VEI
139
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinde-
ren, huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag be-
lemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van
uw auto de airbagsystemen contro-
leren.
Werkzaamheden aan airbagsyste-
men mogen uitsluitend door het
PEUGEOT-netwerk of door een ge-
kwalifi ceerde werkplaats worden uit-
gevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst
of de armen als de airbag wordt ge-
activeerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de warme
gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten
niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgebla-
zen, kunnen brandende sigaretten of
een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoe-
zen, die in combinatie met actieve
zijairbags gebruikt kunnen worden.
Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u
zich wenden tot het PEUGEOT-net-
werk (zie hoofdstuk "Praktische in-
formatie - § Accessoires").
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen (kleding...): dit zou bij
het afgaan van de airbags kunnen
leiden tot verwondingen aan armen
of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het por-
tierpaneel zitten.
Windowairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbe-
kleding; dit zou bij het afgaan van
de windowairbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van
het dak (indien aanwezig); deze ma-
ken deel uit van de bevestiging van
de windowairbags.
ONDERHOUD
176
NIVEAUS CONTROLEREN
Controleer de onderstaande niveaus
regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij
anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Remvloeistofniveau
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij
aangezet contact worden ge-
controleerd via de motorolieni-
veaumeter op het instrumen-
tenpaneel, of met de oliepeilstok.
Een handmatige controle van het mo-
torolieniveau is alleen betrouwbaar als
de auto op een vlakke, horizontale on-
dergrond staat en de motor minstens
30 minuten niet heeft gedraaid.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter
op het dashboard bij het aanzetten van
het contact binnen 30 minuten de juiste
waarde aangeven. Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkte-
ken "MAXI" te bevinden. Contro-
leer indien dit niet het geval is of
de remblokken van uw auto zijn versleten.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het voorgeschreven verversingsinter-
val.
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
Het stuurbekrachtigingsvloeistofni-
veau dient zich zo dicht mogelijk bij
het merkteken "MAXI" te bevinden.
Draai bij koude motor de dop open
om het niveau te controleren.
Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Wanneer uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, wordt een te
laag vloeistofniveau van de ruiten-
en koplampsproeiers aangegeven
door een geluidssignaal en een melding op
het display van het instrumentenpaneel.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid
het reservoir bij.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, is het gebruik van additie-
ven in de motorolie niet toegestaan.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven remvloeistof die voldoet aan
de DOT4-norm.
Als de motor warm is, wordt de tem-
peratuur van de koelvloeistof geregeld
door de koelventilator. Deze kan ook bij
afgezet contact werken.
Bij uitvoeringen voorzien van een
roetfi lter kan de koelventilator bij
afgezet contact nog (gaan) werken,
zelfs bij koude motor.
Wacht bovendien alvorens werkzaamhe-
den aan het koelsysteem uit te voeren ten
minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft,
omdat het koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen
de dop eerst 2 omwentelingen los om
de druk te laten dalen. Verwijder, als de
druk eenmaal gedaald is, de dop en vul
koelvloeistof bij.
Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkte-
ken "MAXI" te bevinden, maar
mag beslist niet hoger zijn.
Let bij werkzaamheden onder
de motorkap goed op want
bepaalde delen van de mo-
tor kunnen zeer heet zijn (kans op
brandwonden).
Het is normaal om tussen
twee onderhoudsbeurten olie
bij te vullen. PEUGEOT raadt
u aan om elke 5000 kilometer het
olieniveau te controleren en, indien
nodig, olie bij te vullen.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevo-
len motorolie voor uw auto en motoruit-
voering.
Koelvloeistof verversen
De koelvloeistof behoeft niet te worden
ververst.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven koelvloeistof.
PRAKTISCHE INFORMATIE
188
WIEL VERWISSELEN *
Het gereedschap 2 t/m 4 bevindt zich in
een houder midden in het reservewiel
onder de auto.
Het gereedschap 1 en 6 t/m 9 bevindt
zich onder de harmonicagedeelten in
de bekleding van de bagageruimte.
Toegang tot het gereedschap:
)
open de achterklep,
)
til de harmonicagedeelten van de
vloerplaat op.
Toegang tot het gereedschap
In het geval van een lekke band kunt u
het wiel met het bij de auto geleverde
gereedschap verwisselen volgens de
onderstaande procedure.
Dit gereedschap is specifi ek voor uw
auto. Gebruik het niet voor andere
doeleinden.
Beschikbaar gereedschap *
1. Wielsleutel.
Hiermee kan de wieldop worden
verwijderd en kunnen de wielbou-
ten worden losgedraaid.
2. Krik met geïntegreerde slinger.
Hiermee kan de auto worden op-
gekrikt.
3. Gereedschap voor het verwijderen
van sierdoppen (volgens uitvoering).
