ToetsOMHOOG
Druk op de toets UP en laat deze
weer los om omhoog te bladeren
door de hoofdmenu’s (Brandstof-
verbruik, Voertuiginformatie, Ban-
denspanning, Cruise Control, Be-
richten, Eenheden,
Systeeminstellingen) en de submenu’s.
Toets OMLAAG
Druk op de toets OMLAAGen
laat deze weer los om omlaag te
bladeren door de hoofdmenu’s en
de submenu’s.
Toets SELECT
Druk kort op de toets SELECT voor
toegang tot hoofdmenu’s, subme-
nu’s of persoonlijke instellingen in
het menu Instellingen. Druk de
toets SELECT en houd deze in-
gedrukt om functies te resetten. Toets BACK
Druk op de toets BACK om terug
te gaan naar een voorgaand menu
of submenu.
Beeldschermweergaven
Elektronisch
Voertuiginformatiesysteem (EVIC)
Onder de juiste omstandigheden geeft het
EVIC de volgende berichten weer:
•Vehicle Not in Park (Auto niet in parkeer-
stand)
• Key Left Vehicle (Sleutel niet in auto)
• Key Not Detected (Sleutel niet aangetroffen)
• Service Keyless System (onderhoud af-
standsbediening noodzakelijk)
• Service Tire Pressure System (Onderhoud
bandenspanningsysteem)
• Service Park Assist System (Parkeerhulp la-
ten nakijken)
• Park Assist System Blinded (Parkeerhulp
geblindeerd) •
Park Assist Disabled (Parkeerhulp uitge-
schakeld)
• Front Sensor Blinded (Sensor voor geblin-
deerd)
• Rear Sensor Blinded (Sensor achter ge-
blindeerd)
• Keyfob Battery Low (Batterij sleutelhanger
bijna leeg)
• Liftglass Open (Klapraam open)
• Left front turn signal lamp out (Richtingaan-
wijzer linksvoor defect)
• Right front turn signal lamp out (Richting-
aanwijzer rechtsvoor defect)
• Left rear turn signal lamp out (Richtingaan-
wijzer linksachter defect)
• Right rear turn signal lamp out (Richting-
aanwijzer rechtsachter defect)
• Check Tire Pressure (Controleer banden-
spanning)
• ESC System Off (ESC-systeem uitgescha-
keld)
184
•Service blind spot system (Onderhoud do-
dehoeksysteem)
• Blind spot detection unavailable (Dode-
hoekdetectie niet beschikbaar)
• Blind spot system off (Dodehoeksysteem
uitgeschakeld)
• Blind spot system unavailable sensor bloc-
ked (Dodehoeksysteem niet beschikbaar;
sensor geblokkeerd)
• Blind spot system unavailable astronomy
zone (Dodehoeksysteem niet beschikbaar
luchthavengebied) — Wanneer de dode-
hoekmodule een verkeerstoren waarneemt
op dezelfde frequentie die door zijn werking
gestoord zou kunnen worden, zal deze au-
tomatisch het dodehoeksysteem uitschake-
len.
• Normal Cruise Ready (Normale cruisecontrol
gereed) — Melding dat de normale cruise-
control beschikbaar is na uitschakeling van
de adaptieve cruisecontrol (ACC). Raad-
pleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)” on-
der “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig). •
Adaptive Cruise Off (Cruisecontrol uitge-
schakeld) — Wanneer de adaptieve cruise-
control (ACC) is uitgeschakeld. Raadpleeg
“Adaptieve cruisecontrol (ACC)” onder “De
functies van uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC Ready (ACC gereed) — Als het ACC-
systeem geactiveerd wordt. Raadpleeg
“Adaptieve cruisecontrol (ACC)” onder “De
functies van uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC Set (ACC ingesteld) — Na instellen
gewenste snelheid op het ACC-systeem.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• ACC Cancelled (ACC uitgeschakeld) —
Voor het uitschakelen van het ACC-systeem.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Sensed Vehicle Indicator (Indicatie van ge-
detecteerd voertuig) — Het systeem detec-
teert een langzamer rijdend voertuig op de-
zelfde rijstrook. Raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig (indien aanwezig). •
Driver Override (Uitschakeling door bestuur-
der) — Als u het gaspedaal indrukt nadat de
gewenste snelheid op het ACC-systeem is
ingesteld. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig).
• Distance Set (Afstand ingesteld) — Nadat
de gewenste volgafstand op het ACC is
ingesteld verschijnt dit bericht kortstondig.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Brake (Remmen) — Dit bericht knippert op
het scherm en er klinkt een geluidssignaal
wanneer het ACC-systeem voorziet dat de
maximale remvertraging niet voldoende is
om de ingestelde volgafstand te handhaven.
