47
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
KLIMAATREGELING
fig. 56
1.Vaste luchtroosters voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruiten –2.Verstelbare luchtroosters aan de zijkanten –
3.Vaste luchtroosters voor ontwaseming/ontdooiing van de voorruit –4.Verstelbare luchtroosters in het midden –
5.Onderste luchtroosters –6.Luchtroosters onder voor zitplaatsen achter.
L0D0383m
48
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BEDIENINGSKNOPPEN
Adraaiknop voor inschakeling aanjager en regeling aanjagersnelheid
Bdraaiknop voor regeling luchttemperatuur (menging van warme/koude
lucht)
Cdrukknop voor in-/uitschakelen achterruitverwarming
Ddrukknop voor in-/uitschakelen aircocompressor;
Edraaiknop voor instelling luchtverdeling
Fdraaiknop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie.
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
LUCHTROOSTERS IN HET
MIDDEN EN AAN DE ZIJKANT
fig. 57-58
AVaste luchtroosters voor ontwase-
ming/ontdooiing van de zijruiten
BRegelschuif voor het openen/
sluiten van het luchtrooster
CRegelschuif voor het richten van
het luchtrooster en de luchtstroom.
fig. 57L0D0061m
fig. 58 fig. 59L0D0062mL0D0064m
49
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
LUCHTVERDELING
Met de draaiknop Ekan de lucht op
5 manieren over het hele interieur
worden verdeeld:
«luchtstroom uit de luchtroosters in
het midden en de uitstroomope-
ningen aan de zijkant 2 en 4;
Δluchtstroom uit de luchtroosters in
het midden 4 en aan de zijkant
2 en naar de beenruimte 5 en 6
(bilevel-functie);
≈luchtstroom naar de beenruimte
5 en 6;
ƒluchtstroom naar de beenruimte
5 en 6 en naar de voorruit 3;
-voor ontwaseming/ontdooiing van
de voorruit 3 en de zijruiten voor 1.LUCHTRECIRCULATIE
INSCHAKELEN
Draai de knop F-fig. 59in stand
….
Het verdient aanbeveling om de lucht-
recirculatie in te schakelen in de file of
in tunnels. Hiermee wordt voorkomen
dat vervuilde lucht het interieur be-
reikt. Het is niet raadzaam dit systeem
langdurig te laten werken, omdat an-
ders, vooral als u met meerdere perso-
nen in de auto zit, de kans aanzienlijk
toeneemt dat de ruiten beslaan.
BELANGRIJK Met de recirculatie-
functie kunnen, afhankelijk van de
werking van het systeem („verwar-
ming” of „koeling”), de gewenste om-
standigheden sneller bereikt worden.
Het is echter niet raadzaam deze
functie in te schakelen op regenach-
tige of koude dagen, omdat dan de
ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk
sneller kunnen beslaan. TEMPERATUURREGELING
Ga als volgt te werk:
Draai de draaiknop B-fig. 59naar
rechts (in het rode gebied) om de tem-
peratuur te verhogen of naar links om
de temperatuur te verlagen;
REGELING
AANJAGERSNELHEID
Ga voor een goede ventilatie van het
interieur als volgt te werk:
❒open de luchtroosters in het mid-
den 4 en aan de zijkant 2 geheel;
❒draai de knop B-fig. 59in het
blauwe gebied;
❒draai de knop Aop de gewenste
snelheid;
❒draai de knop Ein stand
«;
❒schakel de luchtrecirculatie uit
door de knop Fin stand
Úte
zetten.
50
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Beslaan van de ruiten
voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of
bij regen en/of bij grote verschillen in
interieur- en buitentemperatuur, ra-
den wij u de volgende procedure aan
om het beslaan van de ruiten te voor-
komen:
❒schakel de luchtrecirculatie uit
door de knop F-fig. 59in stand
Úte zetten;
❒draai de ring Bin het rode vlak;
❒draai de knop Ain stand 2;
❒draai de knop Ein stand
-ofƒals de ruiten niet beslagen zijn.
