F0N0014mfig. 13F0N0015mfig. 14
KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER fig. 14
De wijzer geeft de temperatuur aan van de
motorkoelvloeistof, zodra de koelvloeistoftemperatuur hoger
wordt dan ongeveer 50°C.
Bij normaal gebruik van de auto kan de wijzernaald op
verschillende posities in het bereik staan, afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto.
C Lage koelvloeistoftemperatuur.
H Hoge koelvloeistoftemperatuur.
Als het waarschuwingslampje B gaat branden (op enkele
uitvoeringen verschijnt ook een melding op het
multifunctionele display), dan is de koelvloeistoftemperatuur
te hoog; zet in dat geval de motor uit en wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk. BRANDSTOFMETER fig. 13
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof aan die in de tank
aanwezig is.
E brandstoftank leeg;
F brandstoftank vol (zie de paragraaf “Tanken”).
De inschakeling van het lampje A geeft aan dat in de tank
circa 10/12 liter brandstof (voor versies met tankinhoud van
90/120 liter) of 10 liter (voor versies met tankinhoud van 60
liter) is overgebleven. Rijd niet met een bijna lege
brandstoftank: door een onregelmatige brandstoftoevoer kan
de katalysator beschadigen.
BELANGRIJK Als de wijzernaald op de indicatie E staat en
het waarschuwingslampje A knippert, dan is er een storing in
het systeem. Wendt u in dit geval tot het Fiat Servicenetwerk
om het systeem te laten controleren.
BELANGRIJK Wij raden u aan de extra verwarming
(Webasto) niet in te schakelen als de auto op de
reservebrandstof rijdt.
16
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
17
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als de wijzer van de koelvloeistoftempera-
tuurmeter in het rode gebied komt, zet dan
onmiddellijk de motor uit en wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk.Het geleidelijk doven van de symbolen geeft het dalen van het
olieniveau aan.
Als de oliehoeveelheid voldoende is, branden er 4 of 5
symbolen. Als het vijfde symbool niet gaat branden, betekent
dit niet dat er een storing is of dat er te weinig olie in het
motorcarter zit.
Als het olieniveau lager is dan de minimum waarde, dan
verschijnt op het display de melding dat het minimum
olieniveau is bereikt en dat er olie moet worden bijgevuld.
BELANGRIJK Gebruik voor een exacte meting van het
oliepeil altijd de oliepeilstok (zie de paragraaf “Niveaus
controleren” in het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”).
Na enkele seconden verdwijnen de symbolen die de
oliehoeveelheid weergeven en:
❒als de limiet voor het geprogrammeerd onderhoud bijna
is bereikt, wordt de nog af te leggen afstand weergegeven,
waarbij het symbool
õop het display gaat branden. Als
de limiet is bereikt, verschijnt op het display een
waarschuwing.
❒vervolgens wordt, als de termijn voor het olieverversen
bijna is verlopen, op het display de resterende afstand tot
de volgende olieverversing weergegeven. Als de limiet is
bereikt, verschijnt op het display een waarschuwing. MOTOROLIENIVEAUMETER
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De meter geeft grafisch de hoeveelheid olie in de motor
weer.
Als u de contactsleutel in de stand MAR draait, wordt op de
eerste regel het olieniveau aangegeven met het
branden/doven van vijf symbolen.F0N1021g
21
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Dag
JaarMaand
Deutsch
Français
English
Español
Italiano
Nederland
Português Bijvoorbeeld:
fig. 17 Bijvoorbeeld:
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet
u kort op de knop MODE drukken. Druk op de knop
▲of ▼om in het menu te navigeren.
OPMERKING Als de auto rijdt is om veiligheidsredenen
alleen een beperkt menu (“Beep Snelheid” instellen)
toegankelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebreide
menu toegankelijk.
F0N1020g
MODE
kort
indrukken van
de toets
▲
▼
MENU VERLATENBEEP SNELHEIDSCHEMERSENSOR
TIJD INSTELLEN
DATUM INSTELLEN
ZIE RADIO
AUTOCLOSE
MEETEENHEID
TAAL VOLUME WAARSCHUWINGEN VOL. TOETSEN BUZZ GORDELS (
*) SERVICEBAG PASSAGIER
(*) Functie wordt alleen weergegeven als het SBR-systeem door het Fiat Servicenetwerk is uitgeschakeld.
GEGEVENS TRIP B
MODE
kort
indrukken
van de knop
▲
▼▲
▼▲
▼
▲
▼
▲ ▼
▲ ▼ ▲
▼
▲
▼
▲
▼
▲▼
▲▼
▲▼
▲▼▼
▲
Volumeregeling knoppen (Vol. toetsen)
Het akoestische signaal dat klinkt bij het indrukken van de
knoppen MODE, ▲en ▼kan worden ingesteld op 8 niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenste volume als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MODE; op het display knippert het
“niveau” van het ingestelde volume;
– druk op de knop ▲of ▼om de instelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
Herinschakeling buzzer voor melding SBR-systeem
(Buzz. gordels)
De functie wordt alleen weergegeven als het SBR-systeem
door het Fiat Servicenetwerk is uitgeschakeld (zie de
paragraaf “SBR-systeem” in het hoofdstuk “Veiligheid”). Taal instellen (Taal)
U kunt de taal van het display instellen: Italiaans, Duits,
Engels, Spaans, Frans, Portugees en Nederlands.
