7
KENNISMAKING MET DE AUTO
SYMBOLEN
Sommige onderdelen van uw Fiat
Strada zijn voorzien van speciale
gekleurde plaatjes. Deze plaatjes zijn
voorzien van symbolen die de
voorzorgsmaatregelen aangeven die
in acht genomen moeten worden
wanneer het betreffende onderdeel
wordt gebruikt.SLEUTELS fig. 1
De auto wordt geleverd met een
sleutel A (met afstandsbediening) of
twee sleutels B (zonder
afstandsbediening), afhankelijk van de
versie.
De sleutels dienen voor:
– het starten
– de portieren
– tankdop
– uitschakeling passagiersairbag
– openen/sluiten op afstand (sleutel
met afstandsbediening).
AB
fig. 1
F0X001m
FIAT CODE SYSTEEM
Om de auto nog beter tegen diefstal
te beschermen, is hij uitgerust met
een elektronische startblokkering
(Fiat CODE) die automatisch wordt
ingeschakeld wanneer de
contactsleutel wordt uitgenomen.
Elke sleutel bevat een elektronisch
apparaatje dat bij het starten een
RF-signaal ontvangt van een speciale
antenne die in het contactslot is
ingebouwd. Dit signaal is het
“wachtwoord” waarmee de
regeleenheid de sleutel herkent en
het starten van de motor vrijgeeft.
12
INSTRUMENTENPANEEL
De aanwezigheid en de plaats van de bedieningselementen, instrumenten en waarschuwings-/controlelampjes kunnen per
versie verschillen.
fig. 6
Trekking / Working versie fig. 6
1. Verstelbare luchtroosters aan zijkanten – 2. Linkerhendel: bediening buitenverlichting – 3. Claxon
4. Instrumentenpaneel – 5. Rechterhendel: bediening ruitenwissers, ruitensproeiers, trip computer – 6. Verstelbare
luchtroosters in het midden – 7. Bedieningsknoppen – 8. Schakelaar alarmknipperlichten – 9. Autoradio (of voorbereiding
voor autoradio) – 10. Passagiersairbag of bovenste opbergvak – 11. Dashboardkastje – 12. Opbergvak
13. Bedieningselementen verwarming/ventilatie/airco – 14. Contactslot – 15. Frontairbag bestuurderszijde – 16. Hendel
voor openen motorkap – 17. Deksel zekeringhouder op dashboard – 18. Koplampverstelling en bedieningselementen.
F0X0006m
13
De aanwezigheid en de plaats van de bedieningselementen, instrumenten en waarschuwings-/controlelampjes kunnen per
versie verschillen.
F0X0007mfig. 7
Adventure versie fig. 7
1. Verstelbare luchtroosters aan zijkanten – 2. Linkerhendel: bediening buitenverlichting – 3. Claxon
4. Instrumentenpaneel – 5. Rechterhendel: bediening ruitenwissers, ruitensproeiers, trip computer – 6. Verstelbare
luchtroosters in het midden – 7. Bedieningsknoppen – 8. Kompas – 9. Hellingmeter dwarsrichting – 10. Hellingmeter
lengterichting – 11. Autoradio (of voorbereiding voor autoradio) – 12. Schakelaar alarmknipperlichten
13. Passagiersairbag of bovenste opbergvak – 14. Dashboardkastje – 15. Opbergvak – 16. Bedieningselementen
verwarming/ventilatie/airco – 17. Contactslot – 18. Frontairbag bestuurderszijde – 19. Hendel voor openen motorkap –
20. Deksel zekeringhouder op dashboard – 21. Koplampverstelling, E-Locker (indien voorzien) en bedieningselementen.
24
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het
ongeboren kind wordt het risico op
verwondingen bij een ongeval fors
ingeperkt als de gordel wordt
gedragen.
Vanzelfsprekend moeten zwangere
vrouwen het onderste deel van de
gordel lager omleggen, zodat de
gordel over het bekken en onder de
buik loopt fig. 27.
fig. 27
F0X0155m
HOE DE
VEILIGHEIDSGORDELS IN
OPTIMALE TOESTAND
HOUDEN
1) Zorg altijd dat de gordel degelijk
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de rolautomaat
niet haperend werkt.
