17. Controlelampje elektronisch
gaspedaal (ETC)Dit lampje wijst u op een
probleem met het elektroni-
sche gaspedaal (ETC). Als
er een probleem wordt ge-
detecteerd, gaat het lampje branden
wanneer de motor draait. Hoewel u,
wanneer dit lampje blijft branden,
meestal nog met de auto kunt rijden
en niet gesleept hoeft te worden, dient
u toch zo spoedig mogelijk uw er-
kende dealer te bezoeken voor service.
Als het lampje bij draaiende motor
knippert, levert de motor mogelijk
minder vermogen, draait hij met een
verhoogd/onregelmatig stationair
toerental, moet meer kracht op het
rempedaal worden uitgeoefend en
moet uw auto mogelijk worden ge-
sleept. Raadpleeg dan onmiddellijk
uw dealer. Het lampje gaat branden wanneer het
contact voor de eerste keer wordt in-
geschakeld en blijft ongeveer 15 se-
conden branden voor de gloeilamp-
controle. Dat is normaal. Als het
lampje niet gaat branden tijdens het
starten, moet u het systeem laten con-
troleren door een erkende dealer.
18. Controlelampje parkeerlichten/
koplampen AAN
Dit lampje brandt wanneer
de parkeerlichten of kop-
lampen zijn ingeschakeld.
19. Controlelampje ESP
uitgeschakeld
Dit lampje geeft aan dat het
elektronisch stabiliteitsregel-
systeem (ESP) is uitgescha-
keld door de bestuurder.
20. Controlelampjes
richtingaanwijzer Bij ingeschakelde richting-
aanwijzers knipperen de
pijlen samen met de rich-
tingaanwijzers aan de bui-
tenzijde van de auto. Er klinkt een geluidssignaal als de auto verder dan
1,6 km rijdt met één van de richting-
aanwijzers aan.
OPMERKING:
Wanneer een van de controle-
lampjes snel knippert, controleer
dan aan de buitenzijde van de auto
of een lamp defect is.
21. Controlelampje mistlampen
vóór
Dit lampje gaat branden wan-
neer de mistlampen vóór zijn
ingeschakeld.
22. Controlelampje alarmsysteem Gedurende 16 seconden
knippert dit lampje snel
wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld. Het
lampje gaat langzaam knipperen om
aan te geven dat het alarmsysteem is
ingeschakeld. Het lampje stopt met
knipperen wanneer het alarmsysteem
wordt uitgeschakeld.
124
king wordt hersteld zodra de versnel-
lingsbaktemperatuur voldoende is
gestegen.
Noodloopmodus van de
versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak
wordt elektronisch gecontroleerd op
abnormale situaties. Als een situatie
wordt gedetecteerd die schade aan de
versnellingsbak kan veroorzaken,
wordt de noodloopmodus van de ver-
snellingsbak geactiveerd. In deze mo-
dus blijft de transmissie in de 3e ver-
snelling, ongeacht welke
vooruitversnelling is gekozen. PARK,
REVERSE en NEUTRAAL blijven
wel werken. Het is mogelijk dat het
storingslampje brandt. Dankzij de
noodloopmodus kan de auto voor re-
paratie naar een erkende dealer wor-
den gereden zonder dat de versnel-
lingsbak beschadigd raakt.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de versnellingsbak, door
de volgende stappen uit te voeren,
worden gereset om weer alle vooruit-
versnellingen te kunnen gebruiken:
1. Stop de auto.2. Schakel naar PARK.
3. Zet de contactschakelaar in de
stand LOCK/OFF.
4. Wacht ongeveer 10 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnel-
ling. Als het probleem niet langer
wordt gedetecteerd, werkt de versnel-
lingsbak weer op de normale manier.
OPMERKING:
Ook al kan de transmissie worden
gereset, we raden u toch aan zo
spoedig mogelijk een bezoek te
brengen aan uw erkende dealer.
Uw erkende dealer kan met speci-
ale diagnoseapparatuur vaststel-
len of het probleem zich nogmaals
kan voordoen.
Als geen reset van de versnellingsbak
mogelijk is, is service door de erkende
dealer noodzakelijk.
