1
27
Controle tijdens het rijden
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding op het display van het instrumentenpaneel.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Passagiersairbag
permanent, op het displayvan de verklikkerlampjes
voor de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan
passagierszijde.
De schakelaar in het dashboardkastjestaat in de stand "OFF".
De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
Z
et de schakelaar in de stand "ON" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitjemet de rug in de rijrichting.
CDS/ASR(ESP)
permanent. De toets (op het wegklapbare paneel, linksonder op het dashboard)wordt ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat branden.
De functie CDS/ASR wordt
uitgeschakeld.CDS: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de functie CDS/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie CDS/ASR wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als het systeem is uitgeschakeld, wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden hoger dan ongeveer 50 km/h.
28
Controle tijdens het rijden
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeemen moet de bestuurder actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het display van het
instrumentenpaneel wordt weergegeven.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
STOPpermanent, in combinatie
met een ander
waarschuwingslampje,een geluidssignaal en een
melding op het display. Dit waarschuwingslampje brandt bij een
lekke band, een storing met betrekking tot
het remsysteem of de stuurbekrachtiging, een te lage motoroliedruk, een te hoge koelvloeistoftemperatuur of een ernstigeelektrische storing.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veiligeplaats, omdat u anders het risico loopt op ernstigemotorschade.
Zet het contact af en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Servicetijdelijk.Er is een kleine storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden. Identificeer de storing met behulp van de melding op het display zoals bijvoorbeeld:
- het motorolieniveau,
- de mate van ver vuilin
g van het roetfilter (diesel),
- de stuurbekrachtiging,
- een kleine elektrische storing,
-
...
Raadpleeg in andere gevallen het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
permanen
t. Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden. Identificeer de storin
g met behulp van de melding op het display en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
1
31
Controle tijdens het rijden
Pictogram in het displayvan het instrumentenpaneelStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Motoroliedruk
permanent.Er is een storing in de motorsmering. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laadstroomaccu per manent. Er is een storing in het laadstroomcircuit
van de accu (ver vuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo
ontspannen of gebroken...). Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.
Parkeer de auto op een veili
ge plek.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Een of meer portierengeopend
permanent, in combinatie
met een melding die het
desbetreffende portier
aan
geeft, bij een snelheid lager dan 10 km/h.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
permanent, in combinatie
met een melding die
het desbetreffendeportier aangeeft en eengeluidssignaal, bij een
snelheid hoger dan
10 km/h.
1
33
!
Controle tijdens het rijden
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in:
- zone A
, is de temperatuur in orde,
- zone B, is de temperatuur te hoog. Het
waarschuwingslampje STOPgaat branden,in combinatie met een geluidssignaalen een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats. Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De temperatuur en de druk in het koelcircuit
be
ginnen na enkele minuten rijden te stijgen. Om koelvloeistof bij te vullen: ) wacht tot de motor is afgekoeld, )
draai de dop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen,
)
ver wijder vervolgens de dop, )
vul bij tot aan het merkteken "MA XI".
Deze
geeft bij aangezet contact en tijdens het
rijden de temperatuur van de motorolie aan.
Als de wijzer in gebied Cstaat, is de
temperatuur in orde.
Als de wijzer in gebied Dstaat, is de
temperatuur te hoog.
Ver laag de rijsnelheid om de temperatuur
te verlagen.
Motorolietemperatuurmeter
Wees voorzichtig bij het bijvullenvan de koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul niet bij tot boven hetmaximumniveau (aangegeven op het reservoir).
34
i
Controle tijdens het rijden
*
Volgens land van bestemming.
CHECK (automatische controle van de auto)
Automatische CHECK
Contact aan: alle pictogrammen van degecontroleerde functies worden weergegeven.
Na enkele seconden doven ze. Gelijktijdig wordt automatisch een CHECK(automatische controle van de auto) uitgevoerd.
