F0N0140mfig. 152F0N0133mfig. 153
BELANGRIJK Als de airbags in werking treden, ontsnapt een
beetje rook. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op
brand; bovendien kan het oppervlak van het opgeblazen
kussen en het interieur van de auto bedekt zijn met een
laagje poeder: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren.
Als u hiermee in aanraking bent gekomen, moet u zich met
neutrale zeep en water wassen.
De geldigheidsduur van de pyrotechnische lading en van het
spiraalmechanisme is vermeld op het betreffende plaatje in
het dashboardkastje. Laat ze voor het verstrijken van deze
termijn door het Fiat Servicenetwerk vervangen.
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een of meerdere
airbags/gordelspanners zijn geactiveerd, dient u contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om de geactiveerde
airbags/gordelspanners te laten vervangen en de werking van
het systeem te laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en vervanging van
de airbag moeten door het Fiat Servicenetwerk worden
uitgevoerd. ZIJ-AIRBAGS VOOR BESCHERMING VAN HET
HOOFD (WINDOWBAGS) fig. 153
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De headbag is een “gordijn”-systeem en bevindt zich aan de
rechter- en aan de linkerzijde van de auto in de
hemelbekleding aan de zijkant en is afgedekt met een
afwerklijst.
De headbags bieden bescherming aan het hoofd van de
inzittenden voor tijdens een zijdelingse aanrijding, dankzij het
grote effectieve oppervlak van de kussens.
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een zijdelingse botsing
optimaal door het systeem beschermd als hij/zij in de juiste
positie in de stoel zit. Hierdoor kunnen de zij-airbags op de
juiste wijze worden opgeblazen.
BELANGRIJK De frontairbags en/of zij-airbags kunnen ook
worden geactiveerd bij krachtige stoten tegen de onderzijde
van de carrosserie, bijvoorbeeld bij zware botsingen tegen
drempels of stoepranden of obstakels op het wegdek of als
de auto terecht komt in grote gaten of verzakkingen in het
wegdek.
140
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ALGEMENE OPMERKINGEN Aan het einde van de lange levensduur van uw auto, moet u
contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem buiten werking te laten stellen. Bovendien moet bij
verkoop van de auto de nieuwe eigenaar op de hoogte
gesteld worden van het gebruik en de instructies, en moet hij
het instructieboekje ontvangen.
BELANGRIJK Het in werking treden van de gordelspanners,
de frontairbags en de zij-airbags voor wordt door de
elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van het type
ongeval. Als een van deze onderdelen niet in werking treedt,
dan duidt dat niet op een storing in het systeem.
141
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Steun niet met het hoofd, de armen of de
ellebogen tegen het portier, de ruiten of in
het gebied van de headbag (Window Bag) om
verwondingen tijdens het opblazen te voorkomen.
ATTENTIE!
Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
ATTENTIE!
Als u de contactsleutel in stand MAR draait
en het lampje
¬gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden (op het multifunctionele
display verschijnt ook een melding,
voor bepaalde
uitvoeringen/markten
), dan is er mogelijk een storing
in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de
airbags of gordelspanners niet geactiveerd worden
bij een ongeval of, in een zeer beperkt aantal
gevallen, niet op de juiste wijze geactiveerd worden.
Voordat u verder rijdt, dient u contact op te nemen
met het Fiat Servicenetwerk om het systeem direct
te laten controleren.
ATTENTIE!
Bedek de rugleuning van de stoelen voor en
achter niet met hoezen of kleden die niet
zijn voorbereid op het gebruik met sidebags.
ATTENTIE!
Reis niet met voorwerpen op schoot of voor
de borst en houd vooral geen pijp, potlood
enz. in de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag
in werking treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE!
142
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Bedenk dat als de contactsleutel in stand
MAR staat, ook bij uitgezette motor de
airbags geactiveerd kunnen worden als de auto
wordt aangereden door een andere auto. Daarom
mogen, ook als de auto stilstaat, absoluut geen
kinderen op de passagiersstoel voor worden
geplaatst. Als de contactsleutel echter in stand
STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel
beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners)
geactiveerd; als een systeem niet in werking treedt,
betekent dit niet dat het systeem niet goed werkt.
ATTENTIE!
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal,
bij beschadiging of als de auto bij een
overstroming onder water is geweest, het
airbagsysteem door het Fiat Servicenetwerk
controleren.
ATTENTIE!
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje
F(met de frontairbag
aan passagierszijde ingeschakeld) enkele seconden
knipperen, om u eraan te herinneren dat de airbag
aan passagierszijde bij een botsing wordt
geactiveerd. Hierna moet het lampje doven.