Het ACC-systeem blijft intussen de maxi-
male remvertraging uitvoeren. U dient dan
onmiddellijk de remmen te bedienen om een
veilige afstand tot uw voorligger te handha-
ven. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
185
•Clean Radar Sensor in the Front of Vehicle
(Reinig de radarsensor aan de voorzijde van
het voertuig) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van beperkende om-
standigheden. Raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC/FCW Unavailable Vehicle System Er-
ror (Storing voertuigsysteem ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van een tijdelijke sto-
ring waardoor de functionaliteit beperkt
wordt. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
• ACC/FCW Unavailable Service Radar Sen-
sor (Onderhoud radarsensor ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt door een interne systeemfout die
door een erkende dealer hersteld dient te
worden. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig).
• Coolant Low (Koelvloeistofpeil laag) •
Service air suspension system (Onderhoud
pneumatisch ophangsysteem)
• Vervang olie
• Key In Ignition (Sleutel in contactslot)
• Lights On (Lampen aan)
• Key in Ignition Lights On (Sleutel in con-
tactslot Lampen aan)
• Ignition or Accessory On (Contactschake-
laar op ON of ACC)
• Ignition or Accessory On. (Contactschake-
laar op ON of ACC). Lights On (Lampen aan)
• Turn Signal On (Richtingaanwijzer aan)
• Parkeerhulp aan
• Waarschuwing voorwerp gedetecteerd
• Memory 1 profile set (Gebruikersprofiel
1 ingesteld)
• Memory 2 profile set (Gebruikersprofiel
2 ingesteld)
• Memory system unavailable — Not in Park
(Geheugen niet beschikbaar — Voertuig niet
in parkeerstand) •
Memory system unavailable — Seatbelt
buckled (Geheugen niet beschikbaar —
veiligheidsgordel vast)
• Memory 1 profile recall (Gebruikersprofiel 1
opheffen)
• Memory 2 profile recall (Gebruikersprofiel 2
opheffen)
• Trap het rempedaal in en druk op de knop
om te starten
• Wrong Key (verkeerde sleutel)
• Damaged Key (Sleutel
beschadigd)
• Key not programmed (Sleutel niet gepro-
grammeerd)
• Function currently unavailable — Power Lift-
gate (Functie tijdelijk niet beschikbaar —
Bediening achterklep)
• Unlock to operate — Power Liftgate (Ont-
grendelen voor bediening — Bediening ach-
terklep)
• Put in Park to operate — Power Liftgate
(Zet in parkeerstand om te bedienen —
Bediening achterklep)
186
Display kompas / temperatuurDe kompasuitlezingen geven aan in welke rich-
ting de auto wijst. Het EVIC geeft een van de
acht mogelijke kompasstanden weer en de
buitentemperatuur.
OPMERKING:
Bij het starten geeft het systeem de laatst
bekende buitentemperatuur weer. Het sys-
teem heeft mogelijk meerdere minuten rijtijd
nodig voordat de werkelijke buitentempera-
tuur weergegeven wordt. De temperatuur
van de motor kan van invloed zijn op de
weergave van de buitentemperatuur,
daarom wordt de weergegeven temperatuur
niet geüpdate wanneer het voertuig stil
staat.
Automatische kompasijking
Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet
handmatig hoeft terug te stellen. Mogelijk geeft
het kompas onjuiste waarden weer wanneer de
auto nieuw is. In dat geval geeft het EVIC het
bericht CAL weer tot het kompas wordt geijkt. U
kunt het kompas ook kalibreren door één of
verschillende keren 360° rond te draaien (opeen plaats zonder grote metalen voorwerpen),
tot het EVIC-bericht
CALverdwijnt. Het kom-
pas werkt nu normaal.
OPMERKING:
Voor juiste ijking is een vlak wegdek en een
omgeving zonder grote metalen voorwerpen
zoals gebouwen, bruggen, ondergrondse
kabels, spoorrails enz. vereist.
Kompasafwijking
De kompasafwijking is het verschil tussen het
magnetische noorden en het geografische
noorden. Ter compensatie van de verschillen
moet de kompasafwijking aan de hand van de
zonekaart worden ingesteld voor de zone
waarin de auto wordt gebruikt. Nadat u het
kompas correct heeft ingesteld, worden de
verschillen automatisch gecompenseerd, zo-
dat de nauwkeurigheid van de kompasrichting
optimaal is. Voor de meest nauwkeurige wer-
king van het kompas moet de kompasafwijking
aan de hand van de volgende procedure wor-
den afgesteld: OPMERKING:
Zorg dat er geen magnetische voorwerpen,
zoals iPod’s, mobiele telefoons, laptops en
radardetectors, op het dashboard liggen.
