controleren. Als het voertuig wordt
gebruikt met een verkeerd vloeistof-
peil, kan ernstige schade aan de auto-
matische versnellingsbak worden toe-
gebracht.LET OP!
Als echter een vloeistoflek in de ver-
snellingsbak optreedt, breng dan
onmiddellijk een bezoek aan uw er-
kende dealer. Anders kan de ver-
snellingsbak ernstig beschadigd ra-
ken. Uw erkende dealer beschikt
over het juiste gereedschap om het
vloeistofpeil nauwkeurig bij te vul-
len.
Vloeistof verversen en filter
vervangen
Raadpleeg het hoofdstuk "Onder-
houdsschema" voor de juiste onder-
houdsintervallen.
Ververs de vloeistof en vervang het
filter ook als de versnellingsbak om
welke reden dan ook wordt gedemon-
teerd.
LET OP!
Laat het onderhoud van uw auto
over aan een LANCIA-dealer. Voor
routine-onderhoud en klein onder-
houd dat u zelf wilt uitvoeren, ra-
den wij u aan om het juiste gereed-
schap, originele reserveonderdelen
van LANCIA en de vereiste vloei-
stoffen te gebruiken. Voer geen on-
derhoud uit als u geen ervaring
hebt.
VERZORGING VAN DE
AUTO EN BESCHERMING
TEGEN ROEST
Carrosserie en lak beschermen
tegen roest
De aandacht die aan de carrosserie
moet worden besteed is sterk afhan-
kelijk van de weersinvloeden en het
gebruik van de auto. Strooizout in de
winter en chemische producten die in
andere seizoenen op bomen en in weg-
bermen gespoten worden, hebben een
sterk corrosieve invloed op de carros-
serie. Buiten parkeren en blootstelling
aan schadelijke stoffen in de atmo-
sfeer en op de wegen, extreem warm of koud weer en andere extreme om-
standigheden kunnen de lak, de sier-
lijsten en de beschermende laag aan
de onderzijde van de auto aantasten.
De onderstaande onderhoudsadvie-
zen helpen om de carrosserie van uw
auto gedurende lange tijd in optimale
conditie te houden.
Oorzaken van corrosie
Corrosie ontstaat als de lak en be-
schermende coatings op uw auto zijn
aangetast of loslaten.
De meest voorkomende oorzaken zijn:
Strooizout, vuil en achterblijven
van vocht.
Steenslag.
Insectenresten, boomvocht en teer.
Zilte lucht in kuststreken.
Zure regen en industriële vervui- ling.
223
Wassen
Was uw auto regelmatig. Was uwauto altijd in de schaduw en ge-
bruik een milde autoshampoo.
Spoel de auto zorgvuldig af met
schoon water.
Gebruik een hoogwaardige was om olieaanslag en vlekken te verwijde-
ren en de laklaag te beschermen.
Zorg dat u geen krassen maakt op
de lak.
Gebruik geen schurende producten en polijstmiddelen die de glans of
de dikte van de laklaag kunnen
aantasten.LET OP!
Gebruik nooit schurende of sterke
reinigingsmiddelen zoals staalwol
of schuurpoeder. Deze veroorzaken
krassen op het metaal en de lak.
Speciale verzorging
Spuit de onderzijde van de auto regelmatig schoon (minstens één keer per maand) wanneer u op be-
pekelde of stoffige wegen of in kust-
streken rijdt.
Het is belangrijk dat de afvoerope- ningen onder in de portieren, in de
dorpellijsten en in de bagageruimte
open worden gehouden.
Als u steenslag of krassen in de lak bespeurt, werk dergelijke plekken
dan meteen bij. Voor de kosten van
dergelijke reparaties is de eigenaar
van de auto verantwoordelijk.
Wanneer de auto door bijvoorbeeld een aanrijding schade heeft opgelo-
pen aan de lak en de beschermende
coating, moet u deze zo spoedig
mogelijk laten repareren. Voor de
kosten van dergelijke reparaties is
de eigenaar van de auto
verantwoordelijk.
Wanneer u speciale ladingen met chemicaliën, kunstmest, zout, enz.,
vervoert, let dan goed op of alles
goed is verpakt en afgesloten.