ATTENTIE!
De stoelen mogen niet met water worden
afgenomen of met stoom worden gereinigd
(met de hand of in een automatisch wasapparaat).
ATTENTIE!
De frontairbag treedt in werking als de
botsing zwaarder is dan een botsing waarbij
alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee drempelwaarden
in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.
ATTENTIE!
Rijd altijd met beide handen op de
stuurwielrand, zodat bij het in werking
treden van de airbag, het systeem niet wordt
gehinderd door obstakels. Rijd niet met voorover
gebogen lichaam maar ga goed rechtop zitten en
steun tegen de rugleuning.
ATTENTIE!
Haak geen harde voorwerpen aan de
kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen.
De airbag is geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Omdat de
frontairbags niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen
en als de auto van achter wordt aangereden of over
de kop slaat, worden in deze gevallen de inzittenden
uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd. De
gordels moeten dus altijd gedragen worden.
ATTENTIE!
158
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING AIRBAG (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Als het lampje constant blijft branden, geeft dit een storing in
het airbagsysteem aan.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op
het display.
Het lampje
¬storing airbag brandt in geval van storing van het
lampje Fvoor uitschakeling passagiersairbag.
¬
Als u de contactsleutel in stand MAR draait
en het lampje
¬gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden, dan is er mogelijk een
storing in de veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspanners niet
geactiveerd worden bij een ongeval of, in een zeer
beperkt aantal gevallen, niet op de juiste wijze
geactiveerd worden. Voordat u verder rijdt, dient u
contact op te nemen met het Fiat Servicenetwerk
om het systeem direct te laten controleren.
ATTENTIE!
TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Het lampje gaat branden als de motor te warm is.
ç
Als het lampje gaat branden, moeten de volgende
maatregelen worden genomen:
❒bij normale rij-omstandigheden: stop de auto, zet de
motor uit en controleer of het niveau van de
koelvloeistof in het reservoir niet onder het MIN-
merkteken staat. Als dat het geval is, wacht dan enkele
minuten zodat de motor kan afkoelen, open vervolgens
langzaam en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof bij en
controleer of de koelvloeistof tussen het MIN- en MAX-
merkteken op het reservoir staat. Controleer ook of er
geen vloeistof weglekt. Als bij het starten van de motor
het lampje opnieuw gaat branden, wendt u dan tot het
Fiat Servicenetwerk;
❒als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt
gebruikt (bijvoorbeeld het trekken van een aanhanger
bergopwaarts of met volbeladen auto): verlaag de
snelheid en breng, als het lampje blijft branden, de auto
tot stilstand. Wacht 2 tot 3 minuten met draaiende
motor en geef iets gas voor een snellere circulatie van de
koelvloeistof. Zet vervolgens de motor uit. Controleer
het vloeistofniveau zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is het
raadzaam de motor enkele minuten te laten draaien met iets
ingetrapt gaspedaal voordat u de motor uitzet.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
161
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje
Fbrandt als de frontairbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
Bij ingeschakelde frontale passagiersairbag gaat het lampje
Fongeveer 4 seconden vast branden waarna het lampje
moet uitgaan wanneer de contactsleutel in MAR wordt
gedraaid.
Wanneer het lampje
Fknippert om aan te geven dat het
lampje
¬defect is, wordt de passagiersbeveiliging
uitgeschakeld voor markten waar deze optie beschikbaar is,
zoniet blijft hij actief.
STORING IN INSPUITSYSTEEM
(geel)
Als u onder normale omstandigheden de
contactsleutel in stand MAR zet, dan gaat het lampje
branden. Het lampje moet doven als de motor is aangeslagen.
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat
branden, dan duidt dit op een storing in het inspuitsysteem.
Dit kan tot gevolg hebben dat de prestaties verminderen, de
auto slechter gaat rijden en het brandstofverbruik toeneemt.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te
veel van de motor te eisen of met hoge snelheid te rijden.
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
UF
Het lampje Fgeeft bovendien eventuele
storingen van het lampje ¬aan. Dit wordt
aangegeven door het langer knipperen van lampje
Fdan de normale 4 seconden. In dat geval kan het
lampje
¬geen storingen in de airbag-
/gordelspannersystemen aangeven. Voordat u verder
rijdt, dient u contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem direct te laten
controleren.
ATTENTIE!
196
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als een zekering van de veiligheidssystemen
(airbagsysteem, remsysteem), de aandrijving
van de auto (motormanagementsysteem,
regelsysteem van de versnellingsbak) of de
stuurinrichting doorbrandt, wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE!
