90
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,
27 mc en dergelijke) mogen alleen in de
auto worden gebruikt met een aparte an-
tenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke
apparaten in de auto (zonder buitenan-
tenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor
de gezondheid van de inzittenden, maar
kan ook storingen in de elektrische sys-
temen van de auto veroorzaken. Hierdoor
wordt de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangst-
kwaliteit aanzienlijk beperkt door de iso-
lerende eigenschappen van de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele tele-
foons (GSM, GPRS, UMTS) met het offi-
ciële EU-keurmerk, strikt aan de instruc-
ties die door de fabrikant van de mobiele
telefoon zijn bijgeleverd.EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoi-
res wilt monteren die constante voeding
nodig hebben (autoradio, anti-diefstalsa-
tellietbewaking, enz.), of accessoires die
de elektrische installatie zwaar belasten,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Deze kan u de meest geschikte installaties
aanraden uit Fiat Lineaccessori en con-
troleren of de elektrische installatie van de
auto geschikt is voor het extra stroom-
verbruik of dat het noodzakelijk is een ac-
cu met een grotere capaciteit te monte-
ren.ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die
na aankoop van de auto en binnen de af-
tersales-service worden gemonteerd,
moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage
van zend-/ontvangstapparatuur op voor-
waarde dat de montagewerkzaamheden
op de juiste wijze bij een gespecialiseerd
bedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aan-
wijzingen van de fabrikant in acht moeten
worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van
systemen de kenmerken van de auto wor-
den gewijzigd, kan het kentekenbewijs
worden ingenomen door de bevoegde in-
stanties en eventueel de garantie komen
te vervallen bij defecten die veroorzaakt
zijn door de bovengenoemde modificatie
of op defecten die direct of indirect daar-
van het gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijze
verantwoordelijk voor schade die het ge-
volg is van de installatie van accessoires die
niet door Fiat Auto S.p.A. zijn geleverd of
aanbevolen en die niet conform de gele-
verde instructies zijn geïnstalleerd.
96
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescherming
zijn de voorste veiligheidsgordels van de
auto voorzien van gordelspanners. Dit sys-
teem trekt bij een heftige frontale en zij-
delingse botsing de gordel enige centime-
ters aan. Op deze wijze worden de inzit-
tenden veel beter op hun plaats gehouden
en wordt de voorwaartse beweging be-
perkt.
Het blokkeren van de veiligheidsgordels
geeft aan dat de gordelspanner in werking
is geweest; de gordel wordt niet meer op-
gerold, ook niet als hij wordt begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale be-
scherming door de gordelspanner moet
de veiligheidsgordel zo worden omgelegd
dat hij goed aansluit op borst en bekken.
Tijdens de werking van de gordelspanner
kan er een beetje rook ontsnappen. De-
ze rook is niet schadelijk en duidt niet op
brand.
De gordelspanner behoeft geen enkel on-
derhoud of smering.
Elke verandering van de oorspronkelijke
staat zal de doelmatigheid verminderen.
Als de gordelspanner door extreme na-
tuurlijke omstandigheden (overstromin-
gen, vloedgolven) met water en modder
in contact is geweest, dan moet de span-
ner worden vervangen.TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de bescherming van de inzittenden bij
een ongeval te vergroten, zijn de oprol-
automaten van de gordels voor voorzien
van trekkrachtbegrenzers die tijdens een
frontale aanrijding de piekbelasting op de
borst en schouders beperken.De gordelspanner werkt
slechts eenmaal. Als de gor-
delspanners hebben gewerkt , moet u
zich tot het Fiat Servicenetwerk wenden
om ze te laten vervangen. De geldigheid
van het systeem staat vermeld op een
plaatje dat zich in het dashboardkast-
je bevindt : laat het systeem voor het ver-
strijken van deze termijn door het Fiat
Servicenetwerk vervangen.
ATTENZIONE
Werkzaamheden in de buurt
van de gordelspanners, waarbij
stoten, sterke trillingen of ver-
hitting optreden (maximaal
100°C gedurende ten hoogste 6 uur),
kunnen de gordelspanners beschadigen
of activeren: bij die omstandigheden ho-
ren niet trillingen die voortgebracht wor-
den door een slecht wegdek of door con-
tacten met kleine obstakels zoals trot-
toirs. Als er iets aan de gordelspanners
moet gebeuren, dient u zich tot het Fiat
Servicenetwerk te wenden.
SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem
(Seat Belt Reminder), dat bestaat uit een
akoestisch waarschuwingssysteem dat, sa-
men met het brandende lampje
passagier voor waarschuwt als de veilig-
heidsgordel niet is omgelegd.
De zoemer kan tijdelijk (totdat de motor
wordt uitgezet) op de volgende wijze wor-
den uitgeschakeld:
❒maak de veiligheidsgordel aan bestuur-
ders- en passagierszijde vast;
❒draai de contactsleutel in stand M:
❒wacht langer dan 20 seconden en maak
dan ten minste een van de veiligheids-
gordels los.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om
het systeem uit te schakelen.
98
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
Voor maximale veiligheid
moet u de rugleuning recht-
op zetten, tegen de leuning aan gaan
zitten en de gordel goed laten aan-
sluiten op borst en bekken. Draag al-
tijd veiligheidsgordels zowel voor als
achter in de auto! Rijden zonder vei-
ligheidsgordels vergroot het risico op
ernstig letsel of dodelijke afloop bij
een ongeval.
ATTENTIE!
Het is streng verboden onder-
delen van de veiligheidsgordels
of gordelspanners te demonteren of
open te maken. Werkzaamheden aan
de veiligheidsgordels en gordelspanners
moeten worden uitgevoerd door ge-
kwalificeerd personeel. Wendt u altijd
tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
Als de gordel aan een zware
belasting wordt blootgesteld
(bijvoorbeeld tijdens een ongeval), dan
moet de gordel samen met de veran-
keringen, bevestigingspunten en de
gordelspanners worden vervangen.
Ook als de schade niet zichtbaar is,
dan kan de gordel toch verzwakt zijn.
ATTENTIE!
Iedere gordel dient slechts ter
bescherming van een enkel
persoon: gebruik de gordel niet voor
een kind dat bij een volwassene op
schoot zit , waarbij de gordel beiden
zou moeten beschermen. Er mag geen
enkel voorwerp tussen de gordel en
het lichaam van de inzittende worden
geplaatst .
ATTENTIE!
110
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
HEADBAGS
(WINDOWBAGS) fig. 20
(indien aanwezig)
De headbag is een “gordijn”-systeem en
bevindt zich aan de rechter- en aan de lin-
kerzijde in de hemelbekleding aan de zij-
kant en is afgedekt met een afwerklijst.
De headbags bieden bescherming aan het
hoofd van de inzittenden voor en achter
tijdens een zijdelingse botsing, dankzij het
grote effectieve oppervlak van de kussens.
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een
zijdelingse botsing optimaal door het sys-
teem beschermd als hij/zij in de juiste po-
sitie in de stoel zit. Hierdoor kunnen de zij-
airbags op de juiste wijze worden opgebla-
zen.BELANGRIJK De frontairbags en/of zij-air-
bags kunnen ook worden geactiveerd bij
krachtige stoten tegen de onderzijde van
de carrosserie, bijvoorbeeld bij zware
botsingen tegen drempels of stoepranden
of obstakels op het wegdek of als de au-
to terecht komt in grote gaten of verzak-
kingen in het wegdek.
BELANGRIJK Als de airbags in werking
treden, ontsnapt een beetje rook. Deze
rook is niet schadelijk en duidt niet op
brand; bovendien kan het oppervlak van
het opgeblazen kussen en het interieur van
de auto bedekt zijn met een laagje poeder:
dit poeder kan de huid en de ogen irrite-
ren. Als u hiermee in aanraking bent ge-
komen, moet u zich met neutrale zeep en
water wassen.
