22
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel benzine - diesel
Toerenteller (x 1000 t/min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of diesel). 2. Motorolietemperatuurmeter. 3.Brandstofniveaumeter.4.
Koelvloeistoftemperatuurmeter. 5.
Snelheidsmeter (km/h of mph).
6.Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
7
. Opschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie selectiehendel (gestuurdeA
.Dimmer verlichting.
B.Weergave logboek
waarschuwingsmeldingen.
Informatie over het onderhoud.C.Resetten van de dagteller. hand
geschakelde versnellingsbak of
automatische transmissie).8. Display: waarschuwingsmeldingen,
meldingen over de status van functies,
boordcomputer.
9.Dagteller (km of miles).
10. Automatische ruitenwissers Onderhoudsindicator
(km of miles) ver volgens,
kilometerteller. Beide functies worden achtereenvolgend
weergegeven na het aanzetten van het contact.
Meters en displays Bedieningstoetsen
36
i
i
Controle tijdens het rijden
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 5 seconden de sleutel knipperenom aan tegeven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld:u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeur t met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het displaygedurende 5 seconden het volgende aan:
De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden als hetinter val van twee jaar is overschreden.
Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten van de onderhoudsintervalindicator zal anders niet worden opgeslagen. 5 seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werkin
g enblijft de sleutel branden.
Op 0 zetten van deonderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Voer dit als volgt uit: )
zet het contact af, )
druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, )
zet het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen, )
laat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
)Druk op de knop voor nulstelling van de
dagteller.
De onderhoudsinformatie wordt enkeleseconden weergegeven en verdwijnt
ver volgens weer.
1
39
i
i
i
Controle tijdens het rijden
Tr aject resetten
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als tijdens het rijden de streepjes continuworden weergegeven.
Deze functie wordt alleen weergegeven bij snelheden vanaf 30 km/h.
Deze waarde kan variëren door een gewijzigde rijstijl of het rijden op een helling, waardoor het momentelebrandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Enkele definities...
Actieradius
(km of miles)
De actieradius geeft aan
hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid
brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde
verbruik over de laatste
afgelegde kilometers.
Als de actieradius minder dan 30 km bedraa
gt,
verschijnen streepjes op het display. Na het
tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt deactieradius opnieuw berekend en weergegeven als deze meer dan 100 km bedraagt.
Momenteel verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)Dit is het gemiddelde brandstofverbruik over de laatsteseconden.
Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Dit is het gemiddelde verbruik
sinds de laatste nulstelling van
de boordcomputer.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Dit is de gemiddelde snelheid
sinds de laatste nulstelling van de
boordcomputer (contact aan).
)Druk de toets langer dan twee seconden
in zodra het gewenste traject wordtaangegeven of houd de linker draaiknop op het stuur wiel ingedrukt.
De trajecten "1"
en "2"
zijn onafhankelijk enhebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1"kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject "2"voor een maandelijks verbruik.
2
53
!
Toegang tot de auto
Resetten van de
ruitbediening
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleuteluit het contact. Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daar voor op de desbetreffende schakelaar.Wanneer de bestuurder de ruit aanpassagierszijde bedient, moet dezeer van verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van de ruit verhindert.De bestuurder moet ervan verzekerd zijn datde passagiers op de juiste manier gebruikmaken van de elektrische ruitbediening.Zorg ervoor dat kinderen zich tijdenshet bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.
Als de accu is losgekoppeld geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
te
gen beknellen uitgeschakeld:
- open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de schakelaar omhoog wordt getrokken, sluit de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten,
- houd de schakelaar na het sluiten nog minimaal 1 seconde vast.
2
59
!
Toegang tot de auto
Beveiliging tegen beknellen
Een beveiliging tegen beknellen zorgt ervoor
dat het sluiten van het dak wordt onderbroken
,zowel bij het schuiven als het kantelen. Als het
tegen een obstakel stuit, gaat het gedeeltelijkweer open.
Als het na een tweede poging nog niet lukt het
dak te sluiten, kan het noodzakelijk zijn het
systeem te resetten.
Systeem resetten
Na het opnieuw aansluiten van de accukabels
of bij een storing in het zonnescherm tijdenshet openen of sluiten, moet u het systeemsoms resetten: ) draai de knop naar rechts om het dak tekantelen, )
wacht tot het dak volledig open gekanteld is, )
druk de draaiknop direct in en houddeze gedurende minimaal drie seconden ingedrukt.
Als het dak bi
j het sluiten ongewild opengaat,
voer dan, zodra het dak ophoudt te bewegen,
de volgende handelingen uit:
- draai de knop in de stand "volledig sluiten",
- druk de draaiknop direct in,
-
houd de draaiknop ingedrukt tot het dakvolledig is gesloten.Tijdens deze handelingen werkt de beveiliging tegen het beknellen niet.
De bestuurder moet er voor zorgendat de inzittenden het dak correct gebruiken. Let goed op de kinderen tijdens het openen en sluiten van het dak.
60
!