2) Vervang de gordels na een
ongeval, ook al lijken ze niet
beschadigd.
3) Gebruik water en neutrale zeep
om de gordels met de hand te
wassen. Spoel de gordels en laat
ze in de schaduw drogen. Gebruik
nooit agressieve, blekende of
kleurende middelen of andere
producten die het weefsel van de
gordel kunnen aantasten.
4) Zorg dat er geen vocht in de
rolautomaat komt: de goede
werking ervan is alleen
gegarandeerd als ze droog blijven.
5) Vervang de gordels als ze sporen
van slijtage of beschadiging
vertonen.
BIJZONDER
GEVAARLIJK:
Als de auto een airbag
aan passagierszijde
heeft, plaats dan geen
kinderzitje op de
passagiersstoel.
WAARSCHUWING
PASSAGIERSAIRBAG
UITGESCHAKELD
(geel) (voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje Fbrandt wanneer de
frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
Als bij ingeschakelde frontairbag aan
passagierszijde de contactsleutel in
de stand MAR wordt gedraaid, gaat
het lampje Fongeveer 4 seconden
vast branden, vervolgens 4 seconden
knipperen en daarna zal het doven.
F
Een defect van het
lampje
Fwordt
gemeld door het branden van
het lampje
¬.
Ook zorgt het airbagsysteem
voor de automatische
uitschakeling van de airbags
aan passagierszijde. Laat het
systeem controleren door het
Fiat Servicenetwerk alvorens
verder te rijden.
WAARSCHUWING
STORING AIRBAG
(rood)
(voor bepaalde
versies/markten)
Als de contactsleutel naar de stand
MAR wordt gedraaid, gaat dit lampje
branden. Na enkele seconden moet
het doven. Het lampje blijft vast
branden als er een storing in het
airbagsysteem aanwezig is. Bij
sommige versies verschijnt een
speciale melding op de display.
¬
Als de contactsleutel
naar MAR wordt
gedraaid en het lampje
¬gaat
niet branden of blijft branden
tijdens het rijden, dan is er
mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen. In dat geval
kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in een
zeer beperkt aantal gevallen, op
verkeerde wijze geactiveerd
worden. Neem onmiddellijk
contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem
te laten controleren.
WAARSCHUWING
Een defect lampje ¬
wordt aangegeven door
het langer dan de normale 4
seconden knipperen van het
lampje
Fdat de uitschakeling
van de passagiersairbag meldt.
Ook zorgt het airbagsysteem
voor de automatische
uitschakeling van de airbags
aan passagierszijde
(frontairbag en zijairbags voor
bepaalde versies/markten). In
dergelijke gevallen kan het
lampje
¬mogelijk geen
storingen in de
veiligheidssystemen aangeven.
Laat het systeem controleren
door het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
WAARSCHUWING
56
FRONTAIRBAGS
De frontairbags (bestuurder en
passagier) beschermen de
inzittenden voorin bij middelzware
en zware frontale botsingen, door
de airbag tussen de inzittende en het
stuurwiel of het dashboard op te
blazen.
Als de airbags niet worden
opgeblazen bij andere soorten
botsingen (botsingen opzij, achterop,
over de kop slaan enz.), betekent dit
dus niet dat het systeem slecht
functioneert.
In geval van een frontale botsing
zorgt een elektronische regeleenheid
ervoor dat het kussen wordt
opgeblazen.
Het kussen wordt onmiddellijk
tussen de inzittende voorin en het
stuurwiel of het dashboard
opgeblazen, waardoor het lichaam
van de inzittende wordt opgevangen
en de kans op verwondingen
beperkt wordt. Na het opblazen
loopt het kussen direct weer leeg.De frontairbags (bestuurder en
passagier) zijn geen vervanging voor
de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij
de wet voorgeschreven is in alle
Europese landen en de meeste
landen daarbuiten.
Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die
nog niet volledig opgeblazen is.
Onder deze omstandigheden wordt
de inzittende minder door de airbag
beschermd.
Het kan in de volgende situaties
voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
– frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, waarbij
niet de voorkant van het voertuig
is betrokken (bijv. spatbord tegen
de vangrail, etc. );
– de auto schuift onder andere
auto’s of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens
of vangrails); AIRBAGS
Het voertuig is uitgerust met een
frontairbag voor de bestuurder en,
voor bepaalde versies/markten, een
frontairbag voor de passagier.
F0X0059m
92
in deze situaties bieden ze geen
aanvullende bescherming ten
opzichte van de veiligheidsgordels,
zodat hun activering geen zin heeft.
In deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing
van het systeem.
Breng geen stickers of
andere voorwerpen op
het stuurwiel of op het deksel
van de passagiersairbag aan.
Plaats nooit voorwerpen (bijv.
mobiele telefoons) op het
dashboard aan passagierszijde,
omdat deze het correct openen
van de passagiersairbag
kunnen hinderen en tevens de
inzittenden ernstig kunnen
verwonden.
WAARSCHUWING
Wanneer de airbags volledig
opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel
en de bestuurder en tussen het
dashboard en de passagier.
Bij lichte frontale botsingen
(waarbij de bescherming van de
omgelegde gordel volstaat) worden
de airbags niet opgeblazen.
De veiligheidsgordels moeten dus
altijd gedragen worden.
Bij een frontale aanrijding zorgen de
veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden
gehouden.
fig. 99
F0X0055m
fig. 98
F0X0054m
FRONTAIRBAG
BESTUURDERSZIJDE fig. 98
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een
speciale ruimte in het midden van
het stuurwiel is geplaatst.
FRONTAIRBAG PASSAGIER
fig. 99 (voor bepaalde
versies/markten)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een
speciale ruimte in het dashboard is
opgeborgen: deze airbag heeft een
groter volume dan de
bestuurdersairbag.
De frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn ontworpen en
afgesteld om inzittenden voorin met
omgelegde veiligheidsgordels te
beschermen.
93
fig. 100
F0X0081m
BIJZONDER
GEVAARLIJK:
Monteer geen
kinderzitjes
achterstevoren op de
passagiersstoel voor wanneer de
frontairbag aan passagierszijde
is ingeschakeld. Als bij een
botsing de airbag wordt
opgeblazen, kan het kind
hierdoor dodelijke verwondingen
oplopen. Schakel dus altijd de
passagiersairbag uit wanneer
een kinderzitje op de
passagiersstoel wordt geplaatst.
Bovendien moet de
passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het
dashboard. Ook als is het niet
wettelijk verplicht, moet de
airbag onmiddellijk weer
ingeschakeld worden zodra geen
kinderen meer vervoerd worden,
om een betere bescherming van
de volwassenen te garanderen.
WAARSCHUWINGFRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
HANDMATIG
UITSCHAKELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Mocht het toch nodig zijn om een
klein kind op de passagiersstoel te
vervoeren, dan moet de frontairbag
aan passagierszijde uitgeschakeld
worden.
Met de contactsleutel op STOP, kan
de airbag in- en uitgeschakeld
worden door de contactsleutel in de
schakelaar te steken die bij geopend
passagiersportier bereikt kan
worden.
De sleutel kan in beide standen
ingebracht en uitgenomen worden.
BELANGRIJK Bedien de schakelaar
uitsluitend bij afgezette motor en
verwijderde contactsleutel.De sleutelschakelaar heeft twee
standen fig. 100:
– frontairbag passagier ingeschakeld
(stand ON
P):
controlelampje
Fop
instrumentenpaneel uit; het
vervoeren van kinderen op de
voorstoel is strikt verboden.
– frontairbag passagier uitgeschakeld
(stand OFF
F): controlelampje
Fop instrumentenpaneel aan;
kinderen, beschermd met het
juiste veiligheidssysteem, mogen
op de voorstoel vervoerd
worden.
Het controlelampje
Fop het
instrumentenpaneel blijft continu
branden totdat de passagiersairbag
weer wordt ingeschakeld.
94