Omdat zich hier de kompasmodule bevindt,
zou er interferentie met de sensor van het
kompas kunnen optreden, waardoor de
weergegeven waarden onbetrouwbaar wor-
den.
197
Navigatie –Bocht na bocht
Wanneer u deze functie gekozen heeft, zal het
navigatiesysteem u, door middel van gespro-
ken aanwijzingen, kilometer na kilometer en
bocht na bocht langs de gekozen route bege-
leiden totdat u de eindbestemming bereikt
heeft. Om uw keuze te maken drukt u herhaal-
delijk kort op de toets SELECT, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee aangege-
ven wordt dat het systeem geactiveerd is, of
totdat het vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgeschakeld.
Anti-ongevalsysteem Forward Collision
Warning — Indien aanwezig
Het FCW anti-ongevalsysteem kan ingesteld
worden op: veraf, dichtbij of uit. De stan-
daardinstelling van het FCW-systeem is: veraf.
Dit houdt in dat het systeem u waarschuwt voor
een mogelijke aanrijding met een voertuig voor
u, terwijl u nog verder van dit voertuig verwij-
derd bent. Dit geeft u de langste reactietijd.
Voor een meer dynamische rijstijl kiest u de
instelling: dichtbij. Deze instelling waarschuwt
u voor een mogelijke aanrijding met een voer-
tuig voor u, terwijl u veel dichter bij dit voertuig
bent. Deze instelling biedt een meer dynami-sche rijervaring. Om de FCW-status te wijzigen,
drukt u kort op de toets SELECT totdat een
vinkje naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is uitge-
schakeld.
Voor meer informatie, raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van uw
voertuig”.
Parkeerhulp
De parkeerhulp achter tast het gebied achter
de auto af voor obstakels indien REVERSE
(achteruit) is ingeschakeld en de snelheid min-
der dan 18 km /u bedraagt. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (alleen ge-
luid), Sound and Display (geluid en beeld) of
worden uitgeschakeld (OFF) via het EVIC. Om
een selectie te maken bladert u omhoog of
omlaag totdat de gewenste instelling gemar-
keerd is, vervolgens drukt u kort op SELECT
totdat naast de instelling een vinkje verschijnt
dat aangeeft dat de instelling geselecteerd is.
Raadpleeg
Rear Park Assist System (parkeer-sensoren achter) in
Functies van uw auto
begrijpen voor meer informatie over de wer-
king en bediening.
Dodehoekbewaking — indien aanwezig
Bij het gebruik van het dodehoeksysteem zijn
drie instellingen mogelijk. Door eenmaal kort
op de toets SELECT te drukken kiest u de
modus “Blind Spot: Lights Only” dode hoek:
alleen lichtsignaal). Wanneer deze modus is
ingeschakeld werkt het dodehoeksysteem en
worden waarschuwingen als visuele signalen
weergegeven in de buitenspiegels. Door de
toets SELECT een tweede maal te drukken
kiest u de modus “Blind Spot: Lights/CHM”
(dode hoek:lichtsignaal/geluid). In deze modus
geeft het dodehoeksysteem, zodra de richting-
aanwijzers zijn ingeschakeld, visuele waar-
schuwingen weer in de buitenspiegels en laat
gelijktijdig een waarschuwingssignaal klinken.
Door de modus “Blind Spot: Off” (dode hoek:
Uit) te kiezen wordt het dodehoeksysteem uit-
geschakeld.
OPMERKING:
Wanneer uw voertuig schade heeft opgelo-
pen in het gebied waar de sensor geplaatst
200
is, kan het zijn dat de sensor niet meer juist
uitgelijnd is, ook wanneer het plaatwerk niet
beschadigd is. Laat in een dergelijk geval de
uitlijning van de sensor controleren door
een erkende dealer. Door een niet juist uit-
gelijnde sensor zal het dodehoeksysteem
niet werken volgens specificatie.