Wanneer u vaak op grindwegen rijdt, raden wij u aan spatlappen bij
ieder wiel te laten aanbrengen. Gebruik de retoucheerlak MO-
PAR® Touch Up Paint of een ge-
lijkwaardig product om krassen zo
snel mogelijk bij te werken. Uw er-
kende dealer heeft de lakstift die
overeenkomt bij uw lakkleur.
Verzorging van velgen en
wieldoppen
Alle wielen en wieldoppen moeten re-
gelmatig worden gereinigd met milde
zeep en water om corrosie tegen te
gaan. Dit geldt vooral wanneer een
coating van aluminium of chroom is
aangebracht. Gebruik een niet-
schurend en zuurvrij reinigingsmid-
del om hardnekkige modder en/of
overvloedige remstof te verwijderen.
Gebruik geen schuursponsen, staal-
wol, een harde borstel of metaalpoets.
Gebruik geen ovenreiniger. Maak
geen gebruik van automatische was-
straten waarin bijtende reinigingspro-
ducten of harde borstels worden ge-
bruikt. Deze kunnen de
beschermende coating van de velgen
beschadigen.
224
1. Reinig met een zachte, natte doek
of met een doek van microvezel.
Eventueel kan een zachte zeepoplos-
sing worden gebruikt, maar gebruik
in geen geval reinigingsalcohol of bij-
tende of schurende reinigingsmidde-
len. Verwijder de zeep met een schone,
vochtige doek.
2. Drogen met een zachte doek.
Verzorging van autogordels
Bleek of verf de gordels nooit en reinig
ze niet met chemische oplosmiddelen
of schurende reinigingsmiddelen. De
gordelband kan hierdoor worden aan-
getast. Ook zonnestraling kan de stof
aantasten.
Als u de gordels moet reinigen, ge-
bruik dan MOPAR® Total Clean of
een gelijkwaardig product, een milde
zeepoplossing of lauw water. Verwij-
der de gordels niet uit de auto om ze te
wassen. Drogen met een zachte doek.
Laat de gordels vervangen wanneer ze
rafels of slijtplekken vertonen of wan-
neer de gespsluitingen niet goed func-
tioneren.BEKERHOUDERS IN DE
MIDDENCONSOLE
REINIGEN
Verwijderen
Pak het rubberen deel van de beker-
houder vast en trek hem omhoog.
Reiniging
Leg de rubberen voering van de be-
kerhouder in een sopje van warm
kraanwater en een theelepel mild
vloeibaar vaatwasmiddel. Laat het
rubber ongeveer een uur weken. Haal
het rubber na een uur uit het water en
dompel het vervolgens nog een keer of
zes onder. Nog achtergebleven vuil zal
zo gemakkelijk loslaten. Spoel de voe-
ring grondig af onder warm stromend
water. Schud achtergebleven drup-
pels af en droog de buitenkant met
een schone en zachte doek.
Aanbrengen
Breng de voering in lijn met de beker-
houder en druk hem stevig naar bene-
den.
VERZORGING VAN
CABRIOLETDAK
LET OP!
Het negeren van de volgende waar-
schuwingen kan leiden tot water-
schade, vlekken of schimmel op het
materiaal van het dak:
Vermijd wasstraten waar auto's
onder hoge druk worden gewas-
sen om beschadiging van het ma-
teriaal van het dak te voorkomen.
Bovendien kan bij een hoge wa-
terdruk water de auto binnen-
dringen via de afdichtstrippen.
Voordat u het dak opent, moet u eerst eventuele waterplassen op
het dak verwijderen en het dak
droogmaken. Als u het dak be-
dient of een portier of raam opent
terwijl het dak nat is, kan er water
in uw auto komen.
Was de auto altijd voorzichtig. Bij waterdruk op de afdichtstrippen
kan er water de auto binnendrin-
gen.