In het geval van een storing
Er is een "kleine" storing gesignaleerd: de
desbetreffende waarschuwingslampjes gaan branden en vervolgens weer uit.U kunt de auto starten, maar raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Er is een "grote" storing gesignaleerd: de
desbetreffende waarschuwingslampjes
blijven branden, in combinatie met het lampjeSTOP of SERVICE. Start de auto niet.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde
werkplaats.
Handmatige CHECK
Druk op de knop "CHECK"
van het
instrumentenpaneel om de CHECK (automatische controle van de auto) handmatig te activeren.
Met behulp van deze functie kunnen op elk gewenst moment (contact aan of bij draaiende
motor) de aanwezige waarschuwingsmeldingen
worden weergegeven.
Zolang de airbag aan passagierszijde isuitgeschakeld * , wordt het desbetreffende pictogram constant weergegeven.
Het display van het instrumentenpaneel geeft bij draaiende motor en tijdens het rijden
de pictogrammen
weer die een storing aangeven (in geval van een storing).
Als er geen storing wordt gesignaleerd, kunt ude motor starten.
Dimmer verlichting
Druk, als de verlichting brandt, op de
knop Bom de dashboardverlichting en de sfeerverlichting sterker te laten branden of op
de knop Aom de verlichting te dimmen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkteis bereikt.
1
35
i
Controle tijdens het rijden
Onderhoudsindicator
De afstand tot de eerstvolgendebeurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er
geen onderhoudsinformatie op het display. De onderhoudsindicator
geeft aan hoeveelkilometer u nog ver wijderd bent van deeerstvolgende onderhoudscontrole volgens hetonderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator op basis
van twee parameters:
- het aantal af
gelegde kilometers,
- de verstreken ti
jd sinds de laatsteonderhoudscontrole.
De afstand tot de eerstvolgendebeurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaatgedurende 5 seconden de onderhoudssleutel
branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan.Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het contact
verdwi
jnt de sleutel
; de teller geeft weer dekilometerstand en de stand van de dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgendeonderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het displaygedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werking en
blijft de sleutel branden
om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden.
Het pictogram van de sleutel brandtin combinatie met een melding op het display van het instrumentenpaneel.
36
i
i
Controle tijdens het rijden
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 5 seconden de sleutel knipperenom aan tegeven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld:u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeur t met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het displaygedurende 5 seconden het volgende aan:
De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden als hetinter val van twee jaar is overschreden.
Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten van de onderhoudsintervalindicator zal anders niet worden opgeslagen. 5 seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werkin
g enblijft de sleutel branden.
Op 0 zetten van deonderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Voer dit als volgt uit: )
zet het contact af, )
druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, )
zet het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen, )
laat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
)Druk op de knop voor nulstelling van de
dagteller.
De onderhoudsinformatie wordt enkeleseconden weergegeven en verdwijnt
ver volgens weer.
1
37
i
Controle tijdens het rijden
Motorolieniveaumeter
Te w e i n ig olie
Als het motorolieniveau te laag is, wordteen melding op het display van hetinstrumentenpaneel weergegeven.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige motorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de motorolieniveaumeter defect is, wordt een
melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT- net wer k
of een gekwalificeerde werkplaats.
Oliepeilstok
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor
de plaats van de peilstok en het bijvullen van
motorolie voor het motortype van uw auto.
2 merktekens op de peilstok:
Op het display wordt in het gedeelte A
detotale kilometerstand en in het gedeelte Bdedagteller weergegeven.
Druk, als de da
gteller wordt weergegeven,enkele seconden op de knop.
Kilometerteller
Nulstellin
g dagteller
De motorolieniveaumeter geeft aan of het motorolieniveau in orde is.
Bij het aanzetten van het contact wordt eerst
de onderhoudsindicator weer
gegeven en
ver volgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
- A
= maxi
; het olieniveau
mag nooit boven dit niveauuitkomen,-B = mini; als het olieniveau
niet boven het niveau Buitkomt, moet het voor de motor van uw autovoorgeschreven type
motorolie worden bijgevuld
via de vuldop.
Olieniveau correct
Als het motorolieniveau in orde is, wordt een melding ophet display van het instrumentenpaneel weergegeven.