Automatisch ontgrendelen, portieren
Wanneer u deze functie selecteert, worden alle
portieren ontgrendeld wanneer het voertuig
stopt, de transmissie in de stand PARK of
NEUTRAL geschakeld wordt en het bestuur-
dersportier geopend wordt. Om uw keuze te
maken drukt u herhaald kort op de toets SE-
LECT, totdat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Op afstand ontgrendelen
Wanneer de optieUnlock Driver Door Only
On 1st Press is geselecteerd, wordt alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld bij de eerste
druk op de toets UNLOCK van de afstandsbe-
diening. Als u Driver Door 1st Press selecteert,
moet u twee keer op de ontgrendeltoets van de afstandsbediening drukken om de andere por-
tieren te ontgrendelen. Wanneer u
All Doors
1st Press selecteert, ontgrendelen alle portie-
ren bij de eerste keer indrukken op de
UNLOCK-toets op de afstandsbediening. Om
een selectie te maken bladert u omhoog of
omlaag totdat de gewenste instelling gemar-
keerd is, vervolgens drukt u kort op SELECT
totdat naast de instelling een vinkje verschijnt
dat aangeeft dat de instelling geselecteerd is.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig is uitgerust met het
Enter-N-Go-systeem voor sleutelloze toe-
gang en het EVIC is geprogrammeerd om
alle portieren na eenmaal drukken te ont-
grendelen, dan zullen alle portieren worden
ontgrendeld, ongeacht welke portierhand-
greep wordt vastgepakt. Als Driver Door 1st
Press (Ontgrendel bestuurdersportier na
één keer drukken) is geprogrammeerd,
wordt alleen het bestuurdersportier ont-
grendeld wanneer dit wordt vastgepakt.
Wanneer bij Passive Entry de functie Driver
Door 1st Press (Ontgrendel bestuur-
dersportier na één keer drukken) is gepro-
grammeerd en de handgreep meer dan één keer wordt aangeraakt, wordt het bestuur-
dersportier geopend. Wanneer de functie
Ontgrendel bestuurdersportier na één keer
drukken
is geselecteerd en het bestuur-
dersportier is geopend, dan kunnen de ove-
rige portieren ontgrendeld worden met be-
hulp van de ontgrendel-/
vergrendelschakelaar in het voertuig (of
gebruik de afstandsbediening).
RKE Linked To Memory
(Afstandsbediening gekoppeld aan
geheugen)
Wanneer u deze functie selecteert, kunt u met
de afstandsbediening één of twee voorgepro-
grammeerde geheugenprofielen oproepen. Elk
geheugenprofiel bevat de voorkeurinstellingen
voor de bestuurdersstoel, zijspiegel, verstel-
bare pedalen (indien aanwezig), verstelbare
stuurkolom (indien aanwezig), evenals de voor-
keuzezenders voor de radio. Als u OFF selec-
teert, kunt u alleen met de geheugentoets op
het bedieningspaneel op het bestuurderspor-
tier een geheugenprofiel oproepen. Om uw
keuze te maken, drukt u kort op de toets
SELECT totdat een vinkje naast de functie
verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
201
dere informatie “Verlichting/SmartBeam™ —
Indien aanwezig” onder “De functies van uw
voertuig”.
Ruitenwissermodus — Indien aanwezig
Wanneer de functie geselecteerd is, schakelt
het systeem automatisch de ruitenwissers in
wanneer de sensor vocht op de ruit detecteert.
Om uw keuze te maken drukt u herhaaldelijk
kort op de toets SELECT, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee aangege-
ven wordt dat het systeem geactiveerd is, of
totdat het vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgeschakeld.
Wanneer deze functie uitgeschakeld is, keert
het systeem terug naar de normale intervalwer-
king van de ruitenwissers.
Easy Entry/Exit Seat - Makkelijk in- en
uitstappen (alleen leverbaar met
stoelpositiegeheugen)
Deze functie zorgt ervoor dat de bestuurder
makkelijker kan in- en uitstappen. Om uw
keuze te maken drukt u herhaaldelijk kort op de
toets SELECT, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat
het systeem geactiveerd is, of totdat het vinkjeverdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
OPMERKING:
De stoel keert terug naar de geheugenstand
(als Geheugen oproepen op ON is ingesteld
met afstandsbediening) zodra de afstands-
bediening wordt gebruikt om het portier te
ontgrendelen. Raadpleeg voor nadere infor-
matie: “Geheugen bestuurdersstoel” onder
“De functies van uw voertuig”.
Key-Off Power Delay - Elektrische
vertraging na afzetten motor
Als u deze functie selecteert, blijven de elektri-
sche raambediening, de radio, het handsfree
systeem (indien aanwezig), het dvd-
videosysteem (indien aanwezig), het elektrisch
schuifdak (indien aanwezig) en de aansluitcon-
tacten maximaal 10 minuten werken nadat de
contact is uitgezet. Door het openen van een
voorportier wordt deze functie uitgeschakeld.
