BELANGRIJK Het “Geprogrammeerd onderhoudsschema” voorziet elke
30.000 km (voor 1.4 benzineversies) en elke 35.000 km (voor 1750
Turbo benzine- en dieselversies) in een servicebeurt. Deze melding
verschijnt automatisch wanneer de sleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, vanaf 2.000 km (of het equivalent in mijl) vóór de
servicebeurt. Deze melding wordt elke 200 km (of het equivalent in
mijl) herhaald. Onder de 200 km wordt deze melding met kortere
intervallen weergegeven. De melding is afhankelijk van de
meeteenheid die is ingesteld, d.w.z. in km of mijl. Wanneer het
onderhoudsinterval bijna is vervallen en de sleutel in de stand MAR
wordt gedraaid, verschijnt de melding "Service" op de multifunctionele
display, gevolgd door het aantal resterende kilometers of mijlen.
Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de
werkzaamheden van het "Geprogrammeerd onderhoudsschema" te
laten verrichten en de melding te resetten.In-/uitschakeling airbags aan
passagierszijde (frontairbag
passagierzijde en zijairbag ter
bescherming van bekken, borst en
schouders - Zijairbag)Deze functie zorgt voor de in-/uitschakeling van de zijairbag aan de
passagierszijde.
Ga als volgt te werk:
❒druk op de SET/
knop en, nadat de melding (Bag pass: Off)
(voor het uitschakelen) of de melding (Bag pass: On) (voor het
inschakelen) op het display is verschenen door het indrukken van de
knoppen "
"en"
", druk nogmaals op de
SET/
knop;
❒op de display verschijnt een bevestigingsmelding;❒druk op de knoppen "
"of"
" om "Ja" te selecteren
(om het inschakelen/uitschakelen te bevestigen) of "Nee" (om te
annuleren);
❒druk kort op de SET/
knop, er verschijnt een
bevestigingsbericht van de gekozen instelling en er wordt
teruggekeerd naar het menuscherm. Houd de knop langer ingedrukt
om terug te keren naar het standaardscherm zonder op te slaan.
Dagverlichting (DRL)Met deze functie kan de dagverlichting automatisch worden in- en
uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk om de functie in- en uit te schakelen:
❒druk kortstondig op de SET/
knop om een submenu weer te
geven;
❒druk kortstondig op de SET/knop om "On" of "Off" op het
display te doen knipperen in functie van wat eerder is ingesteld;
❒druk op de knop "
"of"
" om te kiezen;
❒druk kortstondig op de SET/
knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar
het hoofdmenu zonder op te slaan;
❒houd de SET/
knop nogmaals ingedrukt om terug te keren naar
het standaardscherm of het hoofdmenu in functie van waar men
zich bevindt.
28
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Instapverlichting (Inschakeling/
uitschakeling van de
instapverlichting)(voor bepaalde versies/markten)
Deze functie zorgt ervoor dat het stadslicht, de kentekenverlichting en
de plafondverlichting circa 25 seconden blijven branden wanneer
de portieren of de achterklep worden geopend met de
afstandsbediening, met de volgende uitzonderingen:
❒onderbreking na 5 seconden na het sluiten van een portier
❒onderbreking na vergrendeling met de afstandsbediening
❒onderbreking na een vergrendeling of aan andere bediening met
behulp van de afstandsbediening
Ga als volgt te werk om deze functie in- en uit te schakelen:
❒druk kortstondig op de SET/
knop om "On" of "Off" op het
display te doen knipperen in functie van wat eerder is ingesteld;
❒druk op de knop "
"of"
" om te kiezen;
❒druk kort op de SET/
knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar
het standaardscherm zonder op te slaan.
Menu verlatenDeze functie zorgt voor het afsluiten van de menu-instellingen.
Druk kortstondig op de SET/
knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Druk op de
knop om terug te keren naar de eerste menuoptie.
29WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TRIP COMPUTERALGEMENE INFORMATIEDe Trip computer geeft informatie over de werking van het voertuig
weer op de display, wanneer de contactsleutel in de stand MAR staat.
Deze functie omvat twee afzonderlijke reisfuncties, “Trip A” en Trip
B” genaamd, waarmee de hele reis (dagtrip) van de auto kunnen
worden vastgelegd. Beide functies werken onafhankelijk van elkaar.
