TREKKEN VAN AANHANGERSBELANGRIJK
Voor het trekken van aanhangers of caravans moet het voertuig zijn
voorzien van een goedgekeurde trekhaak en een geschikte elektrische
installatie. De montage moet door een vakspecialist worden
uitgevoerd.
Monteer eventuele speciale en/of extra achteruitkijkspiegels conform
de wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van de auto door het gewicht van
een aanhanger of caravan wordt gereduceerd. Ook de remafstand
wordt langer en er is meer tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in bij een helling omlaag om een continu
gebruik van de rem te voorkomen.
Op de trekhaak rust het gewicht van de aanhanger waardoor het
laadvermogen van de auto proportioneel wordt gereduceerd. Om er
zeker van te zijn dat het maximum toelaatbaar getrokken gewicht
(op de typegoedkeuring vermeld) niet wordt overschreden, dient men
in acht te nemen dat deze waarde betrekking heeft op het toelaatbare
gewicht van een volgeladen aanhangwagen, inclusief accessoires en
bagage.
Volg de lokale snelheidsbeperkingen voor auto’s met aanhanger op.
Rijd in geen geval harder dan 100 km/h.
MONTAGE VAN DE TREKHAAKRaapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk voor de montage van de
trekhaak.
De auto kan zijn uitgerust met ABS, maar dit heeft
geen inwerking op het remsysteem van de aanhanger.
Wees dus bijzonder voorzichtig op gladde wegen.Probeer nooit de remwerking van de aanhanger te
beïnvloeden door wijzigingen aan het remsysteem van
de auto uit te voeren. Het remsysteem van de
aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn van het hydraulisch
systeem van de auto.
148WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WINTERBANDENDe winterbanden moeten dezelfde maat hebben als de standaard
geleverde banden: het Alfa Romeo Servicenetwerk staat u bij om de
meest geschikte band te kiezen.
Gebruik winterbanden alleen in geval van ijs of sneeuw op de wegen.
Voor de bandenmaat en de bandenspanning van de winterbanden
moet men zich exact houden aan de aanwijzingen die zijn
aangegeven in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen drastisch
wanneer de profieldiepte minder is dan 4 mm. Vervang in dergelijke
gevallen de wielen.
Door hun specifieke eigenschappen zijn de prestaties van
winterbanden onder normale omstandigheden of wanneer lang op de
snelweg wordt gereden, veel lager dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het gebruik van winterbanden uitsluitend
voor de omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.
Monteer op de vier wielen dezelfde banden (zelfde merk en
profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en het remmen en
voor een betere bestuurbaarheid. Keer de draairichting van de
banden zeker niet om.
De maximumsnelheid voor winterbanden met de
indicatie “Q” is 160 km/h; 190 km/h voor
winterbanden met de indicatie “T” en 210 km/h voor
winterbanden met de indicatie"H". De snelheidsbeperkingen
moeten echter altijd worden gerespecteerd.
SNEEUWKETTINGENHet gebruik van sneeuwkettingen moet aan de plaatselijke
voorschriften voldoen. De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aangedreven wielen).
Controleer de spanning van de sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
Sneeuwkettingen met smalle schakels die maximaal 9 mm uitsteken
buiten het bandprofiel kunnen gemonteerd worden op 195/55 R16",
205/55 R16" en 225/45 R17" banden.
BELANGRIJK Monteer nooit sneeuwkettingen op het noodreservewiel.
In geval van een lekke voorband, vervang dan een achterwiel door het
noodreservewiel en monteer het achterwiel op de vooras. Zo heeft de
vooras twee normale wielen waarop sneeuwkettingen kunnen worden
gemonteerd.
Beperk de snelheid als sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
rijd niet harder dan 50 km/h. Vermijd kuilen,
trottoirbanden en stoepen en rijd geen lange stukken op
sneeuwvrije wegen om de auto en het wegdek niet te beschadigen.
149WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
NOODGEVALLEN
Wij adviseren om in een noodsituatie het gratis telefoonnummer te bellen dat in het garantieboekje is vermeld. U
kunt zich ook verbinden met de site www.alfaromeo.com om de dichtstbijzijnde dealer van het Alfa Romeo
Servicenetwerk te vinden.DE MOTOR STARTENAls het lampje
op het instrumentenpaneel continu blijft branden,
neem dan onmiddellijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STARTEN MET HULPACCUAls de accu leeg is, kan de motor gestart worden met een hulpaccu
met dezelfde of een iets hogere capaciteit dan de lege accu.
