Waren de veiligheidsgordels van debestuurder en passagier vastge- gespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of
rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen tot
een beter inzicht in de omstandighe-
den waarin botsingen en letsel ont-staan. OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitslui-
tend tijdens extreme ongevalsitua-
ties geregistreerd. Onder normale
rijomstandigheden registreert de
EDR geen privé of overige gege-
vens, zoals naam, geslacht, leeftijd
en ongevallocatie. Het is echter wel
mogelijk dat anderen, bijvoor-
beeld de politie, de EDR-gegevens
combineren met de persoonsgege-
vens die standaard worden opge-
vraagd na ongevallen.
Voor het uitlezen van de geregis-
treerde EDR-gegevens is zowel toe-
gang tot de auto als speciale appara-
tuur nodig. Naast de fabrikant van de auto kunnen ook anderen die over
deze speciale apparatuur beschikken,
zoals de politie, de EDR-gegevens le-
zen indien zij toegang hebben tot de
auto of de EDR.
AUTOGORDELS VOOR KINDEREN
Elke inzittende van uw auto moet al-
tijd de autogordels op de juiste wijze
dragen, ook baby's en kinderen.
Kinderen van 12 jaar en jonger moe-
ten op de achterbank de autogordels
op de juiste wijze dragen. Statistieken
tonen aan dat kinderen veiliger zijn
wanneer ze op de achterste zitplaat-
sen zijn vastgegespt (en niet op devoorstoelen).
WAARSCHUWING!
“Zeer gevaarlijk! Plaats nooit een
kinderzitje achterstevoren op een
stoel die is beveiligd door een
voor-airbag!" Zie de informaties-
ticker op de zonneklep.
Bij een aanrijding kan een niet-
vastgegespt kind of zelfs een baby
als een projectiel naar voren wor-
den geslingerd. Bij een aanrijding
kan zoveel kracht nodig zijn om
een baby op uw schoot te houden
dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent.
De baby en andere inzittenden
kunnen zo ernstig gewond raken.
Voor elk kind in uw auto moet u
het bijbehorende kinderzitje ge-
bruiken, overeenkomend met de
grootte van het kind.
57
lijst. Deze ISOFIX-kinderzitjes vallen
onder de categorieën van "bepaald
voertuig", "beperkt" of "semi-universeel".
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor
ISOFIX-beschermingssystemen voor
kinderen in deze gewichtsklasse en/of
deze grootteklasse.
* = Zowel de linker- als de rechter-
stoel op de tweede zitrij moet in de
gebruiksstand staan. (De zitplaatsen
mogen niet neergeklapt zijn).
** = De binnenste gesp voor de linker
zitplaats moet zich altijd achter
ISOFIX-kinderzitjes bevinden.
Baby's en kleine kinderen
Veiligheidsdeskundigen raden aan
kinderen tot twee jaar, of totdat ze de
lengte- of gewichtslimiet van het kin-
derzitje hebben bereikt, achterstevo-
ren in de auto te vervoeren. Er kunnen
twee soorten kinderzitjes achterstevo-
ren worden gebruikt: babydraagzitjes
en aanpasbare kinderzitjes.
Het babydraagzitje mag u uitsluitend
achterstevoren in de auto plaatsen.
Dit wordt aanbevolen voor kinderen
vanaf hun geboorte totdat ze delengte- of gewichtslimiet van het ba-
bydraagzitje hebben bereikt. Aanpas-
bare kinderzitjes kunnen ofwel ach-
terstevoren of voorwaarts gericht
worden gebruikt in de auto. Aanpas-
bare kinderzitjes hebben meestal een
hogere gewichtslimiet voor de richting
achterstevoren dan babydraagzitjes
en kunnen dus achterstevoren worden
gebruikt bij kinderen die hun draag-
zitje zijn ontgroeid maar nog geen
twee jaar zijn. Kinderen moeten ach-
terstevoren in de auto worden ver-
voerd totdat ze het toegestane maxi-
male gewicht of lengte voor het
aanpasbare kinderzitje bereikt heb-
ben. Beide typen kinderzitjes worden
in de auto bevestigd met een drie-
puntsgordel of het ISOFIX-
bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes. Zie "ISOFIX —
Bevestigingssysteem voor kinderzit-jes".
WAARSCHUWING!
Een achterstevoren te bevestigen
kinderzitje mag u NOOIT op de
voorstoel gebruiken als uw auto is
uitgerust met een frontairbag aan
passagierszijde. Bij opblazen kan
de airbag anders ernstig en zelfs
dodelijk letsel toebrengen aan de
baby.
Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar zijn of het ach-
terstevoren geplaatste aanpasbare
kinderzitje ontgroeid, kunnen voor-
waarts gericht in de auto rijden. Voor-
waarts gerichte kinderzitjes en voor-
waarts geplaatste aanpasbare
kinderzitjes zijn bedoeld voor kinde-
ren die ouder zijn dan twee jaar of
zwaarder of langer zijn dan de
gewichts- of lengtelimiet van het ach-
terstevoren geplaatste aanpasbare
kinderzitje. Kinderen moeten zo lang
mogelijk in een voorwaarts geplaatst
kinderzitje met gordel worden ver-
voerd totdat ze het toegestane maxi-
male gewicht of lengte voor het kin-
derzitje hebben bereikt. Deze typen
kinderzitjes worden tevens in de auto
60
bevestigd met een driepuntsgordel of
het ISOFIX-bevestigingssysteem van
het kinderzitje. Zie "ISOFIX — Be-
vestigingssysteem voor kinderzitjes".
Kinderen die zwaarder of langer zijn
dan de limiet voor het voorwaarts ge-
plaatste kinderzitje, moeten een zit-
verhoger met gordelbevestiging ge-
bruiken totdat de autogordels goed
passen. Als het kind met de rug tegen
de rugleuning op de zitting zit en de
knieën niet kan buigen om de benen te
laten afhangen, moet het kind een
zitverhoger met gordelbevestiging ge-
bruiken. Het kind en de zitverhoger
met gordelbevestiging worden beves-
tigd met behulp van de driepuntsgor-del.
Kinderen die te groot zijn voor
een zitverhoger
Grote kinderen die gemakkelijk een
schoudergordel dragen en zulke lange
benen hebben dat deze vanaf de knie
omlaag hangen als ze met de rug tegen
de rugleuning steunen, moeten de
driepuntsgordels gebruiken en op de
achterbank plaatsnemen. Zorg dat het kind rechtop in de
stoel zit.
Leg de heupgordel laag over de heupen en trek de gordel zo strak
mogelijk aan.
Controleer regelmatig of de auto- gordel goed past. Door de bewegin-
gen van het kind kan de autogordel
een foutieve positie aannemen.
Als de schoudergordel het gezicht of de hals raakt, plaats het kind dan
verder naar het midden van de auto
toe. Als dit niet helpt, kunt u het
kind middenin op de achterbank
zetten en vastgespen met zowel het
heup- als het schoudergedeelte van
de gordel. Sta nooit toe dat een kind
de schoudergordel onder de arm
door of achter de rug langs draagt.
WAARSCHUWING!
Een foutief aangebracht kinder-of babyzitje kan op het kritieke
ogenblik dienst weigeren. Het kan
losschieten bij een aanrijding. Het
kind kan zo ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen. Volg daarom
bij de bevestiging van een kinder-
zitje de aanwijzingen van de fa-
brikant nauwgezet op.
Een achterstevoren te bevestigen
kinderzitje mag u alleen gebrui-
ken op de achterbank. In een ach-
terstevoren geplaatst kinderzitje
op de voorstoel kan een baby of
kind ernstig of zelfs dodelijk ge-
wond raken wanneer de passa-
giersairbag wordt opgeblazen.
Enkele tips om uw kinderzitje op-
timaal te gebruiken:
Controleer voor de aanschaf van een kinderzitje of op een sticker is
vermeld dat het zitje voldoet aan
alle van toepassing zijnde veilig-
heidsnormen. LANCIA raadt u ook
aan voor aanschaf te controleren of
61
maals: volg nauwgezet de aanwijzin-
gen van de fabrikant van het
kinderzitje op wanneer u een kinder-
zitje installeert.WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-
ankers kan ertoe leiden dat het kin-
derzitje niet goed functioneert. Het
kind kan zo ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen. Volg daarom bij de
bevestiging van een kinderzitje de
aanwijzingen van de fabrikant
nauwgezet op.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als
een frontairbag wordt opgeblazen.
Een niet-aangelijnd huisdier kan bij
een noodstop of botsing als projectiel
door de auto worden geslingerd en
letsel oplopen of een passagier ver-wonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerij-
den op de achterbank of in een speci-
ale reismand die is bevestigd met de
autogordels. AANBEVELINGEN BIJ
INRIJDEN VAN DEMOTOR
De motor en aandrijflijn (versnel-
lingsbak en as) van uw auto hebben
geen lange inrijperiode nodig.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de
eerste 100 km kunt u het beste een
snelheid van 80 à 90 km/u aanhou-den.
Terwijl u met constante snelheid rijdt,
vormt nu en dan kort accelereren met
plankgas, binnen de grenzen van de
geldende verkeersregels, een goede
bijdrage tot het inrijden. Accelereren
met plankgas in een lage versnelling
kan slecht zijn en moet worden ver-meden.
De transmissieolie die de fabriek in de
motor heeft aangebracht, is een ener-
giebesparend smeermiddel van een
hoge kwaliteit. Houd bij het olie ver-
versen rekening met de te verwachten
klimaatomstandigheden. Raadpleeg
"Onderhoudsprocedures" in "Onder-
houd van uw auto" voor de aanbevo-
len viscositeit en kwaliteitsklassen.