Hiermee kunnen bij lichtmeta-
len velgen de sierdoppen van de
wielbouten worden verwijderd.
4. Centreerpen.
Hiermee kunnen lichtmetalen vel-
gen op de naaf worden geplaatst.
5. Dop voor het verwijderen van slot-
bouten (in het dashboardkastje).
Hiermee kunnen met behulp van
de wielsleutel de speciale slot-
bouten worden verwijderd.
6. Twee wielblokken om wegrollen
van de auto te voorkomen.
7. Verlengstuk wielsleutel.
Hiermee kan de moer van de
lierkabel worden losgedraaid of
vastgezet.
*
Volgens land van bestemming.
PRAKTISCHE INFORMATIE
199
PEUGEOT is niet aansprake-
lijk voor kosten die voortvloei-
en uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra acces-
soires die niet door aanbevolen en
geleverd worden, en niet volgens
de voorschriften van PEUGEOT zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als
het gezamenlijke stroomverbruik
van de extra accessoires meer dan
10 milliampère bedraagt.
Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elek-
trische circuit van uw auto is
reeds rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduit-
rusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats
voordat u andere elektrische voor-
zieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
ZEKERINGEN VERVANGEN
In het geval van een storing in een be-
paalde functie kunt u de desbetreffende
defecte zekering vervangen volgens de
onderstaande procedure.
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zeke-
ringen bevindt zich aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast
dashboard:
)
verwijder het deksel volledig,
)
maak de tang los.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient
u de oorzaak van de storing op te spo-
ren en te (laten) verhelpen.
)
U kunt aan de draad van een zeke-
ring zien of deze defect is.
)
Gebruik de speciale tang om de ze-
kering uit de zekeringkast te verwij-
deren.
)
Vervang een defecte zekering al-
tijd door een zekering met dezelfde
stroomsterkte.
)
Selecteer de zekering aan de hand
van het nummer op de zekering-
kast, de op de zekering aangegeven
stroomsterkte en het onderstaande
overzicht.
Goed
Defect
PRAKTISCHE INFORMATIE
200
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de
onderzijde van het dashboard (linker-
zijde).
Overzicht zekeringen
Zekering
N°
Ampère
(A)
Functies
F1
15
Ruitenwisser achter.
F2
-
Niet gebruikt.
F3
5
Elektronische eenheid airbags.
F4
10
Automatisch dimmende binnenspiegel,
airconditioning, eenheid veiligheidsschakeling,
multimediasysteem achter.
F5
30
Eentraps elektrische ruitbediening vóór.
F6
30
Eentraps elektrische ruitbediening achter.
F7
5
Plafonniers voor en achter, kaartleeslampjes,
leeslampjes achter, verlichting zonneklep, verlichting
dashboardkastje, verlichting middenarmsteun,
bediening relais 12 V bagageruimte.
254
07
1
3
MEDIA
2ABC3DEF5JKL4GHI6MNO8TUV7PQRS9WXYZ0*#
1RADIO MEDIANAV ESC TRAFFIC
SETUPADDR
BOOK
2
1
3
4
2MEDIA
2ABC3DEF5JKL4GHI6MNO8TUV7PQRS9WXYZ0*#
1RADIO MEDIANAV ESC TRAFFIC
SETUPADDR
BOOK
2ABC3DEF5JKL4GHI6MNO8TUV7PQRS9WXYZ0*#
1RADIO MEDIANAV ESC TRAFFIC
SETUPADDR
BOOK
2ABC3DEF5JKL4GHI6MNO8TUV7PQRS9WXYZ0*#
1RADIO MEDIANAV ESC TRAFFIC
SETUPADDR
BOOK
RADIONAV ESC TRAFFICMEDIA
RADIONAV ESC TRAFFICMEDIA
Sluit het externe apparaat (MP3-speler/camcorder, fototoestel…)
met een JACK/RCA-audiokabel aan op de RCA-aansluitingen (wit en rood (audio-aansluiting), geel (video-aansluiting)) in hetdashboardkastje.
Druk op de toets MEDIA en druk
nogmaals op de toets of selecteer defunctie Menu "Media" en druk op OK
om te bevestigen.
Selecteer de geluidsbron AUXen druk op OK om te bevestigen,
waarna het afspelen automatisch
begint.
Selecteer "Selecteer media" en
vervolgens "Extern toestel (AV)" en
druk op OK om deze te activeren.
Extern toestel
De weer
gave- en bedieningsfuncties verlopen via de externe
apparatuur zelf.
AUX-INGANG (AUX) GEBRUIKEN
Als de AUX-aansluiting niet is geactiveerd, selecteer dan "Beheer extern toestel (Aux)" om deze te activeren.
EEN VIDEO-DVD AFSPELEN
Selecteer de gewenste videobron (Extern toestel (AV), DVD-video). Druk op OK om te bevestigen. De DVD wordt afgespeeld.