De geldigheidsduur van de pyrotechnische
lading en van het spiraalmechanisme is ver-
meld op het betreffende plaatje in het
dashboardkastje. Laat ze voor het ver-
strijken van deze termijn door het Fiat
Servicenetwerk vervangen.
fig. 20F0P0117m
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een
of meerdere veiligheidssystemen zijn ge-
activeerd, dient u contact op te nemen
met het Fiat Servicenetwerk om de geac-
tiveerde systemen te laten vervangen en
de werking van het systeem te laten con-
troleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties
en vervanging van de airbag moeten door
het Fiat Servicenetwerk worden uitge-
voerd.
Aan het einde van de lange levensduur van
uw auto, moet u contact opnemen met
het Fiat Servicenetwerk om het systeem
buiten werking te laten stellen, bovendien
moet bij verkoop van de auto de nieuwe
eigenaar op de hoogte gesteld worden van
het gebruik en de instructies, en moet hij
het instructieboekje ontvangen.
111
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
Steun niet met het hoofd, de
armen of de ellebogen tegen
het portier, de ruiten of in het gebied
van de headbag (Window Bag) om
verwondingen tijdens het opblazen te
voorkomen.
ATTENTIE!
Steek nooit het hoofd, de ar-
men of de ellebogen uit het
raam.
ATTENTIE!
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als u de contactsleutel in
stand M draait en het lamp-
je
¬gaat niet branden of blijft bran-
den tijdens het rijden, dan is er moge-
lijk een storing in de veiligheidssyste-
men; in dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd wor-
den bij een ongeval of, in een zeer be-
perkt aantal gevallen, niet op de juis-
te wijze geactiveerd worden. Voordat u
verder rijdt , dient u contact op te ne-
men met het Fiat Servicenetwerk om
het systeem direct te laten controleren.
ATTENTIE!
Bedek de rugleuning van de
stoelen voor en achter niet
met hoezen of kleden die niet zijn voor-
bereid op het gebruik met sidebags.
ATTENTIE!
Reis niet met voorwerpen op
schoot of voor de borst en
houd vooral geen pijp, potlood, enz.
in de mond. Bij een ongeval waarbij
de airbag in werking treedt , kan dit
ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE!BELANGRIJK Het in werking treden van
de gordelspanners, de frontairbags en de
zij-airbags voor wordt door de elektroni-
sche regeleenheid bepaald, afhankelijk van
het type ongeval. Als een van deze on-
derdelen niet in werking treedt, dan duidt
dat niet op een storing in het systeem.
Rijd altijd met beide handen
op de stuurwielrand, zodat bij
het in werking treden van de airbag,
het systeem niet wordt gehinderd door
obstakels. Rijd niet met voorover ge-
bogen lichaam, maar ga goed rechtop
zitten en steun tegen de rugleuning.
ATTENTIE!
112
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
Als de contactsleutel in stand
M staat , kunnen, ook bij uit-
gezette motor, de airbags inschakelen
als de auto stilstaat en de auto fron-
taal wordt aangereden door een an-
dere auto. Daarom mogen, ook als de
auto stilstaat , absoluut geen kinderen
op de passagiersstoel voor worden ge-
plaatst . Als de contactsleutel echter in
stand S staat , wordt bij een ongeval
geen enkel beveiligingssysteem (airbag
of gordelspanners) geactiveerd; als een
systeem niet in werking treedt , bete-
kent dit niet dat het systeem niet goed
werkt .
ATTENTIE!
De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen of
met stoom worden gereinigd (met de
hand of in een automatisch wasap-
paraat).
ATTENTIE!
De frontairbag treedt in wer-
king als de botsing zwaarder
is dan een botsing waarbij alleen de
gordelspanners worden geactiveerd. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden in liggen, treden al-
leen de gordelspanners in werking.
ATTENTIE!
Haak geen harde voorwer-
pen aan de kledinghaakjes
en aan de steunhandgrepen.
ATTENTIE!
De airbag is geen vervanging
voor de veiligheidsgordels,
maar een aanvulling. Omdat de fron-
tairbags niet worden geactiveerd bij
frontale botsingen bij lage snelheid, bij
zijdelingse aanrijdingen en als de auto
van achter wordt aangereden of over
de kop slaat , worden in deze gevallen
de inzittenden uitsluitend door de vei-
ligheidsgordels beschermd. De gordels
moeten dus altijd gedragen worden.
ATTENTIE!
