
Tractieregelsysteem (ASR) . . . . . . . . . . . . . . . .170
REMASSISTENT (BAS) . . . . . . . . . . . . . . . . . .170
ELEKTRONISCHSTABILITEITSREGELSYSTEEM (ESP) . . . . . .171
CONTROLE-/STORINGSLAMPJE ESP EN CONTROLELAMPJE ESP UIT . . . . . . . . . . . . .172
BANDEN — ALGEMENE INFORMATIE . . . . . . . .173
BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .173
BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .174
RADIAALBANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .175
DOORSLIPPEN VAN DE WIELEN . . . . . . . . . .175
BANDENSLIJTAGE-INDICATOREN . . . . . . . . .176
LEVENSDUUR VAN BANDEN . . . . . . . . . . . . .176
VERVANGENDE BANDEN . . . . . . . . . . . . . . . .176
SNEEUWKETTINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .178
ROULEREN VAN BANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . .178
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM . . . .179
PREMIUMSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .180
BRANDSTOFVEREISTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . .182
METHANOL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .182
ETHANOL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .183
SCHONE BENZINE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .183
152
WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit alsvervanging voor de handrem.
Trek de parkeerrem altijd volle-
dig aan als u de auto parkeert, om
te voorkomen dat de auto gaat
rollen en mogelijk letsel of schade
veroorzaakt.
Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het uitstappen en sluit de auto
af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet slinge- ren in of nabij de auto. Een kind
zou de knoppen van de elektri-
sche raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen zet-
ten.
Controleer of de handrem volle- dig is vrijgezet voordat u gaat rij-
den. Als u dit niet doet, kan dit
leiden tot een defect van de rem-
men, en daardoor tot een aanrij-
ding.
De handrem moet altijd goed worden aangetrokken wanneer u
de auto verlaat. Anders kan de
auto wegrollen en schade of letsel
veroorzaken. Controleer ook of de
schakelhendel in de stand PARK
staat. Als dit wordt nagelaten kan
de auto gaan rollen en zo schade
of letsel veroorzaken.
LET OP!
Als het waarschuwingslampje voor
het remsysteem blijft branden na-
dat de handrem is vrijgezet, duidt
dit op een storing in het remsys-
teem. Laat het remsysteem onmid-
dellijk controleren door een er-
kende dealer.
ABS-SYSTEEM
Het ABS-systeem zorgt voor extra
voertuigstabiliteit en meer remwer-
king onder de meeste remomstandig-
heden. Het systeem heeft een eigen
regeleenheid die de hydraulische rem-
druk moduleert om blokkeren van de
wielen te voorkomen en ervoor te zor-
gen dat de wielen niet slippen op een
gladde ondergrond.
166
WAARSCHUWING!
Pompend remmen heeft op hetABS-systeem een averechtse uit-
werking. De effectieve remkracht
wordt hierdoor verminderd en het
risico van een ongeval neemt toe.
Pompend remmen verlengt de
remweg. Wanneer u moet afrem-
men of stoppen, trap dan alleen
stevig het rempedaal in.
Met het ABS-systeem wordt niet voorkomen dat de auto onder-
worpen blijft aan de wetten van
de natuur. De effectiviteit van de
remmen wordt door ABS niet ver-
der verhoogd dan de remmen,
banden en grip van de auto toela-
ten.
Het ABS voorkomt geen ongeluk- ken ten gevolge van bijvoorbeeld
te hoge snelheden in bochten, te
weinig afstand houden of aqua-
planing.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Gebruik de mogelijkheden van een auto met ABS nooit op een
roekeloze of gevaarlijke wijze
waardoor de veiligheid van de be-
stuurder of anderen in gevaar
wordt gebracht.
Het ABS-waarschuwings-
lampje duidt de werking van
het antiblokkeersysteem
aan. Dit lampje gaat bran-
den wanneer u de contactschakelaar in
de stand ON zet en kan daarna nog vier
seconden blijven branden.
