8
Veiligheid153
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning brandt dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, in combinatie met de weergave van een melding.
Als er een afwijking in de bandenspanning van één band wordt geconstateerd, kan deze band worden herkend aan het pictogram of, afhankelijk van de uitvoering, de weergegeven melding.
Verlaag onmiddellijk de snelheid, maak geen bruuske stuurbewegingen en rem niet plotseling hard af. Zet uw auto stil zodra de verkeerssituatie dit toelaat. Gebruik in geval van een lekke band de noodreparatieset of het reservewiel (volgens uitrusting), of controleer de spanning van de vier banden (bij koude banden) als u over een compressor beschikt, bijvoorbeeld die van de bandenreparatieset, of rijd voorzichtig met lage snelheid verder als u niet direct de bandenspanning kunt controleren.
Een lagere bandenspanning is niet altijd zichtbaar aan een vervorming van de band. Beperk u daarom niet alleen tot een visuele controle.
De waarschuwing wordt weergegeven zolang de desbetreffende band(en) niet op spanning is (zijn) gebracht, is (zijn) gerepareerd of is (zijn) vervangen. Het reservewiel (noodreservewiel of wiel met stalen velg) is niet voorzien van een sensor.
Deze waarschuwing wordt ook weergegeven als een of meerdere wielen niet zijn voorzien van een sensor (bijvoorbeeld een noodreservewiel of een reservewiel met stalen velg).
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage bandenspanning" knippert en vervolgens permanent brandt in combinatie met het verklikkerlampje "service", duidt dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren of monteer na een lekke band het wiel met de originele velg, dat is voorzien van een sensor.
In dat geval wordt de bandenspanning niet meer gecontroleerd.
Veiligheid
160
Airbags
Airbags vóór
Activering
De airbags worden geactiveerd, behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A) , in de lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de bestuurder en het stuur of tussen de passagier voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór. B. Impactzone opzij.
De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter). De elektronische schoksensoren registreren de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld: - bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te helpen beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten, - bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels helpen u in deze situaties voldoende te beschermen.
De airbags vóór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen. De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
De airbags werken alleen als het contact aan is. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
9
183
Rijden
Parkeerhulp voor en achter met grafi sche weergave en geluidssignalen
Het systeem wordt ingeschakeld : - zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, - bij vooruitrijden met een snelheid lager dan 10 km/h. Dit wordt aangegeven door een geluidssignaal en door de weergave van de auto op het multifunctionele display.
De afstand tot het obstakel wordt aangegeven door: - geluidssignalen, die elkaar sneller opvolgen naarmate de auto dichter bij het obstakel komt, - een grafische weergave op het multifunctionele display, met blokjes die steeds dichter bij de auto komen. De plaats van het obstakel wordt aangegeven door de luidsprekers die het geluidssignaal weergeven (voor/achter en links/rechts). Als de auto minder dan ongeveer dertig centimeter van het obstakel ver wijderd is, is het geluidssignaal continu hoorbaar en/of verschijnt het symbool "Gevaar", afhankelijk van het type multifunctioneel display.
Dit systeem bestaat uit vier afstandssensoren die zijn aangebracht in de voor- en/of achterbumper. Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat zich achter de auto bevindt. Het waarschuwt u echter niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of gelijksoortige voorwerpen worden waargenomen bij aanvang van de aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer de auto te dicht genaderd is.
184Rijden
De parkeerhulp wordt uitgeschakeld : - als de achteruit wordt uitgeschakeld, - als bij het vooruitrijden de wagensnelheid hoger dan 10 km/h is, - als de auto langer dan 3 seconden stilstaat.
Uitschakelen
Druk op de toets A . Het verklikkerlampje gaat branden en het systeem is volledig uitgeschakeld.
Storing
In het geval van een storing zal bij het inschakelen van de achteruitversnelling dit pictogram worden weergegeven op het instrumentenpaneel en/of een melding op het multifunctionele display verschijnen, in combinatie met een geluidssignaal (kort piepje). Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het systeem zal automatisch worden uitgeschakeld bij het trekken van een
aanhangwagen of de montage van een fietsendrager (auto uitgerust met een door PEUGEOT aanbevolen trekhaak of fietsendrager).