Als u de contactsleutel in
stand M draait , gaat het
lampje
“(met de frontairbag
aan passagierszijde ingeschakeld) en-
kele seconden knipperen, om u eraan
te herinneren dat de airbag aan pas-
sagierszijde bij een botsing wordt ge-
activeerd. Hierna moet het lampje do-
ven.
ATTENTIE!
Laat bij diefstal of een poging
tot diefstal, bij beschadiging
of als de auto bij een overstroming on-
der water is geweest , het airbagsys-
teem door het Fiat Servicenetwerk con-
troleren.
ATTENTIE!
115
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in
standSvoordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand Mhet
lampje
mop het display blijft branden,
raden wij u aan de sleutel in stand Ste
draaien en vervolgens weer in stand M; als
het lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde
sleutels.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleu-
tel niet in stand Mstaan als de motor is
uitgezet.
Als het lampje
mgedurende
60 seconden gaat knipperen
na het starten of tijdens een
langdurige startpoging, dan
duidt dat op een storing in het voor-
gloeisysteem. Als de motor aanslaat,
kunt u de auto op de gewone manier
gebruiken, maar wendt u zo snel mo-
gelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
MOTOR OPWARMEN NA HET
STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet met
hoge toerentallen draaien en trap het
gaspedaal niet bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen maxi-
male prestaties. Wij raden u aan te
wachten tot de wijzernaald van de koel-
vloeistoftemperatuurmeter begint te
bewegen.
Houd er rekening mee dat de
rem- en de stuurbekrachtiging
niet werken zolang de motor
niet is aangeslagen, waardoor
meer kracht nodig is voor de bediening
van het rempedaal en het stuur.
Probeer auto’s nooit te star-
ten door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling af te
laten rijden. Op die wijze kan
er onverbrande brandstof in de kata-
lysator komen, waardoor deze onher-
stelbaar wordt beschadigd.
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand Sterwijl
de motor stationair draait.
BELANGRIJK Het is beter om de motor
na een zware rit even “op adem” te laten
komen. Zet de motor niet onmiddellijk
uit, maar laat hem even stationair draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de mo-
torruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor
uitzet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is, voor-
al voor motoren met turbo-
compressor, schadelijk.
116
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENHANDREM fig. 1
De handrem is aan de linkerzijde van de
bestuurdersstoel geplaatst.
Om de handrem in te schakelen, moet u
de hendel omhoog trekken zodat de auto
blokkeert. Op een vlakke ondergrond
hoort de auto geblokkeerd te zijn als de
handrem vier of vijf tanden is aangetrok-
ken. Op sterke hellingen en bij een bela-
den auto moet de handrem negen of tien
tanden worden aangetrokken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat
dan het Fiat Servicenetwerk de handrem
afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de
contactsleutel in stand Mstaat, gaat op
het instrumentenpaneel het waarschu-
wingslampje
xbranden.
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒zet de motor uit en trek de handrem
aan;
❒schakel een versnelling in (de 1e als de
weg omhoog loopt, de achteruit als de
weg omlaag loopt) en zet de voorwie-
len iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat,
blokkeer de wielen dan met stenen of wig-
gen. Laat de contactsleutel nooit in het
contactslot zitten omdat hierdoor de ac-
cu ontlaadt. Neem bovendien de sleutel
altijd uit het contactslot als u de auto ver-
laat.
Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Neem de
sleutel altijd uit het contactslot als u
de auto verlaat en neem de sleutel
mee.
ATTENTIE!
fig. 1F0P0118m
Handrem uitschakelen:
❒trek de hendel iets omhoog en druk op
ontgrendelknopA;
❒druk op de knop Aen laat de hendel
zakken. Het lampje xop het instru-
mentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de au-
to te voorkomen, moet bij het bedienen
van de handrem het rempedaal worden in-
getrapt.
Als de auto is uitgerust met
wielophanging met luchtve-
ring en u de auto parkeert,
moet u altijd controleren of er
voldoende ruimte is boven het dak en
rond de auto. De auto kan automatisch
worden verhoogd (of verlaagd) op ba-
sis van eventuele temperatuurwisselin-
gen of wijzigingen in de lading.