F0N0095mfig. 205
Zekeringenkast in motorruimte
De zekeringen in de zekeringenkast fig. 208 zijn bereikbaar
nadat het beschermdeksel fig. 207 is verwijderd.
Zekeringenkast (optional) op de rechter middenstijl
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De zekeringen in de zekeringenkast fig. 210 zijn bereikbaar
nadat het beschermdeksel fig. 209 is verwijderd.
TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN
De zekeringen van de auto bevinden zich in drie
zekeringenkasten, op het dashboard, op de rechter stijl in het
interieur, en in de motorruimte.
Zekeringenkast op het dashboard
De zekeringen in de zekeringenkast fig. 206 op het dashboard
zijn bereikbaar nadat de schroeven A-fig. 205 zijn losgedraaid
en het deksel is verwijderd.
F0N0513mfig. 206
198
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast op dashboard fig. 205-206
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Rechter dimlicht F12 7,5
Linker dimlicht F13 7,5
Relais regeleenheid motorruimte, instrumentenpaneel relais regeleenheid (+sleutel) F31 5
Plafondverlichting inzittendenruimte (+accu) F32 7,5
Accusensor voor Start&Stop uitvoeringen (+accu) F33 20
Interieurverlichting minibus (noodgevallen) F34 20
Radio, aircobediening, alarm, tachograaf, "accu-cut-of"-regeleenheid,
Webasto timer (+accu) F36 10
Bediening remlichten (primair), derde remlicht, instrumentenpaneel (+sleutel) F37 7,5
Portiervergrendeling (+accu) F38 20
ABS, ASR, ESP, remlichtbediening (secundair) (+sleutel) F42 5
Ruitensproeier (+sleutel) F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Regeleenheid parkeersensor, radio, bedieningsorganen op het stuurwiel,
middelste dashboard, linker dashboard, aanvullend dashboard,
"accu-cut-of"-regeleenheid (+sleutel) F49 5
Airbag (+sleutel) F50 7,5
Airconditioningsysteem, regeleenheid stuurbekrachtiging, achteruitrijlichten,
sensor water in dieselfilter, debietmeter, tachograaf (+sleutel) F51 5
277
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Grootlichten
– bediening .............................. 68
– grootlichtsignaal ................. 69
– lamp vervangen ................... 185
Grootlichtsignaal ...................... 69
Handmatige klimaatregeling .. 49
Handrem ................................... 145
Handremhefboom ................... 145
Hill Holder ................................ 111
Hoofdsteunen ........................... 40
Identificatiegegevens ............... 227
Identificatieplaatje .................... 227
– carrosserielak ..................... 228
– identificatiegegevens .......... 227
Inbouwvoorbereiding voor
"Isofix" kinderzitje ................. 134
Installatie trekhaak ................... 151
– installatiediagrammen .. 153-154
Instrumenten (paneel) .... 14-15
– brandstofmeter .................. 16
– motorolieniveau meter ...... 17
– multifunctionele display .... 18– snelheidsmeter..................... 15
– temperatuurmeter koelvloei-
stoftemperatuurmeter ...... 16
– toerenteller ......................... 15
– trip computer ..................... 29
Instrumentenpaneel ................ 14
Intensief gebruik van de auto
(onderhoud) ........................... 208
Interieur (onderhoud) ............ 225
Interieuruitrusting .................... 84
"Isofix" kinderzitje ................... 134
Ken uw auto ............................. 3
Kentekenverlichting (lamp
vervangen) ............................... 192
Koelvak ...................................... 84
Koelvloeistoftemperatuurmeter . . 1 6
Koplampen ................................ 107
– koplampafstelling ................ 107
– koplampafstelling in het
buitenland ................................ 108
– lamp vervangen ................... 184
– luchtbundel afstellen .......... 107 Extra onafhankelijke
verwarming ............................. 61
Extra verwarming .................... 60
Extra verwarming achter ....... 66
Fiat CODE ................................ 4
"Fix & Go automatic" .............. 176
Fix & Go automatic (snelle
bandenreparatiekit) ............... 176
Follow Me Home (systeem) .. 70
Frontairbags .............................. 137
Geprogrammeerd
onderhoudsschema ....... 204-206
Gewichten ................................. 241
– bestelwagen ......................... 241
– chassis/schutbord ............... 255
– chassis-cabine ...................... 251
– combi .................................... 259
– dubbele cabine .................... 257
– Panorama ............................. 262
– platformchassis
met cabine ........................... 247
– vrachtwagen ........................ 243
Gordelspanners ......................... 127