Als het ABS-waarschuwingslampje
tijdens het rijden blijft of gaat bran-
den, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet
functioneert en dat onderhoud nodig
is. Het gewone remsysteem zal echter
normaal functioneren wanneer het
waarschuwingslampje remsysteem
niet brandt. Wanneer het ABS-waarschuwings-
lampje brandt, moet u het remsys-
teem zo spoedig mogelijk laten con-
troleren om weer van de voordelen
van ABS te kunnen profiteren. Als het
ABS-waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer u de contactschake-
laar in de stand ON draait, moet u het
lampje zo snel mogelijk laten repare-
ren.
Als zowel het remwaarschuwings-
lampje als het ABS-waarschuwings-
lampje blijven branden, werken de
systemen voor ABS en elektronische
remkrachtverdeling (EBD) niet. Het
ABS-systeem moet dan onmiddellijk
worden gerepareerd. Neem contact op
met uw erkende dealer.
Wanneer u sneller rijdt dan 11 km/u
hoort u mogelijk ook een zacht klik-
kend geluid en enkele motorgeluiden.
Deze geluiden horen bij een zelftest
die het systeem uitvoert om te contro-
leren of het ABS naar behoren functi-
oneert. Deze zelftest wordt elke keer
uitgevoerd nadat u de motor hebt ge-
start, zodra u de snelheid van
11 km/u overschrijdt.
167
ABS wordt geactiveerd onder be-
paalde weg- en remomstandigheden.
ABS grijpt mogelijk in als de auto over
ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of
voorwerpen rijdt of wanneer u een
noodstop maakt.
Wanneer het ABS-systeem actief is,
kunt u dit als volgt merken:
De ABS-pompmotor draait (dezekan nog korte tijd blijven draaien
nadat de auto tot stilstand is geko-
men).
De magneetkleppen maken klikgeluiden,
u voelt pulsaties in het rempedaal,
het rempedaal daalt iets of kan iets verder ingetrapt worden nadat de
auto tot stilstand is gekomen.
Dit zijn normale kenmerken van het
ABS-systeem.
WAARSCHUWING!
Het antiblokkeersysteem bevat ge-
avanceerde elektronische compo-
nenten die gevoelig is voor storin-
gen door verkeerd gemonteerde of
zeer krachtige radiozendappara-
tuur. Dergelijke storingen kunnen
ertoe leiden dat de werking van het
ABS-systeem volledig uitvalt. Der-
gelijke apparatuur mag uitsluitend
door bevoegde vakmensen worden
geïnstalleerd.
Alle wielen en banden van de auto
moeten van dezelfde maat en het-
zelfde type zijn en de bandenspanning
moet correct zijn, zodat de regeleen-
heid correcte signalen ontvangt.
STUURBEKRACHTIGING
Het standaard stuurbekrachtigings-
systeem zorgt voor een optimale reac-
tie op stuurmanoeuvres en maakt de
auto gemakkelijk bestuurbaar als er
weinig ruimte is. Het systeem voorziet
in mechanische stuurkracht als de
stuurbekrachtiging eventueel weg-
valt. Als de stuurbekrachtiging om een of
andere reden uitvalt, blijft de auto
normaal bestuurbaar. Onder derge-
lijke omstandigheden is er wel aan-
zienlijk meer stuurkracht nodig,
vooral bij lage rijsnelheden en tijdens
parkeermanoeuvres.
OPMERKING:
Wat meer werkingsgeluid aan
het einde van de stuurwielslag is
normaal en duidt niet op een
probleem met de stuurbekrach-
tiging.
Als het voertuig voor het eerst wordt gestart bij koud weer, be-
staat er kans dat de pomp van
het stuurbekrachtigingssysteem
even lawaai maakt. Dit is te wij-
ten aan de koude, dikke vloei-
stof in de stuurinrichting. Dit la-
waai is als normaal te
beschouwen en is in het geheel
niet schadelijk voor de stuurin-
richting.
168