Werking van de overdrive
De automatische transmissie is voor-
zien van een elektronisch geregelde
overdrive (6e versnelling). De ver-
snellingsbak schakelt automatisch
naar de overdrive-versnelling als aan
de volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
de schakelhendel staat in de stand
DRIVE,
de transmissievloeistof is heeft de juiste temperatuur bereikt,
de koelvloeistof heeft de juiste tem- peratuur bereikt,
de rijsnelheid is voldoende hoog en
de bestuurder trapt het gaspedaal niet diep in.
Koppelomvormerkoppeling
De automatische transmissie in deze
auto beschikt over een functie die het
brandstofverbruik helpt beperken. Bij
gekalibreerde toerentallen grijpt au-
tomatisch een koppeling in de kop-
pelomvormer aan. Dit kan een iets
ander gevoel of respons geven tijdens
normale werking in de hogere ver-
snellingen. Wanneer de rijsnelheid af-
neemt of soms tijdens het accelereren,
ontkoppelt de koppeling automatisch.
OPMERKING:
De koppelomvormerkoppeling grijpt
pas aan wanneer de transmissie-
155
WAARSCHUWINGS-
KNIPPERLICHTEN
De schakelaar van de waarschuwings-
knipperlichten bevindt zich onder de
radio op het instrumentenpaneel.Druk op de schakelaar om de
alarmknipperlichten in te scha-
kelen. Zodra u de schakelaar
indrukt, gaan alle richtingaanwijzers
knipperen om het verkeer achter u te
waarschuwen voor een noodsituatie.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de waarschuwingsknipperlichten uit
te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor
noodsituaties. Gebruik het systeem
niet tijdens het rijden. Gebruik het
alleen bij autopech en uw auto een
gevaar vormt voor andere weggebrui-
kers.
Als u de auto moet verlaten om hulp
op te roepen, blijven de waarschu-
wingsknipperlichten ook werken
wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF is gezet. OPMERKING:
Bij langdurig gebruik van de waar-
schuwingsknipperlichten kan uw
accu leeg raken.
OVERVERHITTING VAN
DE MOTOR
In elk van de hierna volgende gevallen
kunt u met de passende maatregelen
de kans op oververhitting verminde-
ren.
Op de grote weg — minder snel-
heid.
In stadsverkeer — zet de keuzehen- del in NEUTRAL wanneer u stil-
staat, maar verhoog het stationair
toerental niet.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit
koelsysteem, kan dit leiden tot
schade aan de auto. Als de naald van
de temperatuurmeter in het gebied
"H" komt, breng dan de auto tot
stilstand zodra dit veilig kan en laat
de motor stationair draaien. Schakel
de airconditioning uit en wacht tot
de meternaald weer in het normale
bereik staat. Als de correcte actie is
ondernomen, maar de meternaald
blijft in het bereik "H" blijft staan,
zet dan de motor onmiddellijk af en
neem contact op voor service.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om
dreigende oververhitting van de
motor te voorkomen:
Als de airco is ingeschakeld, schakel deze dan uit. Het airco-
systeem voert warmte af naar het
koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
182
4. Laat de band bij de eerste gelegen-
heid repareren of vervangen door een
erkende dealer of een bandenservice-
bedrijf.
5. Laat de fles met afdichtingsmiddel
(1) en de afdichtingsslang (6) zo snel
mogelijk vervangen door uw erkende
dealer. Raadpleeg paragraaf (F),
"Fles met afdichtingsmiddel en slang
vervangen".
OPMERKING:
Als u de band laat repareren, laat
de erkende dealer of het banden-
servicebedrijf dan weten dat de
band is afgedicht met de TIREFIT-
set.
(F) Fles met afdichtingsmiddel en
slang vervangen:
1. Maak de afdichtingsslang (6)
(doorzichtig) los.
2. Zoek de ronde knop voor het los-
maken van de fles in het verzonken
gedeelte onder de fles.
3. Druk op de knop voor het losma-
ken van de fles met afdichtingsmid-
del. De fles met afdichtingsmiddel (1)springt omhoog. Verwijder de fles en
voer deze volgens de voorschriften af.
4. Verwijder eventuele resten van het
afdichtingsmiddel van de TIREFIT-
houder.
5. Breng de nieuwe fles met afdich-
tingsmiddel (1) zo aan in de houder
dat de afdichtingsslang (6) wordt uit-
gelijnd met de slangsleuf in de voor-
zijde van de behuizing. Druk de fles in
de behuizing. U hoort een klik die
aangeeft dat de fles goed op zijn plaats
zit.