Ga om de gewenste taal in te stellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MODE; op het display knippert de
eerder ingestelde “taal”;
– druk op de knop ▲of ▼om de keuze uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
Volumeregeling waarschuwingszoemer
(Vol. waarschuwingen)
Het volume van het akoestische signaal (buzzer) dat klinkt
voor het melden van een storing of waarschuwing, kan
ingesteld worden op 8 niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenste volume als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MODE; op het display knippert het
“niveau” van het ingestelde volume;
– druk op de knop ▲of ▼om de instelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MODE om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
26
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
27
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
OPMERKING Het “Geprogrammeerd Onderhoudsschema”
heeft van de motoruitvoering afhankelijke
onderhoudsintervallen; deze weergave verschijnt automatisch
als de contactsleutel in stand MAR staat vanaf 2000 km (of
1240 mijl) voor een servicebeurt en wordt elke 200 km (of
124 mijl) herhaald. Op dezelfde wijze worden meldingen
betreffende het olieverversen herhaald. Met de knoppen
▲en ▼kan afwisselend de informatie over het
geprogrammeerd onderhoud en het olieverversen worden
weergegeven. Onder de 200 km wordt de weergave met
kleinere intervallen weergegeven. De weergave in km of mijl
is afhankelijk van de ingestelde meeteenheid. Als u dicht bij
de volgende servicebeurt bent en u de contactsleutel in stand
MAR draait, verschijnt op het display het opschrift “Service”
gevolgd door het aantal kilometers/mijlen dat resteert tot de
volgende servicebeurt. Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk
voor het uitvoeren van de werkzaamheden van het
“Onderhoudsschema” en voor het op nul zetten van deze
weergave (reset).
OPMERKING Wanneer het verversen van de olie binnenkort
moet gebeuren, wordt op het display de betreffende melding
getoond wanneer de contactsleutel naar MAR wordt
gedraaid. Als men onder deze omstandigheden blijft rijden,
nemen de motorprestaties af. Wanneer het vervaltijdstip
wordt bereikt, verschijnt de speciale melding op het display
en gaan de lampjes
ven Ubranden. Wendt u zich tot
het Fiat-servicenetwerk. Geprogrammeerd onderhoud (Service)
Geprogrammeerd onderhoud
Deze functie zorgt voor weergave van informatie over de
intervallen waarmee de servicebeurten uitgevoerd moeten
worden.
Ga voor het raadplegen van deze informatie als volgt te werk:
– druk kortstondig op de knop MODE: het display geeft het
interval in kilometers of mijlen aan, op grond van wat eerder
is ingesteld (zie paragraaf "Meeteenheden")
– druk kortstondig op de knop MODE om terug te keren
naar het menuscherm of druk langdurig op de knop om terug
te keren naar het standaardscherm.
Olie verversen
Deze functie geeft informatie over het aantal kilometers
waarna de olie ververst moet worden.
Ga voor het raadplegen van deze informatie als volgt te werk:
– druk kortstondig op de knop MODE: het display geeft een
schatting (afhankelijk van de rijwijze) van het aantal
kilometers tot de volgende olieverversing;
– druk kortstondig op de knop MODE om terug te keren
naar het menuscherm of druk langdurig op de knop om terug
te keren naar het standaardscherm.
53
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0N0043mfig. 52
LUCHTRECIRCULATIE INSCHAKELEN
Draai de knop D in stand
Ò.
Het verdient aanbeveling om de luchtrecirculatie in te
schakelen in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen
dat vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet raadzaam
dit systeem langdurig te laten werken, omdat anders, vooral
als u met meerdere personen in de auto zit, de kans
aanzienlijk toeneemt dat de ruiten beslaan.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen, afhankelijk
van de werking van het systeem (“verwarming” of “koeling”),
de gewenste omstandigheden sneller bereikt worden.
Het is echter niet raadzaam deze functie in te schakelen op
regenachtige of koude dagen, omdat dan de ruiten aan de
binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan.
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning 1 keer per maand
gedurende 10 minuten in. Laat voor het zomerseizoen de
werking van de airconditioning door het Fiat Servicenetwerk
controleren. ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT
EN BUITENSPIEGELS fig. 52)(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Druk op de knop A voor het inschakelen van deze functie: als
deze functie wordt ingeschakeld, gaat het lampje op de knop
branden.
De functie is voorzien van een tijdschakeling, waardoor de
functie na 20 minuten automatisch wordt uitgeschakeld.
U kunt de verwarming eerder uitschakelen door nogmaals de
knop A in te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op de
elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde van de
achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming te
voorkomen.
