Page 89 of 195
fig. 91
Om de motorkap te sluiten:
1) Houd de motorkap met één hand
omhoog, verwijder met de
andere hand de stang A-fig. 90 uit
de zitting B en plaats hem terug in
de klem.
2) Laat de motorkap tot op
ongeveer 20 cm van de
motorruimte zakken.
3) Laat de motorkap vallen: hij
wordt automatisch vergrendeld.
Controleer altijd of de
motorkap goed
vergrendeld is om te voorkomen
dat deze tijdens het rijden opent.
WAARSCHUWING
ACHTERRUIT
De achterruit (voor bepaalde
versies/markten) kan worden
opengeschoven door de klem
A-fig. 91 los te haken.
F0X0072m
fig. 92
F0X0073m
BESCHERMROOSTER
Om de achterruit te beschermen, is
er aan de carrosserie een rooster
bevestigd dat ook als ladderdrager
fig. 92 kan fungeren. Gebruik de
ladderdrager om hiertegen de hogere
voorwerpen die vervoerd worden te
zetten en te bevestigen. Bij versie
met verlengde, dubbele of Adventure
cabine moet de beveiliging worden
opgetild fig. 93-94.
87
Page 90 of 195
fig. 95
F0X0076m
fig. 94
F0X0075m
Maak daar waar aanwezig gebruik
van de zijhandgrepen A-fig. 95 om
eenvoudiger in de laadbak te kunnen
klimmen (om bijvoorbeeld de lading
te schikken).
fig. 93
F0X0074m
Let bijzonder goed op
de handen tijdens het
optillen en sluiten van de
beveiligingen opzij: gevaar op
beknelling en/of verwonding.
WAARSCHUWING
Klim niet op de plastic
sierprofielen in de
laadbak; vooral niet in de zone
van de tankklep.
WAARSCHUWING
Gebruik de
zijhandgrepen niet om
hieraan voorwerpen te
bevestigen.
WAARSCHUWING
Zet geen zijdelingse
drukkracht groter dan
30 kg op de buitenste
beveiligingen.
WAARSCHUWING
Klim niet op de
dwarsstangen van het
beschermrooster; ze zijn
ontworpen om een maximum
belasting van 50 kg te verdragen.
WAARSCHUWING
88
Page 91 of 195

TREEPLANKEN
ACHTER EN OPZIJ
(voor bepaalde versies/markten)
Voor een betere toegang tot de
laadbak, is de auto van twee
treeplanken achter voorzien fig. 96.
Voor een betere toegang tot het
interieur, is de Adventure-versie van
treeplanken opzij voorzien.
KOPLAMPEN
LICHTBUNDEL AFSTELLEN
Een goede afstelling van de
koplampen is belangrijk voor het
comfort en de veiligheid van de
bestuurder en alle overige
weggebruikers. De koplampen
moeten tijdens het rijden juist
gericht zijn om de beste
zichtcondities te garanderen. Neem
contact op met het Fiat
Servicenetwerk voor controle en
eventuele afstelling.
HOOGTEREGELING
KOPLAMPEN
De hoogteregeling werkt met de
contactsleutel in de stand MAR en
ingeschakelde dimlichten. De auto
helt achterover indien beladen.
Hierdoor schijnt de lichtbundel meer
naar boven. In dergelijke gevallen
moeten de koplampen opnieuw
worden afgesteld.Hoogteregeling koplampen
fig. 97
Gebruik, afhankelijk van de versie, de
speciale knoppen op het
bedieningspaneeltje links van het
stuurwiel fig. 97.
De display op het
instrumentenpaneel geeft de
ingestelde stand aan.
Stand 0 - een of twee personen op
de voorstoelen.
Stand 1 - vier personen
Stand 2 - vier personen + lading in
de laadbak.
Stand 3 - bestuurder + maximum
toegestane lading die in de
laadbak wordt vervoerd.
fig. 97
F0X0078m
fig. 96
F0X0077m
89
Page 92 of 195
Controleer de afstelling
van de koplampen
telkens als het gewicht of de
verdeling van de lading
verandert.
WAARSCHUWINGABS
Dit systeem, dat deel uitmaakt van
het remsysteem, voorkomt het
blokkeren of slippen van een of
meerdere wielen op alle soorten
wegdek en ongeacht de remkracht,
zodat de auto ook tijdens
paniekremmen onder controle
gehouden kan worden.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking
Force Distribution) dat voor de
verdeling van de remkracht tussen
de voor- en de achterwielen zorgt.
BELANGRIJK Een inrijperiode van
circa 500 km is vereist om het beste
uit het remsysteem te halen: vermijd
tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
De bestuurder kan merken wanneer
het ABS wordt ingeschakeld doordat
een trilling in het rempedaal voelbaar
is en het systeem ietwat meer geluid
maakt: dit geeft aan dat de snelheid
moet worden aangepast aan het type
wegdek waarop wordt gereden.
90
Page 93 of 195

