Wanneer een auto verandert van een plaats
waar het verkeer links rijdt naar een plaats waar
het verkeer rechts rijdt, detecteert de ACC
automatisch de rijrichting van het verkeer. In dat
geval is de inhaalhulp alleen actief bij het rechts
inhalen van de doelauto. Deze extra acceleratie
wordt geactiveerd wanneer de bestuurder de
richtingaanwijzer naar rechts inschakelt. In
deze situatie zorgt het ACC-systeem niet meer
voor inhaalhulp bij het links inhalen totdat het
vaststelt dat het voertuig weer is teruggekeerd
naar een plaats waar het verkeer links rijdt.
Menu van de adaptieve
cruisecontrol (ACC)
Het EVIC toont de huidige instellingen van het
ACC-systeem. Het EVIC bevindt zich in het
midden van de instrumentengroep. De ge-
toonde informatie is afhankelijk van de status
van het ACC-systeem.
Druk op de toets AAN/UIT van de ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC) (op het stuur), totdat
een van de volgende meldingen wordt weerge-
geven in het EVIC:Adaptive Cruise Control OFF (adaptieve
cruisecontrol uitgeschakeld)
Als ACC is uitgeschakeld, verschijnt op het
scherm de melding
"Adaptive Cruise Control
OFF (adaptieve cruisecontrol uitgeschakeld).
Adaptive Cruise Control (ACC) Ready
(adaptieve cruisecontrol gereed)
Als ACC is ingeschakeld, maar de rijsnelheid
niet is ingesteld, verschijnt op het scherm de
melding "Adaptive Cruise Control (ACC)
Ready" (adaptieve cruisecontrol gereed).
Druk op de toets SET + of de SET- (op het
stuur), en de volgende meldingen worden weer-
gegeven in het EVIC:
ACC ingesteld
Als ACC is ingesteld, blijft de ingestelde snel-
heid zichtbaar in de rechteronderhoek van de
instrumentengroep.
Het ACC-scherm wordt opnieuw getoond wan-
neer een ACC-activiteit plaatsvindt, zoals bij-
voorbeeld:
• Wijzigen van de ingestelde volgafstand •
Annuleren van het systeem
• Ingreep door de bestuurder
• Uitschakelen van het systeem
• Naderingswaarschuwing van ACC
• Waarschuwing ACC niet beschikbaar
• Als het ACC-scherm langer dan 5 seconden
niet actief is, toont het EVIC het laatst geko-
zen scherm.
Waarschuwingen en
onderhoudsaanwijzingen op het
scherm
Waarschuwing Wipe Front Radar Sensor
In Front Of Vehicle (veeg radarsensor aan
voorzijde af)
De waarschuwing "ACC / FCW Unavailable
Wipe Front Radar Sensor" (ACC/FCW niet be-
schikbaar Veeg radarsensor aan voorzijde af)
wordt weergegeven en ook een geluidssignaal
geeft aan wanneer de functionaliteit van het
systeem tijdelijk door omstandigheden wordt
beperkt.
137
Dit komt vooral voor bij slecht zicht, zoals
tijdens sneeuwval of zware regenbuien. Het
ACC-systeem kan ook tijdelijk niet beschikbaar
zijn doordat de sensor is bedekt met modder,
vuil of ijs. In dergelijke gevallen wordt in het
EVIC"ACC / FCW Unavailable Wipe Front
Radar Sensor" (ACC/FCW niet beschikbaar
Veeg radarsensor aan voorzijde af) weergege-
ven en wordt het systeem uitgeschakeld.
De melding "ACC / FCW Unavailable Wipe
Front Radar Sensor" (ACC/FCW niet beschik-
baar Veeg radarsensor aan voorzijde af) wordt
soms weergegeven als u rijdt in omgevingen
met veel reflectie (zoals in tunnels met reflecte-
rende tegels of op plaatsen met ijs en sneeuw).