226
LocatiePatroonzeke-
ring Minizekering Omschrijving
20 — 15 A lichtblauw Radio
21 — 10 A rood Sirene (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
22 — 10 A rood Contact aan – Klimaatregeling/Verwarmde bekerhouder (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
23 — 15 A lichtblauw Automatische uitschakeling (ASD), relais 3
24 — 25 A blanco Zonnedak (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
25 — 10 A rood Contact aan — verwarmde buitenspiegels (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
26 — 15 A lichtblauw Automatische uitschakeling (ASD), relais 2
27 — 10 A rood Contact aan – module inzittendenclassificatie / controller beveiligingssysteem voor inzittenden
28 — 10 A rood Contact aan — module inzittendenclassificatie / controller beveiligingssysteem voor inzittenden
29 — — Auto warm (geen zekering vereist)
30 — 20 A geel Contact aan — stoelverwarming (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
31 — 10 A rood Koplampsproeier (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
32 30 A roze — Automatische uitschakeling (ASD), relais 1
33 —10 A rood Rij schakelaars / diagnose-aansluiting / regelmodule aan-
drijflijn (PCM)
34 30 A roze — ABS-module (voor bepaalde uitvoeringen/landen)/
elektronisch stabiliteitsregelsysteem ESP (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
230
LocatiePatroonzeke-
ring Minizekering Omschrijving
35 40 A groen — ABS-module (voor bepaalde uitvoeringen/landen)/
elektronisch stabiliteitsregelsysteem ESP (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
36 30 A roze — Module passagiersportier (PDM) / module bestuurderspor-
tier (DDM)
37 —25 A blanco Power Top-module (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
LET OP!
Let erop dat de kap van de geïn
tegreerde voedingsmodule tijdens
het aanbrengen in de juiste stand
wordt geplaatst en volledig wordt
vergrendeld. Als dit wordt nage-
laten, kan er water in de geïnte
greerde voedingsmodule komen,
waardoor mogelijk storing in het
elektrische systeem optreedt.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Vervang zekeringen uitsluitend door exemplaren met dezelfde
ampèrewaarde. Wanneer u een
zekering vervangt door een zeke-
ring met een hogere ampère-
waarde, kan het elektrische sys-
teem gevaarlijk overbelast raken.
Als nieuwe zekeringen met de
juiste ampèrewaarde meteen
doorbranden, is er een defect in
het circuit dat gerepareerd moet
worden.
STALLEN VAN DE AUTO
Als u meer dan 21 dagen geen ge-
bruikmaakt van uw auto, wilt u mo-
gelijk voorzorgsmaatregelen nemen
ter bescherming van de accu. Verwijder de minizekering met het
opschrift IOD (Ignition Off-Draw,
spanning bij uitgeschakeld contact)
in de stroomverdeelkast.
Of koppel de minkabel van de accu los. Zie “Voorbereiding voor het
starten met startkabels” bij “Star-
ten met startkabels” voor de locatie
van de minpool.
Wanneer u de auto twee weken hebt
gestald of niet hebt gebruikt (bijv. in
de vakantie), laat het aircosysteem
daarna dan gedurende vijf minuten
werken bij stationair toerental in de
buitenlucht en met een hoog aanja-
gertoerental. Zo wordt het systeem
voldoende gesmeerd en wordt de
kans op schade aan de aircocom-
pressor tot een minimum beperkt
wanneer u het systeem weer start.
231
Periodieke controles
Na elke1.000 km of voorafgaand aan
lange ritten het volgende controleren
en indien nodig bijvullen:
koelvloeistof;
remvloeistof;
stuurbekrachtigingsvloeistof;
ruitensproeiervloeistof;
stuurbekrachtigingsvloeistof;
bandenspanning en staat van de banden;
werking van verlichting (koplam- pen, richtingaanwijzers, waarschu-
wingsknipperlichten, enz.);
werking van ruitenwissers/- sproeiers, stand en slijtage van
voor- en achterwisserbladen.
Na elke 3.000 km het motoroliepeil
controleren en indien nodig bijvullen. Gebruik van auto onder
zware omstandigheden
Als de auto hoofdzakelijk onder een
van de volgende omstandigheden
wordt gebruikt:
trekken van aanhanger of caravan;
stoffige wegen;
herhaaldelijke korte ritten (minder
dan 7-8 km) bij temperaturen on-
der het vriespunt;
motor draait vaak stationair, rijden van lange afstanden met lage snel-
heden of langere perioden zonder
gebruik.
