IN
E
10
COCKPIT
1.
Contact-/stuurslot.
2.
Stuurkolomschakelaar audio- en
telematicasysteem.
3.
Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
4.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Head-up display.
6.
Multifunctioneel display.
7.
Passagiersairbag.
8.
Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
9.
Dashboardkastje - Aansluitingen
audio/video - Uitschakelen
passagiersairbag.
10.
Middenconsole.
11 .
12V-aansluiting.
12.
Bedieningspaneel verwarming/
airconditioning.
13.
Audio- en telematicasysteem.
14.
Tuimelschakelaars:
- head-up display,
- alarmknipperlichten,
- "Distance alert",
- centrale vergrendeling.
27
CO
INSTRUMENTENPANELEN
De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over
de werking van de auto.
Klokken
1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan
(x 1000 t/min).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan (°Celsius).
3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of
mph).
5. Display.
6. Knop nulstelling of het opnieuw
weergeven van de onderhoudsin-
dicator.
Knop voor de nulstelling van de ge-
selecteerde functie (dagteller of on-
derhoudsindicator) of het opnieuw
weergeven van de onderhoudsindi-
cator.
7. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de licht-
sterkte van de dashboardverlichting,
bij ingeschakelde verlichting.
Raadpleeg voor meer infor-
matie over de werking en de
weergave van een bepaalde
functie de desbetreffende pa-
ragraaf.
32
CO
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Passagiersairbag
permanent.
De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand " OFF
".
De frontairbag aan
passagierszijde is
uitgeschakeld.
In dit geval kunt u een
kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" plaatsen. Zet de schakelaar in de stand " ON
" om de
frontairbag aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen
kinderzitje met de "rug in de rijrichting".
ESP/ASR
permanent. De toets linksonder op
het dashboard wordt
ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat
branden.
De functie ESP/ASR wordt
uitgeschakeld.
ESP: dynamische
stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de functie ESP/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van het systeem, wordt
het automatisch opnieuw ingeschakeld bij
snelheden hoger dan ongeveer 50 km/h.
41
CO
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale kilo-
meterstand van de auto aan.
Dimmer dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van het instru-
mentenpaneel handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven
bij het afzetten van het contact, bij het
openen van het bestuurdersportier en
bij het vergrendelen en ontgrendelen
van de auto.
Dagteller
De dagteller geeft het aantal gereden
kilometers weer nadat de bestuurder de
teller op 0 heeft gezet.
)
Druk bij aangezet contact op de
knop tot de dagteller op 0 staat.
Als de lichten branden, kan
de verlichting niet worden ge-
doofd, maar kunt u deze tot de
zwakste stand instellen.
Inactief
De dashboardverlichting kan niet wor-
den ingesteld als de verlichting van de
auto is uitgeschakeld of, bij auto's met
verlichting overdag, in de dagstand
staat.
Actief
Als de verlichting van de auto is inge-
schakeld:
)
druk op de knop om de lichtsterkte
van het instrumentenpaneel te varië-
ren,
)
als de verlichting de zwakste stand
heeft bereikt, laat de knop dan los en
druk hem opnieuw in om de verlich-
ting weer feller te maken,
of
)
als de verlichting de sterkste stand
heeft bereikt, laat de knop dan los en
druk hem opnieuw in om de verlich-
ting weer zwakker te maken,
)
laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Verander om aan de plaatselijke re-
gelgeving te kunnen voldoen de een-
heid van de afstand (km of mijl) zodat
deze overeenkomt met de eenheid die wordt
gebruikt in het land waar u zich bevindt. Dit
kunt u doen via het confi guratiemenu.
CO
59
Het airconditioningssysteem
is chloorvrij en is niet schade-
lijk voor de ozonlaag.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie enairconditioning
REGELING VENTILATIEACHTER
Draai, na het indrukken van de toets
"REAR", aan de draaiknop voor de zij-
ventilatieroosters achter om de lucht-
hoeveelheid te verhogen of te verlagen.
Let erop dat de zijventilatieroosters en
de uitstroomopeningen in de vloer niet
afgedekt worden.
De luchttoevoer kan worden gestopt
door de ventilatieroosters te sluiten en
de draaiknop op 0 te zetten. Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:
)
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft
gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ver-
verst wordt.
)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur
de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ven-
tilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de
bagageruimte vrij blijven.
)
Kies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht;
bij langdurig gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voor-
ruit en de zijruiten beslaan.
)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.
)
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
)
Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de fi lterelemen-
ten periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij het speciale toe-
gevoegde actieve fi lter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de in-
zittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).
)
Als de airconditioning werkt, gebruikt deze een klein deel van het motorver-
mogen. Dit heeft een hoger brandstofverbruik tot gevolg.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
)
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte
staat te houden.
)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
INDELINGEN
102
INDELING INTERIEUR
1.
Zonneklep
2.
Handgreep met kledinghaak
3.
Opbergvakje
4.
Opbergruimte onder het stuur
5.
Opbergvak
6.
Verlicht dashboardkastje
7.
Portiervakken
8.
12V-aansluiting vóór (120 W)
9.
Opbergvak
10. Peugeot Connect USB
11 .
Bekerhouder
12.
12V-aansluiting achter (120 W)