Ga als volgt te werk om de auto te starten:
❒verbind de plusklem (+) fig. 120 van de hulpaccu alleen op het door
de pijl aangegeven punt van de autoaccu (OK-aanduiding) en
nergens anders;
❒sluit met een tweede startkabel de minklem (–) van de hulpaccu aan
op een massapunt
op de motor of de versnellingsbak van de
auto die gestart moet worden;
❒verwijder als de motor gestart is, de kabels in de omgekeerde
volgorde los.
Lees voor versies met het Start&Stop systeem, in geval van starten met
een hulpaccu, de paragraaf “Start&Stop systeem” in het hoofdstuk
“Kennismaking met de auto”.
Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk als de motor na
diverse pogingen nog steeds niet gestart kan worden.BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu’s niet
rechtstreeks met elkaar! Als de hulpaccu in een andere auto
is geïnstalleerd, moet accidenteel contact tussen de metalen delen van
beide auto's vermeden worden.
Gebruik nooit een accusnellader om de motor te starten,
aangezien deze de elektronische systemen kan
beschadigen, met name de regeleenheden van de
ontsteking en de inspuiting.Deze procedure moet door ervaren personeel verricht
worden, aangezien verkeerde handeldingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke kracht
kunnen veroorzaken. Bovendien is accuvloeistof giftig en
corrosief: vermijd contact met huid en ogen. Houd open vuur en
brandende sigaretten uit de buurt van de accu en veroorzaak
geen vonken.
151WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒waarschuw de passagiers/omstanders dat de auto wordt opgekrikt;
zorg dat niemand in de nabijheid van de auto komt tot de auto
weer helemaal op grond staat;
❒plaats de slinger D fig. 124 in het huis in toestel A en krik de auto
op tot het wiel enkele centimeters van de grond is;
❒voor versies met wieldeksel, verwijder het wieldeksel na de 4
wielbouten te hebben losgedraaid en draai vervolgens de vijfde
wielbout los om het wiel te verwijderen;
❒zorg dat de contactvlakken van het noodreservewiel en de velg
schoon zijn om het loskomen van de wielbouten te voorkomen;
❒monteer het noodreservewiel door de eerste wielbout twee slagen
aan te draaien in het gat dat zich het dichtst bij het ventiel bevindt;
❒neem de sleutel A fig. 123 en draai de wielbouten volledig vast;
❒draai aan de slinger van de krik D fig. 124 om de auto omlaag te
brengen. Verwijder de krik;❒gebruik de sleutel A fig. 123 om de wielbouten kruiselings vast te
draaien, in de volgorde die is aangegeven in fig. 126;
❒het is raadzaam om bij vervanging van een lichtmetalen velg het
wiel ondersteboven te plaatsen, met het versierde gedeelte naar
boven gericht.
Laat het correcte aanhaalkoppel van de wielbouten zo snel
mogelijk controleren door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Monteer zo snel mogelijk een standaard band, want een normaal wiel
is breder dan het noodreservewiel waardoor de laadvloer van de
bagageruimte oneffen is.
fig. 125
A0K0083
fig. 126
A0K0040
155WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒als na deze handeling nog steeds geen 1,8 bar wordt verkregen
binnen 5 minuten na inschakeling van de compressor, rij dan niet
verder maar neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk;
❒stop na ongeveer 10 minuten en controleer opnieuw de
bandenspanning; vergeet de handrem niet aan te trekken;
❒als een spanning van minstens 1,8 bar wordt gemeten, herstel dan
de correcte bandenspanning (bij draaiende motor en aangetrokken
handrem), ga weer rijden en rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde garage van het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Breng de sticker op een voor de bestuurder goed
zichtbare plaats aan, om eraan te herinneren dat de
band behandeld is met de snelle bandenreparatiekit.
Rijd voorzichtig, met name in bochten. Rijd niet harder dan 80
km/h. Vermijd bruusk accelereren en remmen.