BELANGRIJK De airconditioning is
zeer bruikbaar om het beslaan van de
ruiten te voorkomen: het is daarom
voldoende om de bedieningsknoppen
op ontwasemen te zetten zoals hier-
voor beschreven is en de airconditio-
ning in te schakelen door de knop D
in te drukken. SNEL ONTWASEMEN/
ONTDOOIEN VOORRUITEN
(VOORRUIT EN ZIJRUITEN)
Ga als volgt te werk:
❒draai de ring Bin het rode vlak;
❒draai de knop Ain stand 4
-;
❒draai de knop Ein stand
-;
❒schakel de luchtrecirculatie uit
door de knop Fin stand
Úte
zetten.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan
een stand gekozen worden waarbij het
comfort optimaal blijft. SNELLE VERWARMING
Ga als volgt te werk:
❒sluit alle luchtroosters op het dash-
board;
❒draai de knop B-fig. 59in het
rode gebied;
❒draai de knop Ain stand 4
-;
❒draai de knop Ein stand
≈.
51
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
ONTWASEMING/
ONTDOOIING ACHTERRUIT
EN BUITENSPIEGELS
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Druk op de knop C-fig. 59om deze
functie in te schakelen: het lampje op
de knop gaat branden als deze func-
tie wordt ingeschakeld.
De functie is tijdgeschakeld en wordt
na een bepaalde tijd automatisch uit-
geschakeld. U kunt de verwarming
eerder uitschakelen door nogmaals de
knopCin te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of an-
dere plaatjes op de elektrische weer-
standsdraden aan de binnenzijde van
de achterruit, om beschadiging van de
achterruitverwarming te voorkomen.Regeling van de koeling
Ga als volgt te werk:
❒schakel de luchtrecirculatie uit
door de knop F-fig. 59in stand
Úte zetten;
❒draai de knop Brechtsom om de
temperatuur te verhogen;
❒draai de knop Alinksom om de
aanjagersnelheid te verlagen.
ONDERHOUD
VAN HET SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditio-
ning 1 keer per maand gedurende
10 minuten in. Laat voor het zomer-
seizoen de werking van de aircondi-
tioning door het Lancia Servicenet-
werk controleren. AIRCONDITIONING
(koeling en ontvochtiging)
Ga als volgt te werk:
❒draai de knopB-fig. 59in het
blauwe gebied om de temperatuur
in te stellen;
❒draai de knop Aop de gewenste
snelheid;
❒draai de knop Ein stand
«;
❒draai de knop Fin stand
….
❒druk op de knop D
√(het lampje
op de knop gaat branden).
52
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
De luchttemperatuur in het interieur
wordt altijd automatisch geregeld op
basis van de ingestelde temperaturen
op de displays van de bestuurder en
de passagier voor (behalve als het sys-
teem is uitgeschakeld of in enkele om-
standigheden als de compressor is uit-
geschakeld).
De volgende parameters en functies
kunnen handmatig worden ingesteld
en gewijzigd:
❒temperatuur bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze rege-
ling);
❒luchtverdeling in vijf standen (be-
stuurder/passagier voor);
❒inschakelen van de compressor;
❒niet gescheiden/gescheiden rege-
ling;
❒snelle ontwaseming/ontdooiing;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakelen van het systeem. ❒aanjagersnelheid (traploze regeling
van de luchtstroom);
❒inschakelen van de compressor
(voor koeling/ontvochtiging van
de lucht);
❒luchtrecirculatie.
Deze functies kunnen handmatig wor-
den gewijzigd, d.w.z. dat u het sys-
teem kunt regelen door naar wens een
of meer functies te selecteren en te
wijzigen. Op deze manier worden de
functies die handmatig zijn gewijzigd
niet langer automatisch door het sys-
teem geregeld. Het systeem grijpt al-
leen in om veiligheidsredenen (bijv.
kans op beslaan).
De handmatige instellingen hebben
voorrang boven de automatische in-
stellingen en blijven in het geheugen
opgeslagen totdat de gebruiker de re-
geling weer overlaat aan de automa-
tische werking, behalve in de gevallen
dat het systeem om veiligheidsrede-
nen ingrijpt.
Als handmatig een functie wordt aan-
gepast, blijven de andere functies
echter automatisch geregeld.