Het ACC-systeem herstelt zich nadat de auto
deze omgevingen heeft verlaten. In zeldzame
gevallen, wanneer de radar geen voertuigen of
objecten vóór zich detecteert, kan deze waar-
schuwing tijdelijk worden weergegeven.
OPMERKING:
Als de waarschuwing ACC / FCW Unavaila-
ble Wipe Front Radar Sensor (ACC/FCW
niet beschikbaar Veeg radarsensor aan
voorzijde af) actief is, is de normale cruise-
control (vaste snelheid) nog steeds beschik- baar. Raadpleeg de paragraaf
Modus Nor-
male cruisecontrol (vaste snelheid) in dit
hoofdstuk voor meer informatie hierover.
Als de weersomstandigheden geen oorzaak
kunnen zijn, dient u de sensor te controleren.
Het kan noodzakelijk zijn een obstakel van de
sensor te verwijderen of deze te reinigen. De
sensor bevindt zich in het midden van de auto,
achter de onderste grille.
Voor een juiste werking van het ACC-systeem
dient u de volgende onderhoudsaanwijzingen
op te volgen:
• Houd de sensor altijd schoon. Veeg de lens
voorzichtig schoon met een zachte doek.
Voorkom beschadiging van de sensorlens.
• Verwijder geen schroeven van de sensor.
Het verwijderen van schroeven kan een sto-
ring in het ACC-systeem tot gevolg hebben of
het opnieuw uitlijnen van de sensor noodza-
kelijk maken.
• Als de sensor of de voorkant van het voertuig
is beschadigd door een aanrijding, neemt u
contact op met uw erkende dealer voor
service. •
Monteer geen accessoires in de nabijheid
van de sensor, ook geen transparant materi-
aal of een andere grille. Dat kan een storing
of defect in het ACC-systeem veroorzaken.
Als de omstandigheid waardoor het systeem werd
uitgeschakeld niet langer aanwezig is, keert het
systeem terug naar de status "Adaptive Cruise
Control OFF (adaptieve cruisecontrol uitgescha-
keld). U kunt het systeem dan opnieuw activeren,
waarna de huidige instellingen weer worden ge-
bruikt.
OPMERKING:
•
Als de melding ACC / FCW Unavailable Wipe
Front Radar Sensor (ACC/FCW niet beschik-
baar Veeg radarsensor aan de voorzijde af)
vaak wordt weergegeven (bijvoorbeeld ie-
dere rit meer dan één keer) zonder enige
sneeuw, regen, modder of andere obstakels,
laat u de radarsensor opnieuw uitlijnen door
uw erkende dealer.
•Het monteren van een sneeuwploeg, be-
scherming of een andere grille of het wijzi-
gen van de grille wordt afgeraden. Hierdoor
kan de sensor worden geblokkeerd en de
werking van het ACC/FCW-systeem worden
belemmerd.
138
OPMERKING:
De stelbevestigingen niet wijzigen en de
sensor niet van de steun trekken. Dit kan tot
een onjuiste uitlijning van de sensor leiden.
Berg de sensor en de steun op een veilige plek
op. De bedrading en de connector moeten goed
worden weggewerkt nadat de sensor en de
steun zijn verwijderd.
Boven op de bumperstang is een connector-
stekker opgeborgen. Breng de bedrading van
de connector aan in de connectorstekker.
OPMERKING:
Als de sensor is verwijderd, zijn adaptieve
cruisecontrol, normale cruisecontrol en For-
ward Collision Warning niet beschikbaar en
blijft de aan/uit-knop voor Forward Collision
Warning branden. Nadat het contact van de
auto is uitgeschakeld en weer ingeschakeld,
wordt het systeem opnieuw ingesteld en de
volledige functionaliteit hervat.