Rij niet verder als de bandenspanning onder 1,8 bar is
gedaald: de Fix&Go Automatic snelle
bandenreparatiekit kan de vereiste wegligging niet
garanderen omdat de band te ernstig beschadigd is. Raapleeg
het Alfa Romeo Servicenetwerk.Informeer de dealer dat de band gerepareerd is met
de snelle bandenreparatiekit. Overhandig de
informatiefolder aan het personeel dat de band zal
repareren die behandeld is met de snelle bandenreparatiekit.
fig. 137
A0K0128
161WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
EEN LAMP VERVANGENALGEMENE INSTRUCTIES❒Controleer alvorens een lamp te vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
❒vervang defecte lampen door exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒controleer na vervanging van een gloeilamp in de koplamp altijd of
de koplampafstelling goed is;
❒als een lamp niet functioneert, controleer dan of de betreffende
zekering is doorgebrand alvorens de lamp te vervangen. Om de
zekeringen te vinden wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk.
Raak alleen het metalen gedeelte van halogeenlampen
aan. Het aanraken van de bol met de vingers kan de
lichtopbrengst en de levensduur van de lamp reduceren.
Als de bol per ongeluk toch wordt aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een doekje gedrenkt met alcohol en vervolgens
laten drogen.Wijzigingen of reparaties aan het elektrisch systeem
die niet correct zijn uitgevoerd en waarbij geen
rekening wordt gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen in de werking en zelfs
brand tot gevolg hebben.In halogeenlampen bevindt zich gas onder druk. Als ze
breken, kunnen er glassplinters wegschieten.
Wegens het hoge voltage mag een gasontladingslamp
(Bi-Xenon) alleen door ervaren personeel vervangen
worden: levensgevaar! Raapleeg het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Bij een lage temperatuur en of bij een hoge
luchtvochtigheidsgraad kan de binnenzijde van de koplamp een beetje
beslagen zijn. Dit is geen defect maar een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de temperatuur- en vochtverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en dat geen enkele nevenwerking
heeft op de normale werking van de lichten. Deze aanslag verdwijnt
geleidelijk aan (van het midden tot de randen) zodra de koplampen
worden ingeschakeld.
163WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BUITENLAMPEN VERVANGENKOPLAMPUNITSDe koplampunits omvatten de gloeilampen voor de parkeer-/
dagverlichting (DRL), het dimlicht, het grootlicht en de
richtingaanwijzers. De plaatsing van de lampen is als volgt fig. 140:AParkeer-/dagverlichting en grootlichtBDimlichtenCRichtingaanwijzersSTADSLICHT/DAGVERLICHTING (DRL)Dit zijn led lampjes. Neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om deze lampen te laten vervangen.
GROOTLICHTGa als volgt te werk om de lamp te vervangen:
❒verwijder het deksel A fig. 141;
❒maak de stekker los A fig. 141 en trek de borglippen B naar buiten;
❒verwijder de lamp C en vervang hem;
❒monteer de nieuwe lamp en zorg voor een optimale vergrendeling,
maak vervolgens de borglippen B vast en sluit de stekker opnieuw
aan;
❒monteer het deksel A fig. 140.
fig. 140
A0K0201
fig. 141
A0K0202
166WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DIMLICHTGa als volgt te werk om de lamp te vervangen:
❒verwijder het deksel B fig. 140;
❒maak de stekker los A fig. 142, trek de borglip B naar voor en
maak hem los door hem naar de binnenkant van de auto te
drukken;
❒verwijder de lamp C en vervang hem;
❒monteer de nieuwe lamp en zorg voor een optimale vergrendeling,
maak vervolgens de borglip B vast en sluit de stekker opnieuw aan;
❒monteer het deksel B fig. 140.
RICHTINGAANWIJZERSVoor
Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen:
❒draai het deksel C fig. 140 een 1/4 slag linksom;
❒vervang de lamp + lamphouder A fig. 143.
Flanken
Dit zijn led lampjes. Neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om deze lampen te laten vervangen.MISTLAMPEN VOOR(voor bepaalde versies/markten)
Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk om deze lampen te laten
vervangen.
fig. 142
A0K0203
fig. 143
A0K0204
167WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER