
47
Kenmerken van uw auto
Voorzorgsmaatregelen voor de
Smart Key
✽✽AANWIJZING
Als u de Smart Key verliest, kunt u de motor niet starten. Voor het indien
nodig wegslepen van uw auto
adviseren we u contact op te nemen
met een officiële HYUNDAI-dealer.
Er kunnen per auto maximaal 2
Smart Keys worden geregistreerd. Als
u een Smart Key verloren bent,
adviseren we u contact op te nemen
met een officiële HYUNDAI-dealer.
Onder de volgende omstandigheden
werkt de Smart Key niet:
- Als de Smart Key zich in de buurtvan een andere zender (bijvoorbeeld
van een radiostation of een
luchthaven) bevindt, waardoor de
normale werking van de Smart Key
verstoord wordt.
- De Smart Key bevindt zich in de
buurt van een radio met zend- en
ontvangstinstallatie of een mobiele
telefoon. (Vervolg)(Vervolg)
- Dicht bij uw auto wordt de SmartKey van een andere auto gebruikt.
Vergrendel en ontgrendel de portieren
met de contactsleutel wanneer de Smart
Key niet correct werkt. Als u een
probleem hebt met de Smart Key,
adviseren we u contact op te nemen met
een officiële HYUNDAI-dealer.
Wanneer de Smart Key zich erg dicht
bij uw mobiele telefoon of smartphone
bevindt, kan het signaal van de Smart
Key worden verstoord door het
gebruik van uw mobiele telefoon of
smartphone. Dit geldt met name
tijdens het voeren van een
telefoongesprek, het ontvangen van
een oproep, het versturen van sms-
berichten en/of het versturen en
ontvangen van e-mailberichten.
Bewaar de Smart Key daarom niet in
dezelfde broek- of jaszak als uw
mobiele telefoon of smartphone; zorg
dat er voldoende afstand is tussen
beide apparaten.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de Smart Key niet
nat wordt. Beschadiging van de
Smart Key door water of andere vloeistoffen, valt niet onder defabrieksgarantie.
OPMERKING
Houd de Smart Key uit de buurt van elektromagnetische materialen die
de elektromagnetische golven naar de sleutel tegenhouden.

411
Kenmerken van uw auto
Voorzorgsmaatregelen afstandsbediening
✽✽AANWIJZING
In de volgende omstandigheden werkt
de afstandsbediening niet:
Als de contactsleutel in het contactslot zit.
Als de afstandsbediening buiten het
bereik is van de ontvanger (ongeveer
10 m [30 feet]).
Als de batterij in de afstandsbediening (bijna) leeg is.
Als het signaal wordt geblokkeerd door andere auto's of objecten.
Als de buitentemperatuur extreem laag is.
Als de afstandsbediening zich in de buurt bevindt van een radiozender of
een luchthaven, waardoor de normale
werking van de afstandsbediening
verstoord wordt.
Vergrendel en ontgrendel de portieren
met de contactsleutel wanneer de
afstandsbediening niet juist werkt.
Als u een probleem hebt met de
afstandsbediening, adviseren we u
contact op te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer. (Vervolg)(Vervolg)
Wanneer de afstandsbediening zich
erg dicht bij uw mobiele telefoon of
smartphone bevindt, kan het signaal
van de afstandsbediening worden
verstoord door het gebruik van uw
mobiele telefoon of smartphone. Dit
geldt met name tijdens het voeren van
een telefoongesprek, het ontvangen
van een oproep, het versturen van
sms-berichten en/of het versturen en
ontvangen van e-mailberichten.
Bewaar de afstandsbediening daarom
niet in dezelfde broek- of jaszak als
uw mobiele telefoon of smartphone;
zorg dat er voldoende afstand is
tussen beide apparaten.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de
afstandsbediening niet nat wordt.Beschadiging van de
afstandsbediening door water of andere vloeistoffen, valt niet onderde fabrieksgarantie.
OPMERKING
Door het aanbrengen van wijzingenen aanpassingen waarvoor geen
toestemming is verleend, kunnen de rechten van de gebruiker komente vervallen. Als de portiervergrendeling met
afstandsbediening door wijzigingenof aanpassingen waarvoor geen toestemming is verleend niet meer
bediend kan worden, valt dit niet onder de fabrieksgarantie.
OPMERKING
Houd de afstandsbediening uit debuurt van elektromagnetischematerialen die de elektromagnetische golven naar de
sleutel tegenhouden.

435
Kenmerken van uw auto
Rolgordijn
Het zonnescherm wordt automatisch met
het glaspaneel geopend wanneer dit
openschuift. U moet het echterhandmatig sluiten.
OPMERKING
Het zonnescherm schuiftgelijktijdig met het schuif-
/kanteldak open. Laat het zonnescherm niet dichtzitten alshet schuif-/kanteldak geopend is.
OBK049019
OPMERKING
Verwijder van tijd tot tijd het vuil dat zich verzameld heeft op de
geleiderail.
Wanneer u het schuif-/kanteldak probeert te openen bijtemperaturen onder het
vriespunt, of als het dak bedekt is met sneeuw of ijs, kan hetglaspaneel of de motor beschadigd raken.
Wanneer het schuif-/kanteldak gedurende een langere periodewordt gebruikt, kan stof tussenhet schuif-/kanteldak en hetdakpaneel een geluid
veroorzaken.
Open het schuif-/kanteldak enverwijder het stof regelmatig met een schone doek.

439
Kenmerken van uw auto
Binnenspiegel
Stel de binnenspiegel zo af dat u in het
midden van de spiegel het midden van
de achterruit ziet. Stel de spiegel af
voordat u gaat rijden.
Binnenspiegel met dag-/nachtstand
Stel de spiegel af voordat u wegrijdt en
deze in de dag-stand staat.
Trek de hendel onder aan de spiegel naar u toe om de spiegel in de
nachtstand te zetten om verblinding door
de koplampen van achteropkomend
verkeer te voorkomen.
Houd er rekening mee dat het beeld in despiegel in de nachtstand minder duidelijk is dan in de dagstand.
Elektrochromatische binnenspiegel
(ECM - Electric chromic mirror) (indien van toepassing)
De elektrochromatische binnenspiegel
voorkomt automatisch verblinding door
achteropkomend verkeer. De sensor in
de spiegel registreert de lichtinval en
absorbeert door middel van een
chemische reactie de weerspiegelingen
van de koplampen van
achteropkomende auto's.
Zodra de motor draait, worden de lichtreflecties automatisch gedimd. Als de selectiehendel in de
achteruitstand (R) wordt gezet, wordt debinnenspiegel in de helderste stand
gezet om het uitzicht naar achteren zo
duidelijk mogelijk te maken.
SPIEGELS
WAARSCHUWING -
Zicht
naar achteren
Zorg er indien mogelijk voor dat het
uitzicht door de achterruit niet
belemmerd wordt.
WAARSCHUWING
Wijzig de binnenspiegel niet en
monteer geen grotere spiegel.
Hierdoor kan tijdens een ongeval of
bij het activeren van de airbagletsel ontstaan.
OPMERKING
Gebruik voor het reinigen van de spiegel een papieren doekje of vergelijkbaar materiaal dat vochtigis gemaakt met glasreiniger. Spuit
niet direct glasreiniger op despiegel. Hierdoor kan er glasreiniger in de spiegel komen.
OBK049115N
Dagstand
Nochtstand

Kenmerken van uw auto
54
4
✽✽
AANWIJZING
Als de auto niet op een horizontaal vlak staat of als de accupolen
losgenomen zijn, kan het gebeuren dat
de functie ACTIERADIUS niet goed
werkt.
Indien er minder dan 6 liter (1,6
gallon) brandstof getankt wordt,
wordt dat niet door de
boordcomputer geregistreerd.
Het brandstofverbruik (indien van toepassing) en de actieradius zijn
sterk afhankelijk van de
rijomstandigheden, de rijstijl van de
bestuurder en de staat van de auto.
De actieradius is een schatting van de
afstand die met de auto gereden kan
worden. Deze waarde kan afwijken
van de werkelijke afstand.
Actueel brandstofverbruik
(l/100km of MPG)
In deze stand wordt iedere paar
seconden het actuele brandstofverbruik
berekend op basis van de afgelegde
afstand en de hoeveelheid ingespoten
brandstof.
✽✽ AANWIJZING
U moet sneller dan 10 km/h (6 mph)
(type A) of 5 km/h (3 mph) (type B)
rijden om deze modus het actuele
brandstofverbruik te laten berekenen.
Gemiddelde snelheid (km/h of MPH)
In deze stand wordt de gemiddelde
snelheid berekend sinds de laatste keerdat de gemiddelde snelheid gereset
werd.
Zolang de motor draait, blijft de
gemiddelde snelheid doorlopen, ook alsde auto stilstaat. Door de RESET - toets langer dan 1
seconde ingedrukt te houden als het
scherm met de gemiddelde snelheid
wordt weergegeven, wordt de
gemiddelde snelheid teruggezet naar nul(---).
OBK042040L
■
Type A ■Type BOBK042041L
■
Type A ■Type B

Kenmerken van uw auto
68
4
Schakelstandindicator
(indien van toepassing)
Schakelstandindicator
automatische transmissie
In het display wordt weergegeven welke
van de stand van de selectiehendel
geselecteerd is.
Schakelstandindicator
handgeschakelde transmissie
Dit controlelampje geeft aan in welke
versnelling u het beste kunt rijden om
brandstof te besparen.
Bijvoorbeeld
: Geeft aan dat opschakelen naar de 3eversnelling wenselijk is.
(De selectiehendel staat in de 2e
versnelling.)
: Geeft aan dat terugschakelen naar de 3e versnelling wenselijk is.
(De selectiehendel staat in de 4e
versnelling.)
Als het systeem niet goed werkt, wordt
de indicator niet weergegeven.
Controlelampje mistlampen vóór (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden als de
mistlampen vóór worden ingeschakeld.
Controlelampje mistlampen achter
(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden als de
mistlampen achter worden ingeschakeld.
Mistachterlicht bevindt zich alleen aan de bestuurderskant.
Waarschuwingslampjelaadsysteem
Dit waarschuwingslampje duidt op een
storing in de dynamo of in hetlaadsysteem.
Handel als volgt als het lampje gaat
branden tijdens het rijden:
1. Rijd naar de dichtstbijzijnde veilige locatie.
2. Schakel de motor uit en controleer of de dynamoriem onvoldoende
spanning heeft of gebroken is.
3. Als de dynamoriem in orde is, bevindt het probleem zich in het laadsysteem.
We adviseren u het systeem te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.