6. Controleer of de dop op de fitting
aan het uiteinde van de afdichtings-
slang (6) is aangebracht en berg de
slang op (aan de onderzijde van de
luchtpomp).
7. Berg de TIREFIT-set op de daar-
voor bestemde plaats in de auto op.
STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw auto leeg is,
kan de motor met behulp van een set
startkabels en een accu in een andere
auto, of met een draagbare snellader
weer worden gestart. Bij onjuist ge-bruik kan het starten met startkabels
gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorg-
vuldig aan de hier beschreven proce-
dures.
OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare
snellader moeten de door de fabri-
kant geleverde bedieningsvoor-
schriften en vereiste voorzorg-
maatregelen worden uitgevoerd.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of
een andere lader met een systeem-
spanning groter dan 12 volt. Dit kan
schade toebrengen aan de accu,
startmotor, dynamo of het elektri-
sche systeem.WAARSCHUWING!
Probeer de auto niet met startkabels
te starten wanneer de accu bevroren
is. De accu kan hierdoor openscheu-
ren of exploderen, met kans op per-
soonlijk letsel.
189
BOORDDIAGNOSE-
SYSTEEM — OBD II
Uw auto is uitgerust met een geavan-
ceerd diagnosesysteem genaamd OBD
II (On-Board Diagnostic). Dit systeem
bewaakt de regelsystemen voor uit-
laatgasemissie, de motor en de auto-
matische versnellingsbak. Als deze
systemen correct werken, zal uw auto
uitstekende prestaties leveren, brand-
stof besparen en lage emissiewaarden
hebben die aan de strengste eisen vol-
doen.
Als een van deze systemen onderhoud
nodig heeft, zorgt OBD II ervoor dat
het storingslampje gaat branden.
Daarnaast slaat het systeem diagnos-
tische codes en andere gegevens op die
monteurs kunnen helpen bij het uit-
voeren van reparaties. Hoewel u dan
meestal nog met de auto kunt rijden
en niet gesleept hoeft te worden, dient
u toch zo spoedig mogelijk uw dealer
te bezoeken voor service.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden meteen brandend storingslampje kan
het emissieregelsysteem verder
beschadigd raken. Het kan ook
van invloed zijn op het brandstof-
verbruik en het rijgedrag. De auto
vereist onderhoud om emissietests
te kunnen uitvoeren.
Als het storingslampje knippert
terwijl de motor draait, treden
schade aan de katalysator en ver-
mogensverlies op. Raadpleeg dan
onmiddellijk uw dealer.
VERVANGENDE
ONDERDELEN
Het gebruik van originele onderdelen
voor normaal/periodiek onderhoud
en voor reparaties wordt ten zeerste
aanbevolen om zeker te zijn van de
gespecificeerde prestaties.
Schade of storingen die worden ver-
oorzaakt door het gebruik van onder-
delen die niet van dezelfde kwaliteit
zijn als originele onderdelen voor on- derhoud en reparatie, worden niet ge-
dekt door de garantie van de fabri-
kant.
ONDERHOUDS-
PROCEDURES
De volgende pagina's bevatten de
vereiste
onderhoudswerkzaamheden
zoals vastgesteld door de fabrikant
van uw auto.
Naast de onderhoudsaspecten die
worden vermeld in het onderhouds-
schema zijn er mogelijk ook andere
componenten die op een later tijdstip
onderhoud vereisen of vervangen
moeten worden.
LET OP!
Onvoldoende onderhoud van uw auto of het achterwege laten van
benodigde beurten en reparaties
kan leiden tot duurdere repara-
ties, schade aan andere onderde-
len of slechtere prestaties van de
auto. Laat mogelijke storingen
onmiddellijk onderzoeken bij een
erkende dealer of garagebedrijf.
(Vervolgd)
200
STALLEN VAN DE AUTO
Als u meer dan 21 dagen geen ge-
bruikmaakt van uw auto, wilt u mo-
gelijk voorzorgsmaatregelen nemen
ter bescherming van de accu.
Verwijder de minizekering met hetopschrift IOD (Ignition Off-Draw,
spanning bij uitgeschakeld contact)
in de stroomverdeelkast.
Of koppel de minkabel van de accu los. Zie “Voorbereiding voor het
starten met startkabels” bij “Star-
ten met startkabels” voor de locatie
van de minpool.