GEBRUIK GEEN NIET-REINIGENDE OF ONVERMENGDE
MINERALE OLIËN.
Een nieuwe motor kan de eerste paar
duizend kilometer een iets hoger olie-
verbruik hebben. Dat is bij het inrij-
den normaal en duidt niet op een pro-bleem.
Aanvullende vereisten voor
een dieselmotor (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Vermijd bij de eerste 1500 km zware
belastingen, bijv. volgas rijden. Blijf
onder 2/3 van het maximum toelaat-
baar toerental voor elke versnelling.
Schakel op het juiste moment. Scha-
kel niet handmatig terug om te rem-men. VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoeren
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN
DE BAGAGERUIMTE.
67
vervangen. Probeer niet zelf de gor-
dels aan te passen of uit elkaar tehalen.
De autogordelsystemen voorin moe-
ten na een aanrijding worden vervan-
gen. De autogordels moeten onmid-
dellijk worden vervangen als na een
aanrijding blijkt dat er beschadigin-
gen zijn ontstaan (verbogen gor-
delspanner, gescheurde gordelband,
enz.). Wanneer er ook maar enige
twijfel bestaat over de toestand van de
gordels of de rolautomaten, laat de
gordel dan vervangen.
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
Nadat het contact voor het eerst aan is
gezet, zou het lichtje ter controle van
het gloeilampje moeten aangaan en
aan blijven gedurende ongeveer vier
tot acht seconden. Ga naar uw er-
kende dealer als het lampje tijdens het
starten niet oplicht. Wanneer het
lampje blijft branden, knippert of op-
licht tijdens het rijden, laat het sys-
teem dan door een erkende dealer
controleren.Ruitverwarming
Controleer de werking door de ont-
dooistand te selecteren en de aanjager
op de hoogste snelheid te zetten. U
moet nu de lucht kunnen voelen die
langs de voorruit geblazen wordt. Be-
zoek uw erkende servicedealer als het
ontdooimechanisme niet werkt.
Veiligheidsinformatie over vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die
overeenkomen met de afmetingen van
het voetengedeelte van uw auto. U
mag alleen vloermatten gebruiken die
het gebied rondom de pedalen vrijla-
ten en stevig vastliggen, zodat de mat-
ten niet kunnen verschuiven, de baan
van de pedalen kunnen belemmeren
of de veilige werking van uw auto op
een andere manier kunnen verstoren.
WAARSCHUWING!
Als de pedalen niet vrij kunnen be-
wegen, kunt u de controle over de
auto verliezen, waardoor gevaar
voor ernstig letsel ontstaat.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Controleer altijd of de vloermat-
ten op de juiste wijze zijn vastge-
maakt aan de bevestigingspunten
voor de matten.
Plaats nooit vloermatten of an-
dere vloerbedekkingen die u niet
op de juiste wijze kunt vastmaken
en voorkom te allen tijde dat de
matten verschuiven, de baan van
de pedalen belemmeren of de con-
trole over de auto verstoren.
Plaats nooit vloermatten of an-
dere vloerbedekkingen over reeds
aanwezige vloermatten. Extra
vloermatten en andere vloerbe-
dekkingen verkleinen de ruimte
voor de pedalen en belemmeren
de baan van de pedalen.
Controleer regelmatig of de mat-
ten nog correct zijn bevestigd.
Matten die zijn verwijderd om te
worden gereinigd, moeten altijd
op de juiste wijze opnieuw worden
geplaatst en vastgemaakt.
(Vervolgd)
69
WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysator,
zoals hierboven beschreven, kan
warmer worden dan een katalysator
die wel goed werkt. Hierdoor kan
brand ontstaan als u langzaam rijdt
of boven brandbare stoffen par-
keert, zoals droge planten of hout of
karton enz. Dit kan de dood of ern-
stig letsel tot gevolg hebben voor de
bestuurder, de passagiers of ande-
ren.
10. Controle-/storingslampje
elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten) Het controle-/
storingslampje elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESC) in de instrumenten-
groep gaat branden wanneer de con-
tactschakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet. Wanneer de motor
draait, behoort dit lampje uit te gaan.
Wanneer het ESC-indicatie-/
storingslampje permanent blijft bran-
den terwijl de motor draait, is een
storing gedetecteerd in het ESC-
systeem. Als het lampje blijft branden nadat er verschillende keren is gestart
en u meerdere kilometers hebt gere-
den met een snelheid boven 48 km/u,
dient u zo snel mogelijk contact op te
nemen met uw erkende dealer om het
probleem te laten opsporen en verhel-pen. OPMERKING:
Het controlelampje elektronisch
stabiliteitsprogramma UIT en
het controle-/storingslampje
elektronisch stabiliteitspro-
gramma gaan kort branden
wanneer de contactschakelaar
in de stand ON/RUN wordt gezet.