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of bij slecht weer niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Als de sensoren vuil zijn, wordt dit bij het inschakelen van de achteruitversnelling aangegeven door een geluidssignaal (lange piep). Wanneer de auto langzamer rijdt dan ongeveer 10 km/h kunnen omgevingsgeluiden (motor, vrachtwagen, pikhamer, ...) er voor zorgen dat de geluidssignalen van de parkeerhulp worden weergegeven.
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de bestuurder, die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is.
Inschakelen
Druk nogmaals op de toets A . Het verklikkerlampje gaat uit en het systeem is weer ingeschakeld.
9
187
Rijden
Werking
U hebt een beschikbare parkeerplek ontdekt: Druk op de schakelaar A om de functie in te schakelen. Schakel de richtingaanwijzer aan de zijde van de parkeerplek in. Rijd tijdens de meting langs de parkeerplek, met een snelheid van minder dan 20 km/h, en bereid u voor op het inparkeren. Het systeem meet nu de afmetingen van de plek. Het systeem geeft de moeilijkheidsgraad voor het inparkeren aan met een melding op het multifunctionele display, in combinatie met een geluidssignaal.
De functie kan de volgende meldingen weergeven:
Inparkeren mogelijk
Inparkeren moeilijk
Inparkeren niet aanbevolen
De functie wordt automatisch uitgeschakeld: - bij het inschakelen van de achteruitversnelling, - bij het afzetten van het contact, - vijf minuten na het selecteren van de functie of de laatste meting, - als gedurende langer dan een minuut met meer dan 70 km/h wordt gereden.
- De functie blijft na elke meting beschikbaar, zodat bij meerdere opeenvolgende parkeerplekken een meting kan worden uitgevoerd. - Let er bij slecht weer en in de winter op dat de sensoren niet vervuild of bevroren zijn of met sneeuw bedekt zijn. - De functie intelligente parkeerhulp schakelt de parkeerhulp aan de voorzijde tijdens de meting uit zolang de auto vooruitrijdt.
Laat het systeem bij een storing controleren bij het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de zijdelingse afstand tussen uw auto en de parkeerplek te groot is, bestaat de kans dat het systeem geen meting uitvoert.
11
Praktische informatie203
Het gereedschap bevindt zich in de bagageruimte.
Toegang tot het gereedschap
Wiel verwisselen
In het geval van een lekke band kunt u het wiel ver wisselen volgens de onderstaande procedure.
Zet het contact altijd af (verklikkerlampje Ready uit) als u werkzaamheden aan de auto wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch starten van de motor te voorkomen.
Zorg ervoor dat bij gebruik van hefgereedschap (bijvoorbeeld een krik) altijd de steunpunten voor de krik worden gebruikt om te voorkomen dat de hoogspanningskabels beschadigd raken.
Detectie te lage bandenspanning
Het reservewiel (noodreservewiel of wiel met stalen velg) is niet voorzien van een bandenspanningssensor. Laat de lekke band repareren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie
216
Toegang tot de zekeringen
Zie de rubriek "Toegang tot het gereedschap".
Zekering N r. Ampère (A)Functies
F820 Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar, multifunctioneel display, controlesysteem bandenspanning, sirene alarm, elektronische eenheid alarm, telematica-eenheid.
F930 12V-aansluiting vóór, aansteker, 12V-aansluiting achter.
F1015 Stuurkolomschakelaars.
F1115 Contactslot met circuit lage stroomsterkte.
F1215 Aanwezigheid aanhanger, regen-/lichtsensor, voeding zekeringen F32, F34, F35.
F135 Servicecentrale motor, elektronische eenheid airbags.
F1415 Instrumentenpaneel, display van het instrumentenpaneel, voeding zekering F33.
F1530 Vergrendeling en supervergrendeling.
F1740 Achterruitverwarming, voeding zekering F30.