De airconditioning maakt gebruik van het
koelmiddel R134a. Bij lekkage is dit middel
niet schadelijk voor het milieu. Gebruik in
geen geval andere middelen, zoals R12,
omdat anders de componenten van het systeem
beschadigd kunnen worden.
61
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
HULPVERWARMING
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto kan als optional worden uitgerust met twee
verschillende typen autonome verwarming: één die volledig
automatisch werkt of één die geprogrammeerd kan worden.
AUTOMATISCHE UITVOERING
De extra verwarming wordt automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart en afhankelijk van de buitentemperatuur
en de koelvloeistoftemperatuur. De verwarming schakelt
altijd automatisch uit.
BELANGRIJK Als in periodes met lage buitentemperaturen
het systeem inschakelt, controleer dan of het brandstofniveau
boven het reserveniveau staat. Als dit niet het geval is, kan
het systeem blokkeren en moet u zich tot het Fiat
Servicenetwerk wenden.
De extra verwarming verbruikt, hoewel in
geringe mate, evenals de motor brandstof.
Om mogelijke vergiftiging en verstikking te
voorkomen, mag de extra verwarming nooit, ook
niet voor een korte periode, worden ingeschakeld in
een afgesloten ruimte zoals een garage of
werkplaats die niet is uitgerust met een
afzuigsysteem voor uitlaatgassen.
ATTENTIE!
PROGRAMMEERBARE UITVOERING
De extra verwarming werkt volledig onafhankelijk van de
werking van de motor en zorgt ervoor dat:
❒het interieur van de auto wordt opgewarmd bij uitgezette
motor;
❒de ruiten worden ontdooid;
❒de koelvloeistof van de motor en vervolgens de motor
zelf voor het starten wordt opgewarmd.
Het systeem bestaat uit:
❒een dieselbrander voor het verwarmen van de
koelvloeistof, met een geluidgedempte uitlaat;
❒een doseerpomp verbonden met de brandstofleidingen
van de auto voor brandstoftoevoer naar de brander;
❒een warmtewisselaar verbonden met de slangen van het
koelsysteem van de motor;
❒een regeleenheid verbonden met het verwarmings-
/ventilatiesysteem van het interieur, die de automatische
werking ervan mogelijk maakt;
❒een elektronische regeleenheid voor controle en regeling
van de in de verwarming geïntegreerde brander;
❒een digitale timer A-fig. 55 voor het handmatig
inschakelen van de verwarming of om het inschakeltijdstip
te programmeren.
F0N0150mfig. 55
De extra verwarming verwarmt (in de winter) het interieur,
houdt het op temperatuur en laat gedurende een
vastgestelde tijd de koelvloeistof van de motor circuleren.
Bij het starten van de motor bent u zo verzekerd van een
optimale temperatuur van de motor en van het interieur.
De extra verwarming kan automatisch worden ingeschakeld
als het systeem geprogrammeerd is met de digitale timer, of
handmatig door op de toets “direct verwarmen” van de
timer te drukken.
Nadat de verwarming hetzij handmatig hetzij automatisch is
geactiveerd, schakelt de elektronische regeleenheid de
circulatiepomp in en wordt de brander ontstoken op een
vastgestelde en gecontroleerde manier.
De opbrengst van de circulatiepomp wordt ook
gecontroleerd door de elektronische regeleenheid, zodat de
opwarmperiode tot een minimum beperkt blijft.
62
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het systeem in werking is, schakelt de regeleenheid de
aanjager van het verwarmingssysteem in het interieur in op
de tweede snelheid.
Het vermogen van de brander wordt automatisch door de
elektronische regeleenheid geregeld op basis van de
koelvloeistoftemperatuur.
BELANGRIJK De extra verwarming is uitgerust met een
thermische beveiliging die de brander uitschakelt bij
oververhitting door een te laag koelvloeistofniveau of
koelvloeistoflekkage. Als dit het geval is, moet na het
repareren van het defect in het koelsysteem en/of het
bijvullen van de koelvloeistof en voordat de verwarming weer
wordt ingeschakeld, de programma-keuzetoets worden
ingedrukt.
De verwarming kan spontaan uitgaan door gebrek aan
brandstof of als tijdens de werking de vlam dooft. Voer in dat
geval de procedure uit voor het uitschakelen en probeer de
verwarming weer in te schakelen; als de verwarming dan nog
niet werkt, wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Extra verwarming inschakelen
Als de auto is uitgerust met automatische airconditioning,
stelt de regeleenheid de temperatuur en de luchtverdeling in
bij het inschakelen van de standverwarming. Bij handbediende
airconditioning/verwarming moet voor een maximale werking
van de verwarming gecontroleerd worden of de draaiknop
voor het regelen van de luchttemperatuur in het interieur in
de stand “warme lucht” staat.
Om het interieur voor te verwarmen, moet u de draaiknop
van de luchtverdeling in stand
©zetten.