De luchtopbrengst in het interieur is on-
afhankelijk van de snelheid van de
auto, omdat de luchtopbrengst elektro-
nisch geregeld wordt door de aanjager.KLIMAATREGELING,
AUTOMATISCH
MET GESCHEIDEN
REGELING
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
ALGEMENE INFORMATIE
De automatische klimaatregeling met
gescheiden regeling regelt de tempe-
ratuur en de luchtverdeling in het in-
terieur in twee zones: bestuurders- en
passagierszijde. De temperatuurrege-
ling is gebaseerd op de „gevoelstem-
peratuur”: d.w.z. dat het systeem
continu werkt om het comfort in het
interieur constant te houden en even-
tuele verschillen in de weersomstan-
digheden buiten te compenseren, ook
zonnestraling (gesignaleerd door een
zonnestralingssensor).
De automatisch gecontroleerde para-
meters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de luch-
troosters aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒luchtverdeling naar de uitstroom-
openingen aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
53
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
BEDIENINGSKNOPPEN
A:drukknop voor inschakelen func-
tieMONO(gelijkstellen ingestelde
temperaturen)
B:drukknop voor in- en uitschakelen
aircocompressor
C:drukknop voor in- en uitschakelen
luchtrecirculatie
D:display met informatie over kli-
maatregeling
L:verhogen/verlagen aanjagersnel-
heid
M:drukknoppen voor instellen lucht-
verdeling aan bestuurderszijde
N:drukknop voor inschakelen func-
tieAUTO(automatische werking)
en draaiknop voor instellen tem-
peratuur aan bestuurderszijde E:drukknop voor uitschakelen air-
conditioning
F:drukknop voor inschakelen func-
tieMAX-DEF(snelle ontdooiing/
ontwaseming voorruit en zijruiten
voor)
G:drukknop voor in-/uitschakelen
achterruitverwarming
H:drukknop voor inschakelen func-
tieAUTO(automatische werking)
en draaiknop voor instellen tem-
peratuur aan passagierszijde
I:drukknoppen voor instellen lucht-
verdeling aan passagierszijde
fig. 60L0D0065m
54
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Tijdens de volledig automatische wer-
king van het systeem kunt u op ieder
moment de ingestelde temperaturen,
de luchtverdeling en de aanjagersnel-
heid met de betreffende knoppen wij-
zigen: het systeem zal automatisch de
eigen instellingen wijzigen en aanpas-
sen aan de nieuwe instellingen.
Als tijdens de volledige automatische
werking (FULL AUTO) de luchtver-
deling en/of de luchtopbrengst gewij-
zigd worden en/of de inschakeling
van de compressor en/of de recircula-
tie, dan verdwijnt het opschrift FULL.
Op deze manier worden de functies
niet langer automatisch geregeld maar
moeten met de hand worden bediend,
totdat u opnieuw de knop AUTOin-
drukt. De aanjagersnelheid is voor alle
zones in het interieur gelijk.
Als een of meer functies handmatig
zijn aangepast, dan blijft de regeling
van de luchttemperatuur automatisch
plaatsvinden, behalve als de com-
pressor is uitgeschakeld: als de com-
pressor is uitgeschakeld, dan kan er
geen lucht in het interieur worden ge-
voerd waarvan de temperatuur lager
is dan de buitentemperatuur. Tijdens de volledig automatische wer-
king van het systeem, moeten alleen
de volgende functies eventueel hand-
matig worden ingeschakeld:
❒MONO, om de ingestelde tempe-
ratuur en de luchtverdeling aan
bestuurders- en passagierszijde
voor gelijk te stellen;
❒
…, luchtrecirculatie, om de re-
circulatie altijd in- of uitgescha-
keld te houden;
❒
-, voor een snelle ontwaseming/
ontdooiing van de ruiten voor, de
achterruit en de buitenspiegels;
❒
(, voor het ontwasemen/ont-
dooien van de achterruit en de
buitenspiegels. GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende ma-
nieren worden ingeschakeld, maar wij
raden u aan te beginnen met het in-
drukken van een van de knoppen
AUTOen vervolgens de draaiknoppen
te draaien om op de display de ge-
wenste temperaturen in te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor ver-
schillende temperatuurwaarden instel-
len. Het maximaal toegestane verschil
is 7 °C.
Op deze wijze begint het systeem ge-
heel automatisch te werken, zodat zo
snel mogelijk de ingestelde tempera-
turen worden bereikt. Het systeem
regelt de temperatuur, de luchthoe-
veelheid en de luchtverdeling in het
interieur, de recirculatiefunctie en het
inschakelen van de aircocompressor.