Wanneer u de auto twee weken hebt gestald of niet hebt gebruikt (bijv.
in de vakantie), laat het aircosys-
teem daarna dan gedurende vijf
minuten werken bij stationair toe-
rental in de buitenlucht en met een
hoog aanjagertoerental. Zo wordt
het systeem voldoende gesmeerd en
wordt de kans op schade aan de
aircocompressor tot een minimum
beperkt wanneer u het systeem
weer start. VERVANGENDE LAMPEN
Alle interieurlampjen hebben een
messing of glazen wigvormige fitting.
Gloeilampen met aluminium fitting
zijn niet goedgekeurd en mogen bij
vervanging niet worden gebruikt.
GLOEILAMPEN –
Interieur Lampnr.
Interieurverlichting / leeslamp
vóór . . . . . . . . . . . . . . . 578/W5W
Interieurverlichting / leeslamp
midden . . . . . . . . . . . . . 578/W5W
Verlichting
handschoenenkastje . . . . . . . . . 194
Lampje
versnellingsindicator . . IKLE14140
Bagageruimteverlichting. . . . . . 579
OPMERKING:
Informeer bij uw dealer voor in-
structies over het vervangen van
verlichte schakelaars.
GLOEILAMPEN –
Buitenverlichting Lampnr.
Bi-halogeen koplamp . . . . . . . HIR2
Richtingaanwijzer vóór . . 3157NAK
Parkeerlicht vóór . . . . . . . . . . LED
(service bij erkende dealer)
Zijknipperlicht . . . . . . . . . . WY5W
Mistlamp vóór . . . . . . . . . . . . H11
Derde remlicht (midden). . . . . LED
(service bij erkende dealer)
Achterlicht/remlicht . . . . . . . . LED
(service bij erkende dealer)
Richtingaanwijzer achter . . . W16W
Mistlamp achter . . . . . . . . . . . LED
(service bij erkende dealer)
Achteruitrijlicht . . . . . . . . . W16W
Kentekenverlichting . . . . . . . W5W
222
WANNEER HET VOERTUIG HET
EINDE VAN DE LEVENSDUUR
HEEFT BEREIKT
LANCIA spant zich al vele jaren in
voor de bescherming van het milieu
door voortdurend de productiepro-
cessen te verbeteren en producten te
vervaardigen die het milieu steeds
minder belasten.
LANCIA wil zijn klanten de best mo-
gelijke service bieden bij het naleven
van de milieuwetgeving en het vol-
doen aan de Europese richtlijn 2000/
53/EC inzake voertuigen aan het
einde van de levensduur. Daarom
biedt LANCIA klanten de mogelijk-
heid de auto* aan het einde van de
levensduur bij LANCIA in te leveren
zonder bijkomende kosten.De Europese richtlijn bepaalt dat
wanneer het voertuig overgedragen
wordt, de laatste houder of eigenaar
geen kosten hoeft te betalen omdat de
marktwaarde nul of lager is.
In alle landen van de Europese Unie
werden tot 1 januari 2007 alleen voer-
tuigen kosteloos ingenomen die waren
geregistreerd na 1 juli 2002. Sinds 1
januari 2007 is de inname gratis voor
alle voertuigen, onafhankelijk van het
jaar van registratie, zolang het voer-
tuig nog beschikt over de basisonder-
delen (met name de motor en de car-
rosserie) en geen additionele
vervuiling heeft.
Als uw auto aan het einde van de
levensduur is en u wilt hem zonder
extra kosten inleveren, gaat u naar
een LANCIA-dealer of een door LAN-
CIA erkend inzamelings- en sloopbe-
drijf.
Deze bedrijven zijn zorgvuldig gese-
lecteerd op de hoge kwaliteit van de
service bij het inzamelen, behandelen
en recyclen van sloopauto's, met in-
achtneming van het milieu.
Meer informatie over deze
inzamelings- en sloopbedrijven kunt
u krijgen bij een LANCIA-dealer of
een LANCIA-bedrijfswagendealer,
door te bellen met het gratis telefoon-
nummer 00800 526242 00 of op de
website van LANCIA.
(*) Voertuig geschikt voor het vervoer
van maximaal negen personen en een
totaal toegelaten gewicht van 3,5t
228
Opmerking
Fiat Group Automobiles S.p.A. - Parts & Services - Technical Services - Service EngineeringLargo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italia)
Print n. 603.99.115 - 05/2012 - Edition 1