Om een selectie te maken bladert u omhoog of
omlaag totdat de gewenste instelling gemar-
keerd is, vervolgens drukt u kort op SELECT
totdat naast de instelling een vinkje verschijnt
dat aangeeft dat de instelling geselecteerd is.Illuminated Approach - Verlichting bij
nadering
Wanneer deze functie gekozen is, zullen de
koplampen inschakelen zodra de portieren met
behulp van de afstandbediening worden ont-
grendeld. De koplampen blijven vervolgens 0,
30, 60, of 90 seconden branden. Om een
selectie te maken bladert u omhoog of omlaag
totdat de gewenste instelling gemarkeerd is,
vervolgens drukt u kort op SELECT totdat naast
de instelling een vinkje verschijnt dat aangeeft
dat de instelling geselecteerd is.
Starthulp op hellingen (Hill Start Assist,
HSA)
Wanneer deze functie geselecteerd is, werkt
het HCA-systeem. Raadpleeg
Elektronisch
remsysteem in Starten en bedienen voor de
werking van het systeem en de bedieningsin-
formatie. Om uw keuze te maken drukt u her-
haaldelijk kort op de toets SELECT, totdat een
vinkje naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is uitge-
schakeld.
203
OPMERKING:
Als u de grip van het voertuig wilt verbeteren
wanneer u met sneeuwkettingen rijdt, of
wanneer u wegrijdt uit diepe sneeuw, zand
of grint, kan het handig zijn om te schakelen
naar de modus “Partial Off” (Gedeeltelijk uit)
door de ESC OFF-schakelaar in te drukken.
Nadat u het ESC-systeem in de modusPar-
tial Off niet meer nodig heeft, kunt u de
oorspronkelijke modus weer terugzetten
door de ESC OFF-schakelaar kort in te druk-
ken. Dit kan wanneer het voertuig in bewe-
ging is.
4WD lage gearing
Partial Off (Gedeeltelijk uit)
Dit is de normale bedrijfsmodus voor ESC in
4WD LOW. Wanneer het voertuig wordt gestart
in 4WD LOW (lage gearing), of wanneer de
tussenbak (indien aanwezig) van 4WD HIGH
(hoge gearing) of van NEUTRAL naar 4WD
LOW (lage gearing) wordt geschakeld, staat
het ESC-systeem in de stand Partial Off(Ge-
deeltelijk uit).Antislingerregeling (TSC)TSC gebruikt sensors in de auto om op te
merken als de aanhanger meer dan normaal
slingert en voert de nodige acties uit om het
slingeren te stoppen. Het systeem kan de
kracht van de motor verminderen en de rem
van de betrokken wiel(en) aanschakelen om
het slingeren van de aanhanger tegen te gaan.
TSC wordt automatisch aangeschakeld als het
merkt dat de aanhanger meer dan normaal
slingert. De bestuurder hoeft niets te doen. Let
wel op dat TSC niet het slingeren van alle
aanhangers kan stoppen. Wees altijd voorzich-
tig als u een aanhanger trekt en volg de aan-
bevelingen voor het disselgewicht van de aan-
hanger. Raadpleeg “Het trekken van een
aanhanger” onder “Starten en bedienen” voor
meer informatie. Wanneer het TSC-systeem ac-
tief is, knippert het indicatie-/storingslampje
ESC. Het is mogelijk dat het motorvermogen
verminderd wordt en u voelt misschien dat de
remmen voor individuele wielen worden aange-
trokken in een poging om het slingeren van de
aanhanger te stoppen. Wanneer het ESC-
systeem in de modus “Partial Off” (Gedeeltelijk
uit) staat is het TSC-systeem uitgeschakeld.WAARSCHUWING!
Als TSC wordt aangeschakeld tijdens het
rijden, verminder dan de snelheid van de
auto, stop op de dichtstbijzijnde veilige plaats
en verander de lading van de aanhanger om
een einde te maken aan het slingeren van de
aanhanger.
Starthulp op hellingen (Hill Start
Assist, HSA)
Het HSA-systeem is ontworpen om de bestuur-
der te helpen bij het starten van de auto als
deze op een helling is stilgezet. HSA handhaaft
gedurende een korte periode dezelfde rem-
druk als die de bestuurder heeft gebruikt nadat
de bestuurder zijn of haar voet van het rempe-
daal heeft gehaald. Als de bestuurder geen
gas geeft tijdens deze korte periode, zal het
systeem de remdruk loslaten en de auto zal
dan de heuvel afrollen. Het systeem laat de
remdruk los in verhouding tot de hoeveelheid
gas die gegeven wordt als de auto in de
bedoelde rijrichting begint te rijden.
278