Herhaal bovenstaande procedure in omge-
keerde volgorde om de sensor en de steun
opnieuw aan te brengen. Het vereiste aanhaal-
moment om de steun opnieuw op de stang te
bevestigen is 9 Nm.Waarschuwing onderhoud ACC/FCW
Als het systeem wordt uitgeschakeld en in het
EVIC de melding
"ACC/FCW Unavailable Ser-
vice Required" (ACC/FCW niet beschikbaar,
onderhoud noodzakelijk) of "Cruise/FCW Una-
vailable Service Required" (cruisecontrol/FCW
niet beschikbaar, onderhoud noodzakelijk)
wordt weergegeven, kan er sprake zijn van een
interne systeemstoring of van een tijdelijke sto-
ring die de functionaliteit van ACC beperkt.
Hoewel u nog steeds met de auto kunt rijden,
zal het ACC-systeem tijdelijk niet beschikbaar
zijn. Als dit gebeurt, kunt u proberen ACC later
opnieuw te activeren nadat u de contactscha-
kelaar uit- en weer ingeschakeld heeft. Als het
probleem aanhoudt, breng dan een bezoek aan
uw erkende dealer.
Voorzorg tijdens het rijden met ACCOnder sommige rijomstandigheden kan het
ACC-systeem moeite te hebben met de detec-
tie. In een dergelijk geval kan ACC laat of
onverwacht remmen. U dient als bestuurder
altijd alert te zijn om te kunnen ingrijpen. Een aanhanger trekken
OPMERKING:
Een aanhanger trekken wordt niet aangera-
den tijdens gebruik van de adaptieve cruise
control (ACC).
Verspringend verkeer
Het ACC-systeem kan een voertuig in dezelfde
rijstrook mogelijk niet waarnemen als dat voer-
tuig niet recht voor u rijdt, of invoegt vanaf een
naastgelegen rijstrook. Het kan zijn dat er on-
voldoende afstand is tot uw voorligger. Uw
voorligger kan uw rijtraject onder een hoek
kruisen waardoor uw auto plotseling kan rem-
men of versnellen.
140
Smalle voertuigen
Bepaalde smalle voertuigen die dicht langs de
randen van de rijstrook rijden worden pas ge-
detecteerd als ze zich in volledig in de rijstrook
bevinden. Het kan zijn dat er onvoldoende
afstand is tot uw voorligger.
Stilstaande objecten en voertuigen
ACC reageert niet op stilstaande objecten en
voertuigen. ACC reageert bijvoorbeeld niet in
omstandigheden waarbij de auto vóór u naar
een andere rijstrook gaat of wanneer er op uw
rijstrook een auto stilstaat. Blijf altijd alert en
wees erop voorbereid uw remmen te gebruiken.
Algemene informatie
FCC-eisen voor voertuigradarsystemenClassificatiespecificaties:47 C.F.R. Deel 15
47 C.F.R Deel 15.515
Modus Normale cruisecontrol
(vaste snelheid)
Naast adaptieve cruisecontrol is ook de nor-
male cruisecontrol (vaste snelheid) beschikbaar
voor het rijden met een constante snelheid. De
normale cruisecontrol (vaste snelheid) is be- doeld om een ingestelde snelheid aan te hou-
den, zonder dat het gaspedaal bediend hoeft te
worden. De cruisecontrol kan alleen worden
gebruikt als de auto een snelheid heeft van
meer dan 30 km/u (19 mph).
Om tussen de verschillende typen cruisecontrol
te wisselen, drukt u op de AAN/UIT-knop van de
adaptieve cruisecontrol (ACC) zodat de ACC en
de normale cruisecontrol (vaste snelheid) wor-
den uitgeschakeld. Op de AAN/UIT-knop voor
de normale cruisecontrol (vaste snelheid) druk-
ken, leidt tot het inschakelen van (omschakelen
naar) de normale cruisecontrol (vaste snelheid).
WAARSCHUWING!
In de modus Normale cruisecontrol (vaste
snelheid) zal het systeem niet reageren op
voertuigen die vóór u rijden. Houdt een vei-
lige afstand aan tot het voertuig dat vóór u
rijdt. Zorg dat u zich altijd bewust bent van de
gekozen modus. Het negeren van deze
waarschuwingen kan een aanrijding en ern-
stig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg hebben.