Druk op de toets MEDIA om toegang
te kri
jgen tot het Menu Media of defuncties van het DVD-menu voor debeeldinstellingen (helderheid/contrast,
beeldformaat...).
Als de DVD niet op het displaywordt weergegeven, druk dan op de
toets MODE om toegang te krijgen
tot het MEDIA-scherm waarop het
DVD-scherm wordt weer
gegeven.
Plaats de DVD in de speler. De DVD wordt
automatisch af
gespeeld.
Met de 4-weg navigatietoets en de verchroomde draaiknop kan decursor van de DVD-selectie worden verplaatst. Door op de toets
of
te drukken kan een hoofdstuk worden gekozen.
MULTIMEDIASPELERS
AUDIO-/VIDEO-/RCA-KABEL NIET BIJGELEVERD
INDEX
325
Aanhangergewichten ............215,
217, 220
Aansluiting 12V.............102, 104,
109, 110, 114
Aansluitingen
audio/video .........................254
Accessoires ...........................213
Accu...............................177, 206
Accu laden .............................206
Achterruitverwarming...............61
Achteruitrijlicht .......................197
Afmetingen ............................221
Afstandsbediening .......76, 77, 80
Airbags ....................................36
Airbags vóór ..................136, 139
Airconditioning .........................25
Airconditioning
(handbediend) .................59, 60
Alarmknipperlichten ...............128
Alarmsysteem ..........................81
Algemeen menu ....................306
Allesdragers........................... 211
Antispinregeling (ASR) ..........131
Armleuning achter ................. 110
Audio-aansluitingen ......103, 104,
290, 310, 312
Automatische
airconditioning .................59, 62
Automatische
ruitenwissers ...................96, 98
Automatische
transmissie ..................161, 178
Automatisch inschakelen
alarmknipperlichten .............128
Automatisch inschakelen
verlichting ........................91, 94
AUX-aansluiting .............290, 312
Aux-aansluitingen ..........254, 310Bagageafdekking ............ 109-111
Bagageafdekscherm.............. 111
Bagagenet ............................. 113
Bagagenet voor
hoge belading ..................... 112
Bagageruimte ..........................87
Banden ....................................25
Bandenreparatieset .......179, 185
Bandenspanning..............25, 222
Bandenspanningscontrole
(met set) ..............................179
Bandenspanning te laag
(detectie) .............................129
Batterij
afstandsbediening ...........79, 80
Batterij afstandsbediening
vervangen .............................79
Bediening autoradio aan
stuurkolom ..................232, 305
Bediening zonnescherm
panoramadak ......................108
Bekerhouder .......... 102, 109, 110
Beladen ..................... 25, 73, 211
Benzinemotor ..90, 174, 214, 215
Beveiliging tegen
beknellen ......................83, 108
Binnenspiegel ..........................75
Bluetooth
(handsfree set) ........... 255-257,
291, 292, 313
Bluetooth
(telefoon) ..... 255-257, 291, 292
Bochtverlichting ...............95, 194
Boordcomputer ............54, 55, 57
Brandstof .....................25, 89, 90
Brandstofniveaumeter .............89
Brandstoftank ....................89, 90
Brandstof tanken ...............89, 90
Brandstoftank leeg (diesel) ....173
Brandstofverbruik ....................25
Brandstofvuldop.......................89CD-/MP3 -speler ............289, 309
CD MP3 .........................289, 309
Centrale vergrendeling ......77, 86
Claxon ...................................128
Controle motorolieniveau.........40
Controles .......174, 175, 177, 178
AB
CBrandstofvulklep ................89, 90
Brillenhouder .........................102
Buitenspiegels .........................74
Dagteller ..................................41
Dashboardkastje............102, 103
Dashboardverlichting ...............41
Datum
(instellen) ....260, 294, 316, 317
Datum
instellen .......260, 294, 316, 317
Derde remlicht .......................198
Detectie te lage
bandenspanning .................129
Diensten PEUGEOT ..............225
Dieselmotor ....................90, 173,
175, 216, 217, 220
Dimlicht ....................91, 194, 195
Dimmer dashboardverlichting ...41
Display
instrumentenpaneel ......27, 156
Distance alert.........................150
Dynamische noodrem............143
D
Eco-mode ..............................208
Electronic Stability
Program (ESP) ...................130
E
INDEX
329
Xenonlampen ........................194
X
Zekeringen.............................199
Zekeringen vervangen ...........199
Zekeringkast dashboard ........199
Zekeringkast motorruimte ......199
Zij-airbags ......................138, 139
Zijknipperlicht.........................196
Zijspots ..................................100
Zijverlichting...........................100
Zonneklep .............. 102, 103, 115
Zonnescherm
panoramadak ......................108
Zonwering .............................. 115
Zuinig rijden .............................25
Z