471
Kenmerken van uw auto
Controlelampje ESP(voertuigstabiliteitsregeling)
Het controlelampje EPS gaat branden op het moment dat het contact in stand
ON wordt gezet en moet na ongeveer 3
seconden weer doven. Als de
voertuigstabiliteitsregeling is
ingeschakeld, registreert dit systeem de
rijomstandigheden. Zolang deze normaal
zijn, blijft het controlelampje ESP uit.
Zodra het systeem registreert dat de
wielen door willen gaan slippen, wordt de
voertuigstabiliteitsregeling geactiveerden gaat het controlelampje ESP knipperen.
Maar als het ESP-systeem defect is, gaat
het controlelampje branden en blijft aan.
We adviseren u het systeem te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Controlelampje ESP OFF
Het controlelampje EPS OFF gaat
branden op het moment dat het contact
in stand ON wordt gezet en moet na
ongeveer 3 seconden weer doven. Druk
op de schakelaar ESP OFF om de
voertuigstabiliteitsregeling uit te
schakelen. Het controlelampje ESP OFF gaat branden om aan te geven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Als u de parkeerrem gebruikt om de auto tot stilstand te brengen met het ESP-
systeem in de stand-bystand terwijl de
remmen niet goed werken, wordt het
ESP-systeem uitgeschakeld en gaat hetcontrolelampje ESP OFF mogelijk
gedurende ongeveer 5 minuten branden.
OPMERKING
Gebruik de parkeerrem niet om de
auto tot stilstand te brengen. Doe
dit alleen in een noodgeval.
OPMERKING
Wanneer u langere tijd met een brandend controlelampje
motormanagement blijft doorrijden,kan schade aan deemissieregelsystemen ontstaan. Dit kan een nadelige invloed hebben op
de rijprestaties en/of hetbrandstofverbruik.
OPMERKING
Wanneer het controlelampjemotormanagement gaat branden,
kan de katalysator beschadigd zijn.Hierdoor kan het motorvermogenteruglopen.
We adviseren u het systeem te latencontroleren door een officiëleHYUNDAI-dealer.

Kenmerken van uw auto
86
4
Energiebesparingsfunctie
Deze functie voorkomt dat de accu
ontladen raakt.
Het systeem schakelt de
parkeerverlichting automatisch uit
wanneer de contactsleutel wordt
verwijderd (of de motor uitgezet wordt)
en het bestuurdersportier wordtgeopend.
Door deze functue worden de parkeerlichten ook automatisch
uitgeschakeld als de auto in het donker
langs de kant van de weg geparkeerd
wordt.
Volg onderstaande procedure als de
parkeerlichten moeten blijven branden
wanneer de contactsleutel is
verwijderd (of de motor uitgezet is):
1) Open het portier aan
bestuurderszijde.
2) Schakel de parkeerlichten UIT en AAN met de lichtschakelaar op de
stuurkolom. Follow me home koplampen
(indien van toepassing)
Als u het contact in de stand ACC of OFF
zet met ingeschakelde koplampen,
blijven de koplampen gedurende
ongeveer 5 minuten branden. De
koplampen worden echter 15 seconden
nadat het bestuurdersportier is geopend
of gesloten uitgeschakeld.
De koplampen kunnen worden
uitgeschakeld door tweemaal op de
vergrendeltoets van de
afstandsbediening (of Smart Key) te
drukken of door de lichtschakelaar in de
stand UIT te zetten.
De koplampen worden echt niet
uitgeschakeld wanneer het donker is en
u de lichtschakelaar in de stand Auto zet.
Welkomstfunctie koplampen
(indien van toepassing)
Als u, wanneer de koplampen zijn
ingeschakeld of in de stand AUTO staan
en alle portieren (en de achterklep)
gesloten en vergrendeld zijn, op de
ontgrendeltoets van de
afstandsbediening (of de Smart Key)
drukt, gaan de parkeerlichten gedurende
ongeveer 15 seconden branden. Als u op
de vergrendel- of ontgrendeltoets van de
afstandsbediening (of de Smart Key)
drukt, doven de parkeerlichten direct.
VERLICHTING
OPMERKING
Wanneer de bestuurder het voertuig
via een ander portier dan hetbestuurdersportier verlaat, werkt de
energiebesparingsfunctie niet endoven de follow me home- koplampen niet automatisch.Hierdoor kan de accu ontladen
raken. Schakel in dit geval delampen uit voordat u het voertuigverlaat.