Telkens wanneer het contact wordt ingeschakeld, wordt het
ESC-systeem geactiveerd, ook
wanneer dit eerder werd uitge-schakeld.
Het ESC-systeem maakt zoe- mende of klikkende geluiden
wanneer het actief is. Dit is nor-
maal. De geluiden houden op
wanneer ESC inactief wordt na
de manoeuvre die de activering
van het ESC-systeem heeft ver-oorzaakt. 11. Controle-/storingslampje
elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) uitgeschakeld (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Dit lampje geeft aan dat de
elektronische stabiliteitsre-
geling (ESC) is uitgescha-keld.
12. Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid van de auto aan.
13. Vuldopindicatie De pijl in dit symbool geeft
aan dat de brandstofvul-
klep zich aan de linkerzijde
van de auto bevindt.
14. Brandstofmeter
Wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN staat, toont de meter-
naald het brandstofpeil in de tank.
15. Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem Nadat de contactschakelaar
in de stand ON/RUN is ge-
zet, gaat dit waarschu-
wingslampje gedurende on-
geveer vier tot zes seconden branden
om de werking ervan te controleren.
Wanneer het lampje niet brandt tij-
181
ZEKERINGEN/TIPM
Locatie Patroonzekering Minizekering Omschrijving
M3 — 20 A geel Vergrendeling voor-/achteras/motor vacuümpomp
M4 — 10 A rood Trekhaak
M5 — 25 amp Blanco Omvormer
M6 — 20 A geel Elektrisch aansluitcontact nr. 1 (ACC), regensensor
M7 — 20 A geel Aansluitcontact 2 (ACCU/ACC KEUZE)
M8 — 20 A geel Stoelverwarming voorin (voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
M9 — 20 A geel Stoelverwarming achterin (voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
M10 — 15 A blauw Spanning bij uitgeschakeld contact — videosysteem, sa- tellietradio, dvd, handsfree-module, universele garage-
deuropener, make-upverlichting, streaming video-module
M11 — 10 A rood Spanning bij uitgeschakeld contact – klimaatregeling
M12 — 30 amp Groen Versterker (AMP)/radio
M13 — 20 A geel Spanning bij uitgeschakeld contact — instrumentengroep, SIRENE, klokmodule, multifunctionele schakelaar
M14 — 20 A geel Reservezekering
M15 — 20 A geel Achteruitkijkspiegel, instrumentengroep, multifunctionele schakelaar, TPM-systeem, voorgloeimodule – alleen ex-
port diesel, Assy-keuzehendel (Hall-effect), ruisonder-drukking
M16 — 10 A rood Airbagmodule/module inzittendenclassificatie
M17 — 15 A blauw Achter-/kenteken-/parkeerverlichting links, dagverlich- ting
M18 — 15 A blauw Achter-/parkeer-/dagverlichting rechts
M19 — 25 amp Blanco Automatische uitschakeling nr. 1 en 2
334
ZEKERINGEN/TIPM
Locatie Patroonzekering Minizekering Omschrijving
M20 — 15 A blauw Interieurverlichting instrumentengroep, rij schakelaars, stuurkolommodule, stuurwielschakelaar
M21 — 20 A geel Automatische uitschakeling nr. 3
M22 — 10 A rood Rechter claxon (hoog/laag)
M23 — 10 A rood Linker claxon (hoog/laag)
M24 — 25 amp Blanco Achterruitwisser
M25 — 20 A geel Brandstofpomp, dieselopvoerpomp – alleen export
M26 — 10 A rood Schakelaar elektrische spiegel / schakelaar bestuurders- raam
M27 — 10 A rood Contactschakelaar, draadloze regelmodule, afstandsbedie- ningsmodule, vergrendeling stuurkolom
M28 — 10 A rood Regelmodule aandrijftrein, voeding transmissie, regelmo- dule transmissie
M29 — 10 A rood Module voor classificatie van inzittenden
M30 — 15 A blauw Module achterruitwisser/elektrisch inklapbare buitenspie- gel, J1962 diagnosevoeding
M31 — 20 A geel Achteruitrijlichten
M32 — 10 A rood Airbagmodule, TT EUROPE
M33 — 10 A rood Regelmodule aandrijflijn, regelmodule transmissie
M34 — 10 A rood Parkeersensoren, verwarmingsmodule klimaatregeling, koplampsproeier, kompas, infraroodsensor, achteruitrijca-
mera, lamp portier vooruit rijden/OK, lamp zaklamp,
AHLM, relais diesel interieurverwarming, koelventilatordiesel
M35 — 10 A rood Verwarmde spiegels
M36 — 20 A geel Aansluitcontact nr. 3
335