Toegang tot de auto
U hebt de beschikking over een panoramadak met getint glas, waardoor de lichtinval en het
zicht in het interieur worden vergroot. Hetelektrisch bedienbare zonnescherm zorgt voor een nog beter thermisch en akoestisch comfort
in het interieur.
Dit is elektrisch te bedienen met behulp van een draaiknop.
Openen
Draai de knop linksom(meerdere standen zijn mogelijk).
Beveiliging tegen beknellen
Als het zonnescherm bij het sluiten tegen een
obstakel stuit, stopt het automatisch en gaat hetgedeeltelijk, tot de 2e stand, weer open.
Als het na een tweede keer nog niet lukt, moet
het systeem wellicht gereset worden.
Sluiten
Draai de knop terug in zijn oorspronkelijke stand.
Als de stand van het scherm niet overeenkomt
met de stand op de draaiknop, druk dan de
knop in tot het scherm wel de juiste stand heeft bereikt.
Elektrisch bedienbaar
zonnescherm
Als er iets bekneld raakt tijdens hetbedienen van het zonnescherm, moet ude beweging van het scherm omkeren. Draai hiervoor de draaiknop in de juiste richting.
Let er bij het bedienen van hetzonnescherm op dat niets het correcte sluiten van het scherm kan verhinderen.
Zorg er voor dat de inzittenden hetzonnescherm correct gebruiken.
Let goed op de kinderen tijdens het openen en sluiten van het scherm.
Systeem resetten
Na het opnieuw aansluiten van de accukabels
of bij een storing in het zonnescherm tijdens
het openen of sluiten, moet u het systeem soms resetten: ) draai de draaiknop in de stand
"volledig openen", )
wacht tot het zonnescherm volledig isgeopend, )
druk de draaiknop direct in en houd dezegedurende minimaal drie seconden ingedrukt.
Als het zonnescherm bij het sluiten ongewild
opengaat, voer dan, zodra het zonnescherm
ophoudt te bewe
gen, de volgendehandelingen uit:
- draai de draaiknop in de stand "volledig sluiten",
- druk de draaiknop direct in,
- houd de draaiknop ingedrukt tot het
zonnescherm volledig is gesloten.
Tijdens deze handelingen werkt debeveiliging tegen het beknellen niet.
Panoramadak (SW)
8
177
i
i
Praktische informatie
Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contactop met het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
)Activeer de compressor door de schakelaar Bin de stand "I"
te zetten, tot de
bandenspanning 2,0 bar bedraagt.
Het afdichtmiddel wordt onder druk in
de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van deaansluiting (kans op spatten).
) Ver wijder de set en draai de dop van de
witte slang vast.
Zorg er voor dat restanten van de vloeistof
niet op of in de auto terecht kunnen komen.
Houd de set binnen handbereik. ) Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid (tussen
20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten. ) Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning met de set.
Controlesysteem bandenspanning
Als uw auto is uitgerust met eencontrolesysteem voor de bandenspanning,zal het verklikkerlampje voor te lagebandenspanning na het repareren van een wiel blijven branden tot u het systeem laat resetten door het PEUGEOT- net wer k of een gekwalificeerde werkplaats.
240
01 BASISFUNCTIES
Functie TA (verkeersinformatie)
aan/uit.
Weergave van de lijst met ontvangen radiozenders,
nummers of CD/MP3/Apple®-speellijsten.
Lan
g indrukken: beheer van de structuur van de MP3/WMA-bestanden/bijwerken van de lijst met ontvangen
radiozenders.
Selecteren van degeluidsbron: CD, USB,
AUX, Apple®-speler, Bluetooth Streaming, Radio.
To e
gang tot de"Audio-instellingen
": klankkleur, bassen, hoge tonen, loudness, geluidsverdeling,
balans links/rechts,
balans voor/achter,
snelheidsafhankelijke
volumeregeling.
Annuleren van debewerking, omhoog in demenustructuur.
Lan
g indrukken: terugnaar de permanente
weergave.
Selecteren van hetgolfbereik AM/FM.
Displa
y uitschakelen. T
oets MODE: selecteren
van het type permanente
weergave.
Kort indrukken: onderbreken
/herstellen van het geluid. In
gedrukt houden: resetten van hetsysteem.
Kort indrukken: selecteren
van een in het geheugenopgeslagen radiozender.
Lan
g indrukken: de
radiozender waar uop dat moment naar
luistert opslaan als
voorkeuzezender.
Selecteren:
- van het vorige/volgende item in een lijst of in een menu.
- van de vorige/volgende afspeellijst van de mediadrager.
- stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een
hogere/lagere frequentie.
- van de vorige/volgende MP3-afspeellijst.
De kaart omhoog/omlaag verplaatsen, met de functie "Dekaart verplaatsen".
Draaien: volumeregeling (voor elke geluidsbronafzonderlijk, inclusief de TA-meldingen en navigatie-aanwijzingen).
Selecteren:
- automatisch zoeken naar radiozenders in aflo
pende/
oplopende volgorde.
- van het vori
ge/volgende nummer op de CD, MP3-bestand of mediabestand.
De kaart naar links
/naar rechts verplaatsen in de stand "Dekaart verplaatsen
".
Aan
/uit.