Beide functies kunnen gereset worden (reset – begin van een nieuwe
reis).
“Trip A” geeft informatie over:
❒Actieradius
❒Afgelegde afstand
❒Gemiddeld brandstofverbruik
❒Huidig brandstofverbruik
❒Gemiddelde snelheid
❒Reistijd.
“Trip B” geeft informatie over:
❒Afgelegde afstand B
❒Gemiddeld verbruik B
❒Gemiddelde snelheid B
❒Reistijd B.
“Trip B” kan worden uitgeschakeld (zie “Trip B inschakelen”). De
parameters “Bereik” en “Huidig verbruik" kunnen niet worden gereset.
WEERGEGEVEN WAARDENActieradius
Geeft de afstand weer die nog afgelegd kan worden met de brandstof
die in de tank aanwezig is. Hierbij wordt uitgegaan van een rijstijl
die niet verandert.
De display toont de melding '-----' wanneer:
❒de actieradius kleiner is dan 50 km (of 30 mijl)
❒de auto lang stilstaat met een draaiende motor.
BELANGRIJK Het bereik kan variëren in functie van verschillende
factoren: de rijstijl (zie "Rijstijl" in "Starten en rijden"), het type route
(snelweg, stadsverkeer, bergwegen, etc…), en de
gebruiksomstandigheden van het voertuig (beladingstoestand,
bandenspanning, etc…). Bij de programmering van een reis dient men
rekening te houden met deze factoren.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand weer die de auto heeft afgelegd sinds het begin van
een nieuwe reis.
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddeld brandstofverbruik van de auto weer sinds het
begin van een nieuwe reis.
30
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Huidig verbruik
Geeft het huidig brandstofverbruik weer. Deze waarde wordt continu
bijgewerkt. Als de auto stilstaat met draaiende motor verschijnt de
melding “----”opdedisplay.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid weer in functie van de totale tijd die is
verlopen sinds het begin van de reis.
Reistijd
Geeft de tijd weer die is verlopen sinds het begin van een nieuwe reis.Aanwijzingen op de displayTelkens wanneer een parameter wordt weergegeven, verschijnt de
volgende informatie:
❒animatiepictogram in het bovenste gedeelte fig. 9;❒het woord “Trip” (of “Trip A” of “Trip B”) (B);
❒benaming, waarde een meeteenheid van de gekozen parameter (bv.
"Bereik 1500 km") (C).
Na enkele seconden worden de benaming en waarde van de gekozen
parameter vervangen door een pictogram fig. 10.
De pictogrammen van de diverse parameters zijn:
❒
"Bereik";
❒
"Gemiddeld verbruik A” (als Trip A is ingeschakeld, of “B” als
Trip B is ingeschakeld);
❒
"Afstand” (als Trip A is ingeschakeld, of “B” als Trip
B is ingeschakeld);
❒
"Huidig verbruik";
❒"Gemiddelde snelheid A” (als Trip A is ingeschakeld, of “B”
als Trip B is ingeschakeld);
❒"Reistijd ” (als Trip A is ingeschakeld, of “B” als Trip B is
ingeschakeld);
fig. 9
A0K1223
fig. 10
A0K0007
31WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Portieren en achterklep vergrendelen
Druk kort op de knop
: vergrendeling van portieren en achterklep,
uitschakeling van plafondverlichting en een maal knipperen van
richtingaanwijzers (voor bepaalde versies/markten).
Als een of meer portieren open zijn, worden ze niet vergrendeld. Dit
wordt aangegeven door het snel knipperen van de richtingaanwijzers
(voor bepaalde versies/markten). De portieren worden wel bij open
achterklep vergrendeld.
Wanneer een snelheid van meer dan 20 km/h wordt bereikt, worden
de portieren automatisch vergrendeld als deze specifieke functie is
ingesteld (alleen bij versies met multifunctionele herconfigureerbare
display).
Wanneer de portieren van buiten de auto worden vergrendeld (met de
afstandsbediening), gaat een led A fig. 15 enkele seconden branden
en daarna knipperen (bewakingsfunctie).
Wanneer de portieren van binnen de auto worden vergrendeld (door
te drukken op de
knop), blijft de led vast branden.Bagageruimte openen
Druk op de
knop om de bagageruimte met de afstandsbediening
te openen. De richtingaanwijzers knipperen twee maal om aan te
geven dat de achterklep geopend is.