Wanneer het ABS
wordt ingeschakeld, is
een trilling in het rempedaal
voelbaar. Verlaag de remdruk
niet en houd het rempedaal
goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste
remweg op basis van de
conditie van het wegdek.
WAARSCHUWING
Als het ABS wordt
ingeschakeld, betekent
dit dat de grip van de banden
op het wegdek de limiet heeft
bereikt. Verlaag de snelheid en
pas deze aan de beschikbare
grip aan.
WAARSCHUWING
Het ABS benut zoveel
mogelijk de beschikbare
grip maar kan deze niet
verhogen. Rijd dus altijd
voorzichtig op gladde
weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.
WAARSCHUWING
STORINGSMELDINGEN
Storing ABS
Deze wordt aangeduid door het
branden van het lampje >op het
instrumentenpaneel (samen met een
melding op de display bij sommige
versies) (zie het hoofdstuk “Lampjes
en meldingen”).
In dergelijke gevallen blijft het
remsysteem normaal werken, maar
met uitsluiting van het ABS systeem.
Rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde dealer van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te
laten controleren. Storing EBD
Deze wordt aangeduid door het
branden van de lampjes >and x
op het instrumentenpaneel (samen
met een melding op de display bij
sommige versies) (zie het hoofdstuk
“Lampjes en meldingen”).
In dit geval kunnen de achterwielen
bij hard remmen plotseling
blokkeren waardoor de auto begint
te slippen. Rijd dus zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde dealer van
het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten controleren.
Als alleen het
controlelampje
xop
het instrumentenpaneel gaat
branden (samen met een
melding op de display bij
bepaalde versies), zet dan de
motor onmiddellijk af en neem
contact op met de
dichtstbijzijnde dealer van het
Fiat Servicenetwerk.
Vloeistoflekken uit het
hydraulische systeem brengen
de werking van zowel het
normale remsysteem als het
ABS in gevaar.
WAARSCHUWING
91
Page 94 of 195

FRONTAIRBAGS
De frontairbags (bestuurder en
passagier) beschermen de
inzittenden voorin bij middelzware
en zware frontale botsingen, door
de airbag tussen de inzittende en het
stuurwiel of het dashboard op te
blazen.
Als de airbags niet worden
opgeblazen bij andere soorten
botsingen (botsingen opzij, achterop,
over de kop slaan enz.), betekent dit
dus niet dat het systeem slecht
functioneert.
In geval van een frontale botsing
zorgt een elektronische regeleenheid
ervoor dat het kussen wordt
opgeblazen.
Het kussen wordt onmiddellijk
tussen de inzittende voorin en het
stuurwiel of het dashboard
opgeblazen, waardoor het lichaam
van de inzittende wordt opgevangen
en de kans op verwondingen
beperkt wordt. Na het opblazen
loopt het kussen direct weer leeg.De frontairbags (bestuurder en
passagier) zijn geen vervanging voor
de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij
de wet voorgeschreven is in alle
Europese landen en de meeste
landen daarbuiten.
Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die
nog niet volledig opgeblazen is.
Onder deze omstandigheden wordt
de inzittende minder door de airbag
beschermd.
Het kan in de volgende situaties
voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
– frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, waarbij
niet de voorkant van het voertuig
is betrokken (bijv. spatbord tegen
de vangrail, etc. );
– de auto schuift onder andere
auto’s of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens
of vangrails); AIRBAGS
Het voertuig is uitgerust met een
frontairbag voor de bestuurder en,
voor bepaalde versies/markten, een
frontairbag voor de passagier.
F0X0059m
92
Page 95 of 195

in deze situaties bieden ze geen
aanvullende bescherming ten
opzichte van de veiligheidsgordels,
zodat hun activering geen zin heeft.
In deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing
van het systeem.
Breng geen stickers of
andere voorwerpen op
het stuurwiel of op het deksel
van de passagiersairbag aan.
Plaats nooit voorwerpen (bijv.
mobiele telefoons) op het
dashboard aan passagierszijde,
omdat deze het correct openen
van de passagiersairbag
kunnen hinderen en tevens de
inzittenden ernstig kunnen
verwonden.
WAARSCHUWING
Wanneer de airbags volledig
opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel
en de bestuurder en tussen het
dashboard en de passagier.
Bij lichte frontale botsingen
(waarbij de bescherming van de
omgelegde gordel volstaat) worden
de airbags niet opgeblazen.
De veiligheidsgordels moeten dus
altijd gedragen worden.
Bij een frontale aanrijding zorgen de
veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden
gehouden.
fig. 99
F0X0055m
fig. 98
F0X0054m
FRONTAIRBAG
BESTUURDERSZIJDE fig. 98
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een
speciale ruimte in het midden van
het stuurwiel is geplaatst.
FRONTAIRBAG PASSAGIER
fig. 99 (voor bepaalde
versies/markten)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een
speciale ruimte in het dashboard is
opgeborgen: deze airbag heeft een
groter volume dan de
bestuurdersairbag.
De frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn ontworpen en
afgesteld om inzittenden voorin met
omgelegde veiligheidsgordels te
beschermen.
93
Page 96 of 195

fig. 100
F0X0081m
BIJZONDER
GEVAARLIJK:
Monteer geen
kinderzitjes
achterstevoren op de
passagiersstoel voor wanneer de
frontairbag aan passagierszijde
is ingeschakeld. Als bij een
botsing de airbag wordt
opgeblazen, kan het kind
hierdoor dodelijke verwondingen
oplopen. Schakel dus altijd de
passagiersairbag uit wanneer
een kinderzitje op de
passagiersstoel wordt geplaatst.
Bovendien moet de
passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het
dashboard. Ook als is het niet
wettelijk verplicht, moet de
airbag onmiddellijk weer
ingeschakeld worden zodra geen
kinderen meer vervoerd worden,
om een betere bescherming van
de volwassenen te garanderen.
WAARSCHUWINGFRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
HANDMATIG
UITSCHAKELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Mocht het toch nodig zijn om een
klein kind op de passagiersstoel te
vervoeren, dan moet de frontairbag
aan passagierszijde uitgeschakeld
worden.
Met de contactsleutel op STOP, kan
de airbag in- en uitgeschakeld
worden door de contactsleutel in de
schakelaar te steken die bij geopend
passagiersportier bereikt kan
worden.
De sleutel kan in beide standen
ingebracht en uitgenomen worden.
BELANGRIJK Bedien de schakelaar
uitsluitend bij afgezette motor en
verwijderde contactsleutel.De sleutelschakelaar heeft twee
standen fig. 100:
– frontairbag passagier ingeschakeld
(stand ON
P):
controlelampje
Fop
instrumentenpaneel uit; het
vervoeren van kinderen op de
voorstoel is strikt verboden.
– frontairbag passagier uitgeschakeld
(stand OFF
F): controlelampje
Fop instrumentenpaneel aan;
kinderen, beschermd met het
juiste veiligheidssysteem, mogen
op de voorstoel vervoerd
worden.
Het controlelampje
Fop het
instrumentenpaneel blijft continu
branden totdat de passagiersairbag
weer wordt ingeschakeld.
94