142
De gewenste snelheid instellen
Schakel de normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) in. Wanneer de auto de gewenste snel-
heid heeft bereikt, drukt u kort op de knop SET
(+) of SET (-). Laat het gaspedaal los. De auto
zal nu automatisch de gekozen snelheid hand-
haven. Nadat een snelheid is ingesteld, wordt
een melding CRUISE CONTROL SET TO
MPH/KM (cruisecontrol ingesteld op MPH/KM)
weergegeven dat aangeeft welke snelheid is
ingesteld. Een controlelampje CRUISE wordt
ook weergegeven en blijft branden in de instru-
mentengroep terwijl de snelheid is ingesteld.
Ingestelde snelheid aanpassen
Wanneer de normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) is ingesteld, kunt u de snelheid verhogen
door op de knop SET (+) te drukken. Als u de
knop ingedrukt houdt, wordt de ingestelde snel-
heid continu verhoogd totdat u de knop loslaat.
De nieuwe snelheid wordt dan ingesteld.
Als u eenmaal op de knop SET (+) drukt, wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 1 km/u
(1 mph). Telkens wanneer u opnieuw kort op de
knop drukt, wordt de snelheid met 1 km/u
(1 mph) verhoogd.Terwijl de normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) is ingesteld, kunt u de ingestelde snelheid
verhogen door de knop SET
+ingedrukt te
houden. Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft
de ingestelde snelheid toenemen in stappen
van 5 km/u (5 mph) totdat u de knop loslaat. Het
EVIC toont de snelheidstoename.
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl de cruise-
control (vaste snelheid) is ingesteld, drukt u op
de knop SET (-). Als u de knop SET (-) ingedrukt
houdt, wordt de ingestelde snelheid continu
verlaagd totdat u de knop loslaat. Laat de knop
los zodra de gewenste snelheid is bereikt. De
nieuwe snelheid zal vervolgens worden inge-
steld.
Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt, wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 1 km/u
(1 mph). Telkens wanneer u opnieuw kort op de
knop drukt, wordt de snelheid met 1 km/u
(1 mph) verlaagd.
Terwijl de normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) is ingesteld, kunt u de ingestelde snelheid
verlagen door de knop SET -ingedrukt te
houden. Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft
de ingestelde snelheid dalen in stappen van 5 km/u (5 mph) totdat u de knop loslaat. Het
EVIC toont de snelheidsafname.
Annuleren
De volgende omstandigheden annuleren de
Normale cruisecontrol (vaste snelheid) zonder
het geheugen te wissen:
•
U trapt het rempedaal (kort) in.
• U op de knop CANCEL drukt.
•
Het elektronisch stabiliteitsregelsysteem/
tractieregelsysteem (ESP/ASR) wordt geacti-
veerd.
• De handrem wordt aangetrokken.
• De temperatuur van de remmen wordt hoger
dan het normale bereik (oververhit).
• De schakelhendel wordt uit de stand Drive
gehaald.
Snelheid hervatten
Als u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt aanhouden, drukt u kort op de knop RES.
Deze functie kan worden gebruikt bij snelheden
hoger dan 30 km/u (19 mph).
143
Waarschuwing onderhoud FCW
Als het systeem wordt uitgeschakeld en in het
EVIC wordt weergegeven:
•ACC/FCW Unavailable Service Required
(ACC/FCW niet beschikbaar, onderhoud
noodzakelijk)
• Cruise/FCW Unavailable Service Required
(cruisecontrol/FCW niet beschikbaar, onder-
houd noodzakelijk)
Dit geeft aan dat er een interne systeemstoring
is. Hoewel u nog steeds met de auto kunt rijden,
dient u het systeem te laten controleren door
een erkende dealer.
PARKSENSE® PARKEERSENSO-
REN ACHTER — INDIEN
AANWEZIG
ParkSense® parkeersensoren achter zorgt
voor zichtbare en hoorbare aanwijzingen m.b.t.
de afstand tussen de achterzijde van de auto en
een gedetecteerd obstakel bij het achteruitrij-
den, bijvoorbeeld tijdens een parkeermanoeu-
vre. Zie de voorzorgsmaatregelen voor gebruik van het ParkSense® systeem voor de beper-
kingen van dit systeem en aanbevelingen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door ParkSense® automa-
tisch de systeemstatus (ingeschakeld of uitge-
schakeld) hersteld die actief was voordat het
contact werd uitgeschakeld.
ParkSense® kan uitsluitend worden geacti-
veerd wanneer de schakelhendel in de stand
REVERSE staat. Wanneer ParkSense® bij
deze stand van de schakelhendel wordt inge-
schakeld, blijft het systeem actief totdat de
rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer 11 km/u
(7 mph) of hoger. Het systeem wordt weer actief
als de rijsnelheid is gedaald tot minder dan
ongeveer 9 km/u (6 mph).
ParkSense® sensorenDe vier ParkSense® sensoren die zich in
achterkant/achterbumper bevinden, bewaken het
gebied achter de auto dat binnen het zichtveld van
de sensoren valt. De sensors kunnen in horizontale
richting obstakels op een afstand van ongeveer 30
tot 200 cm van het achterpaneel/de achterbumper
detecteren, afhankelijk van de plaats, het type en
de richting van het obstakel.
ParkSense® waarschuwingsschermHet ParkSense® waarschuwingsdisplay wordt
alleen weergegeven wanneer
"Sound and Dis-
play" (Geluid en weergave) wordt geselecteerd
in het deel met door de klant te programmeren
functies van het elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) of van het Uconnect® sys-
teem (indien beschikbaar). Raadpleeg voor
meer informatie de paragraaf "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)/Persoonlijke
instellingen (door de klant te programmeren
functies)" of"Uconnect® instellingen" (indien
beschikbaar) in het hoofdstuk "Het instrumen-
tenpaneel".
Het ParkSense® waarschuwingsscherm bevindt
zich in het elektronische voertuiginformatiecen-
trum (EVIC). Het zorgt voor visuele waarschuwin-
gen om de afstand tussen de achterzijde - bum-
per en het gedetecteerde obstakel weer te geven.
Raadpleeg voor meer informatie "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)/Instellingen "in
"Het instrumentenpaneel ".
147
Meldingen op het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
•Front Seatbelts Unbuckled (voorste veilig-
heidsgordels niet vastgegespt)
• Driver Seatbelt Unbuckled (Bestuurdersgor-
del niet vastgegespt)
• Passenger Seatbelt Unbuckled (passagiers-
gordel niet vastgegespt)
• Service Airbag System (airbagsysteem ver-
eist onderhoud)
• Traction Control Off (traction control uit)
• Washer Fluid Low (ruitensproeiervloeistof
bijna op)
• Oil Pressure Low (oliedruk laag)
• Olieverversing vereist
• Fuel Low (brandstof laag)
• Service Antilock Brake System (antiblokkeer-
systeem vereist onderhoud)
• Service Electronic Throttle Control (elektroni-
sche gasklepregeling vereist onderhoud) •
Service Power Steering (stuurbekrachtiging
vereist onderhoud)
• Cruise Off (cruisecontrol uitgeschakeld)
• Cruise Ready (cruisecontrol gereed)
• Cruise Set To XXX MPH (cruisecontrol inge-
steld op XXX mph)
• Tire Pressure Screen With Low Tire(s) “In-
flate Tire to XX” (bandenspanning-scherm
met te lage bandenspanning(en) "band op-
pompen tot XX")
• Service Tire Pressure System (bandenspan-
ningscontrolesysteem vereist onderhoud)
•
Parking Brake Engaged (handrem inge-
schakeld)
• Brake Fluid Low (remvloeistofpeil laag)
• Service Electronic Braking System (elektro-
nisch remsysteem vereist onderhoud)
• Engine Temperature Hot (motortemperatuur
hoog)
• Battery Voltage Low (accuspanning laag)
• Service Electronic Throttle Control (elektroni-
sche gasklepregeling vereist onderhoud) •
Lights On (verlichting aan)
• Right Turn Signal Light Out (richtingaanwij-
zer rechts uit)
• Left Turn Signal Light Out (richtingaanwijzer
links uit)
• Turn Signal On (richtingaanwijzer aan)
• Vehicle Not in Park (auto niet in
parkeerstand)
• Key in ignition (sleutel in contactslot)
• Key In Ignition Lights On (sleutel in contact,
lampen aan)
• Remote Start Active Key to Run (starten op
afstand actief Sleutel voor starten)
• Remote Start Active Push Start Button (star-
ten op afstand actief Druk op startknop)
• Remote Start Aborted Fuel Low (starten op
afstand afgebroken Brandstof laag)
• Remote Start Aborted Too Cold (starten op
afstand afgebroken Te koud)
• Remote Start Aborted Door Open (starten op
afstand afgebroken Portier open)
190
•Selected Ride Height Not Permitted (gese-
lecteerde rijhoogte niet toegestaan)
• Service Air Suspension System Immediately
(luchtveringsysteem vereist onmiddellijk
onderhoud)
• Reduce Speed To Maintain Selected Ride
Height (verlaag snelheid om geselecteerde
rijhoogte te handhaven)
• Air Suspension System Cooling Down
Please Wait (luchtveringsysteem koelt af
Even wachten a.u.b.)
• Vehicle Cannot Be Lowered Door Open
(voertuig niet kan worden verlaagd Portier
open)
• Off Road 2 Watch For Clearance (terreinrij-
den 2 Let op bodemvrijheid)
• Entry/Exit Watch For Clearance (instappen/
uitstappen Let op bodemvrijheid)
• Air Suspension Temporarily Disabled For jac-
king And Tire Change (luchtvering tijdelijk
uitgeschakeld voor krikken en band
verwisselen) •
Battery Low Start Engine To Change Ride
Height (accu laag, start motor om de rij-
hoogte te wijzigen)
Het gedeelte met instelbare indicatoren bestaat
uit witte indicatoren aan de rechterzijde, oranje
indicatoren in het midden en rode indicatoren
aan de linkerzijde.
Oranje indicatoren in EVICIn dit gedeelte worden instelbare oranje indica-
toren getoond. Voorbeelden van deze indicato-
ren zijn:
• Laag brandstofpeil
Als het brandstofpeil is gezakt tot on-
geveer 11,0 liter (3,0 gal), gaat dit
lampje aan en blijft het branden tot er
brandstof wordt bijgevuld.
• Laag peil ruitensproeiervloeistof
Dit lampje gaat branden om aan te
geven dat het peil van de ruiten-
sproeiervloeistof laag is. •
Versnellingsbaktemperatuur
Deze indicator geeft aan dat de
temperatuur van de transmissie-
vloeistof te hoog is. Dit kan gebeu-
ren bij veeleisend gebruik, zoals
het trekken van een aanhanger.
Wanneer dit lampje gaat branden, zet dan de
auto veilig stil aan de kant van de weg. Schakel
vervolgens naar NEUTRAL en laat de motor
stationair of met een hoger toerental draaien tot
het lampje dooft.
• Waarschuwing Forward Collision vereist
onderhoud
Dit lampje waarschuwt u voor een mogelijke
aanrijding met het voertuig vóór u en spoort u
aan om actie te ondernemen om een aanrijding
te voorkomen. Raadpleeg de paragraaf "Adap-
tieve cruisecontrol (ACC)" in het hoofdstuk"De
functies van uw auto" voor meer informatie
hierover.
192