EXTRA AFSTANDSBEDIENINGEN
AANVRAGENHet systeem kan maximaal 8 afstandsbedieningen herkennen. Als een
nieuwe afstandsbediening nodig mocht zijn, neem dan contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk en neem de CODE-card (voor
bepaalde versies/markten), een identiteitsbewijs en de
autodocumenten die de eigendom aantonen mee.
fig. 15
A0K0122
36
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BESCHRIJVINGDe automatische dual-zone klimaatregeling zorgt voor een aparte
temperatuurregeling in twee zones: bestuurderszijde en
passagierszijde.
Het systeem zorgt voor het behoud van het comfort en compenseert
eventuele schommelingen door de klimaatomstandigheden.
OpmerkingDe referentietemperatuur is 22°C voor een optimale
comfortregeling.
De automatisch gecontroleerde parameters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de luchtroosters aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒luchtverdeling naar de luchtroosters aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling van de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor (voor koelen/ontvochtigen van de
lucht);
❒luchtrecirculatie.
Al deze functies kunnen handmatig worden versteld door het systeem
te gebruiken en door een of meer functies te kiezen en de betreffende
parameters te wijzigen. Hierbij wordt echter de automatische regeling
van de functies die handmatig zijn gewijzigd uitgeschakeld: het
systeem grijpt alleen in om veiligheidsredenen.
De handmatige instellingen hebben altijd voorrang boven de
automatische instellingen en blijven opgeslagen tot de AUTO knop
wordt ingedrukt, behalve in de gevallen dat het systeem om
veiligheidsredenen ingrijpt.Als men handmatig een functie aanpast, blijven de andere functies
automatisch geregeld. De hoeveelheid lucht die in het interieur wordt
gevoerd houdt geen verband met de snelheid van de auto; deze wordt
elektronisch geregeld door de ventilator.
De luchttemperatuur in het interieur wordt altijd automatisch geregeld
op basis van de ingestelde temperatuur op de display (behalve
wanneer het systeem is uitgeschakeld of onder bepaalde
omstandigheden waarin de compressor is uitgeschakeld).
Het systeem biedt handmatige instelling van de volgende parameters
en functies:
❒luchttemperatuur aan bestuurderszijde/passagierszijde voor;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling met 7 standen;
❒inschakelen van de compressor;
❒snel ontwasemen/ontdooien;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakeling van het systeem.
Het klimaatregelsysteem meet de luchttemperatuur in het
interieur via een sensor van de gemiddelde
stralingstemperatuur die achter de achteruitkijkspiegel is
gemonteerd; als de conus van deze sensor door een voorwerp is
verstopt, kan zijn dat het systeem niet goed werkt.
58
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
INSCHAKELING VAN DE
KLIMAATREGELINGHet systeem kan op verschillende manieren ingeschakeld worden: het
verdient echter aanbeveling op de AUTO-knop te drukken en de
draaiknop te gebruiken om de gewenste temperatuur in te stellen.
Op die manier wordt de temperatuur, de hoeveelheid en de verdeling
van de lucht in het interieur volledig automatisch door het systeem
geregeld. Het systeem regelt ook de luchtrecirculatie en de inschakeling
van de aircocompressor.
Tijdens de automatische werking van het systeem, kan men op elk
ogenblik de ingestelde temperatuur, de luchtdistributie en de
ventilatorsnelheid wijzigen d.m.v. de betreffende knoppen: het systeem
past automatisch de eigen instellingen aan aan de nieuwe instellingen.
Wanneer tijdens de automatische werking (AUTO) de luchtdistributie
en/of de luchtopbrengst gewijzigd worden en/of de inschakeling
van de compressor en/of de recirculatie, dan verdwijnt de melding
AUTO.
Wanneer tijdens de volledige automatische werking (FULL AUTO) de
luchtdistributie en/of de luchtopbrengst gewijzigd worden en/of
de inschakeling van de compressor en/of de recirculatie, dan
verdwijnt de melding FULL.
Op die manier regelt het klimaatregelsysteem alle functies automatisch,
uitgezonderd de functies die handmatig werden versteld. De
ventilatorsnelheid is gelijk voor alle zones in de passagiersruimte.REGELING LUCHTTEMPERATUURDraai de draaiknop A of L naar rechts of naar links om de
luchttemperatuur te regelen: A knop voor de zone linksvoor, L knop
voor zone rechtsvoor in het interieur. De ingestelde temperaturen
worden op de displays weergegeven.Druk op de MONO-knop om de luchttemperatuur aan beide zijden uit
te lijnen:
Gebruik de draaiknop L om terug te keren naar de gescheiden
regeling van de luchttemperatuur in de twee zones.