U dient de volgende inspecties vaker
uit te voeren dan is aangegeven in het
onderhoudsschema:
remblokken vóór op conditie en slijtage contoleren;
controleren of sloten van motorkap en scharnieren schoon en vol-
doende gesmeerd zijn; visuele controle uitvoeren van con-
ditie van: motor, versnellingsbak,
pijpen en leidingen (uitlaat -
brandstofsysteem - remmen) en
rubberdelen (hoezen - manchetten
- bussen - enz.);
accustatus en het accuvloeistofni- veau (elektrolyt) controleren;
visuele controle uitvoeren van de conditie van de
hulpaandrijfriemen;
motorolie controleren en indien no- dig verversen en oliefilter
vervangen;
pollenfilter controleren en indien nodig vervangen;
luchtfilter controleren en indien no- dig vervangen.
245
Elektrische bediende spiegels. . . . .73
Elektrische kofferdekselontgrendeling . . . . .22
Elektrische portiervergrendeling . . .20
Elektrische spiegels, buiten . . . . . . . . . . . . . . . . . .73
Elektronische snelheidsregeling (cruisecontrol) . . . . . . . . . . . .112
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP) . . . . . . . . . . . . . . . . . .171
Elektronisch voertuiginformatiecen- trum (EVIC) . . . . . . . . . . . . .132
Ethanol . . . . . . . . . . . . . . . . . .182
Filters, airco . . . . . . . . . . . . . .149, 212
automatische
versnellingsbak . . . . . . . . . . .223
luchtfilter . . . . . . . . . . . . . . .210
motorolie . . . . . . . . . . .210, 236
oliefilter afvoeren . . . . . . . . .210
Functies van het instrumentenpaneel . . . . . . . . .121
Gebruiksaanwijzing (instructieboekje) . . . . . . . . . . . .6
Geheugen (stoel met geheugenfunctie) . . . . . . . . . .102
Geluidsinstallatie (radio) . . . . . . .140
Geluidsinstallaties . . . . . . . . . . .140 Gevaar,
rijden door stromend, opkomend,
of ondiep stilstaand water . . . .164
Gevarenknipperlichten . . . . . . . .190
Geïntegreerde voedingsmodule (zekeringen) . . . . . . . . . . . . . .228
Gordelsystemen . . . . . . . .24, 37, 40
Gordelsystemen (sedan) . . . . . .36, 37
Gordelverankering, kinderzitje . . . .48
Grip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .163
Grootlichtschakelaar/ dimlichtschakelaar . . . . . . . . .108
Handrem . . . . . . . . . . . . . . . . .165
Handsfree telefoon (Uconnect™) . .74
Hoofdcilinder (remmen) . . . . . . .220
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . .102
Indicatielampje, Elektronisch Stabiliteitsprogramma
(ESP) . . . . . . . . . . . . . . . . .172
tractiecontrole . . . . . . . . . . .172
Indicatielampje Olie verversen . . . . . . . . . . . .126, 134
Indicatielampje Olie verversen, resetten . . . . . . . . . . . . .126, 134
Informatiecentrum, voertuig . . . . .132
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4
Inrijden van nieuwe auto, aanbevelingen . . . . . . . . . . . . .52 Inrijperiode nieuw voertuig
. . . . . .52
Instapruimte, verlicht . . . . . . . . . .17
Instapverlichting . . . . . . . . . . . . .17
Instelbare stuurkolom . . . . . . . . .112
Instellingen, persoonlijk . . . . . . . .138
Instructieboekje (gebruiksaanwijzing) . . . . . . . . . .6
Instrumentengroep . . . . . . .122, 123
Instrumentenpaneel en bedieningsinstrumenten . . . . . .121
Instrumentenpaneel, reinigen . . . .225
Interieurverlichting . . . . . . . . . . .109
Interieur, verzorging en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . .225
Intervalstand ruitenwissers (intervalschakeling van de
ruitenwissers) . . . . . . . . . . . . .111
Kaart-/leeslampen . . . . . . . . . . .109
Kalibreren, kompas . . . . . . . . . .135
Kantelbare rugleuning passagiersstoel (Easy Entry System) . . . . . . . .102
Keuze van koelvloeistof (antivries) . . . . . . . . . . .217, 236
Kilometerteller . . . . . . . . . . . . . .126
Kilometerteller, dagteller . . . . . . . . . . . .126, 127
Kinderstoeltje . . . .43, 46, 47, 49, 50
Kinderstoeltje, gordelverankering . . . . . . . .48, 49
250
Starten,motor start niet . . . . . . . . . . .155
Starten en rijden . . . . . . . . . . . .154
Starten met startkabels . . . . . . . .198
Startonderbreking (Sentry Key) . . .14
Startprocedures . . . . . . . . . . . . .154
Steun, hoofdsteun . . . . . . . . . . . .102
Stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99
Stoelen, elektrische bediend . . . . . . . . .99
geheugen . . . . . . . . . . . . . . .102
hoogteregeling . . . . . . . . . . . .99
instaphulp . . . . . . . . . . . . . .102
kantelen . . . . . . . . . . . . . . . .99
ontgrendeling rugleuning . . . .102
verstelbaar . . . . . . . . . . . . . .101
verstellen . . . . . . . . . . . . . . . .99
Storingslampje, motorcontrole . . . . . . . . . . . .130
Storingslampje (motorcontrole) . . .130
Stuur, verstellen . . . . . . . . . . . . . . .112
Stuurbediening geluidsinstallatie . .140
Stuurbedieningselementen geluidsinstallatie . . . . . . . . . . .140
Stuurbekrachtiging . . . . . . .168, 169
Stuurkolom, verstellen . . . . . . . . . . . . . . .112
Stuurkracht . . . . . . . . . . . .168, 169 Synthetische motorolie
. . . . . . . .210
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . .185
Telefoon, handsfree (Uconnect™) . .74
Telefoon, mobiele . . . . . . . . . . . . .74
Telescopische stuurkolom . . . . . .112
Temperatuurmeter, motorkoeling . . . . . . . . .123, 190
Temperatuurregeling, automatisch (ATC) . . . . . . . . . . . . . . . . . .142
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . .125
Transaxle, automatisch . . . . . . . . . .12, 154
Uconnect™ (handsfree telefoon) . . .74
Uitlaatsysteem . . . . . . . . . . .53, 215
Uw remmen . . . . . . . . . . . . . . . .165
Vastgelopen voertuig, bevrijden . .201
Vastgereden voertuig bevrijden . . .201
Veiligheidscontrole aan de buitenkant van het voertuig . . . . . . . . . . . .55
Veiligheidscontrole in het voertuig . .54
Veiligheidscontroles . . . . . . . . . . .53
Veiligheidsgordels . . . . . . .24, 26, 54
Veiligheidsgordels, achterbank . . . . . . . . . . . . . .26
controle . . . . . . . . . . . . . . . . .54
gordelspanners . . . . . . . . . . . .30 herinnering
. . . . . . . . . . . . .124
instructies voor gebruik . . . . . .27
kinderzitje . . . . . . .43, 46, 47, 50
ontwarren . . . . . . . . . . . . . . .29
voorstoel . . . . . . . . . . . . .26, 27
zwangere vrouwen . . . . . . . . . .34
Veiligheidstips . . . . . . . . . . . . . . .53
Veiligheid, uitlaatgassen . . . . . . . .53
Veiligheid van auto controleren . . . .53
Vergrendelingen . . . . . . . . . . . . . .55
Vergrendelingen, motorkap . . . . . . . . . . . . . . .104
Vergrendeling rem/versnellingsbak . . . . . . . .157
Vergrendelingsplaat . . . . . . . . . . .27
Verlichting, accubesparing . . . . . . . . . . . .110
Diefstalalarm (beveiliging) . . .128
dimlichtschakelaar,
koplamp . . . . . . . . . . . .105, 108
grootlicht . . . . . . . . . . . . . . .108
grootlicht/dimlicht kiezen . . . .108
instapverlichting . . . . . . . . . . .17
instapverlichting, leeslampen . .109
interieur . . . . . . . . . . . . . . .109
kaartleeslamp . . . . . . . . . . . .109
koplampen . . . . . . . . . . . . . .106
koplampen aan met
ruitenwisser . . . . . . . . .106, 112
254