Draai de knoppen helemaal naar rechts of links om respectievelijk de
functie HI (maximaal verwarming) of LO (maximale koeling) in te
schakelen. Draai aan de knop om deze functies uit te schakelen en om
de gewenste temperatuur in te stellen.
REGELING LUCHTVERDELINGDoor op een van de knoppen (
/
/
) te drukken, kan
handmatig een van de 7 instellingen voor de luchtverdeling worden
gekozen:
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de
voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.Luchtstroom naar de uitstroomopeningen in het midden en aan
de zijkant van het dashboard om de borst en het gelaat tijdens
het warme seizoen te verkoelen.Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten
voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur, waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen beenruimten
(hetere lucht) en roosters midden/zijkanten dashboard
(koelere lucht). Deze luchtdistributie is bijzonder nuttig in het
voor- en het najaar en op zonnige dagen.
59WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Luchtstroom verdeeld over uitstroomopeningen beenruimten
en uitstroomopeningen voor ontwasemen/ontdooien
voorruit/voorste zijruiten. Deze luchtverdeling zorgt voor
een snelle verwarming van het interieur en voorkomt dat de
ruiten beslaan.Luchtstroomverdeling tussen de uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien voorruit en de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het dashboard. Zo kan de
lucht op de voorruit worden gericht bij sterk zonlicht.
Luchtstroomverdeling naar alle roosters van de auto.
In de AUTO-modus wordt de luchtverdeling automatisch door het
klimaatregelsysteem geregeld (de leds op de knoppen H zijn uit). Bij
handmatige bediening wordt de ingestelde luchtverdeling aangegeven
door de leds op de betreffende knoppen.
In de gecombineerde werkingsmodus, worden de functies geactiveerd
samen met de functies die reeds bij het indrukken van de betreffende
knop actief zijn. Als een knop wordt ingedrukt waarvan de functie
reeds actief is, wordt de werking geannuleerd en gaat de betreffende
LED op de knop uit. Druk op de AUTO-knop om de automatische
regeling van de luchtverdeling na een handmatige instelling te
herstellen.
REGELING VENTILATORSNELHEIDGebruik de draaiknop F om de ventilatorsnelheid te verhogen/
verlagen. De ventilatorsnelheid wordt aangegeven door de leds G op
de knop F.
❒maximum ventilatorsnelheid = alle leds branden;
❒minimum ventilatorsnelheid = één led brandt.
De ventilator kan alleen uitgeschakeld worden als de aircocompressor
is uitgeschakeld met behulp van de knop C.BELANGRIJK Druk op de AUTO-knop om de automatische werking
van de ventilatorsnelheid na een handmatige instelling te herstellen.
AUTO-KNOPDruk op de AUTO-knop (de led op de knop gaat branden) om de
automatische regeling van de volgende instellingen in beide zones in
te schakelen:
❒hoeveelheid en de verdeling van de lucht in het interieur;
❒aircocompressor;
❒luchtrecirculatie
❒alle vorige handmatige instellingen worden gewist.
Dit wordt aangegeven met een brandende led op de AUTO knop.
Wanneer tijdens de volledige automatische werking de
luchtrecirculatie, luchtdistributie, ventilatorsnelheid handmatig
gewijzigd worden of de compressor wordt uitgeschakeld, dan gaat de
led uit. Hiermee wordt aangegeven dat het systeem niet meer
automatisch alle voornoemde functies regelt.
BELANGRIJK Als het systeem de verlangde comfortsituatie in het
interieur niet meer kan garanderen, dan gaat de ingestelde
temperatuur enkele seconden op de display knipperen.
Druk op de AUTO-knop om de automatische werking na een
handmatige instelling te herstellen.MONO-KNOPDruk op de MONO-knop (led op de knop brandt) om de
luchttemperatuur aan passagierszijde uit te lijnen met die aan de
bestuurderszijde.
Deze functie zorgt voor een eenvoudigere temperatuurregeling
wanneer de bestuurder de enige inzittende is.
60
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER