163
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
Voorkom, als u de dop los-
draait , contact tussen de zeer
corrosieve vloeistof en de lak.
Als remvloeistof wordt ge-
morst , moet de lak onmiddellijk met
water worden afgespoeld.
De remvloeistof is giftig en
zeer corrosief. Als per onge-
luk remvloeistof wordt gemorst , moe-
ten de betreffende delen onmiddellijk
worden gewassen met water en neu-
trale zeep en daarna met veel water
worden afgespoeld. Bij inslikken dient
onmiddellijk een arts te worden ge-
raadpleegd.
ATTENTIE!
Het symbool πop het reser-
voir geeft aan dat syntheti-
sche remvloeistof en geen minerale
vloeistof moet worden gebruikt . Het
gebruik van minerale vloeistoffen moet
absoluut worden vermeden, omdat de
rubbers in het remsysteem door deze
vloeistoffen worden beschadigd.
ATTENTIE!
OLIE VAN DE
STUURBEKRACHTIGING
Controleer de olie van de stuurbekrachti-
ging bij een koude motor en als de auto op
een vlakke ondergrond staat. De olie moet
tussen het MIN- en MAX-merkteken op
het reservoir staan fig 12 enfig. 13.
Bij zeer warme olie kan het olieniveau bo-
ven het MAX-merkteken staan.
Indien nodig kan het niveau worden bij-
gevuld met olie, die dezelfde specificaties
moet hebben als de reeds in het systeem
aanwezige olie.
fig. 12 - Uitvoering 90 MultijetF0P0150mfig. 13 - Uitvoeringen 120-130-140
en 165 MultijetF0P0151m
Het olieverbruik van de stuur-
bekrachtiging is zeer laag; als
na het bijvullen de olie binnen
korte tijd weer moet worden
bijgevuld, moet het systeem door het
Fiat Servicenetwerk op eventuele lek-
kage worden gecontroleerd.
Voorkom dat de olie voor de
stuurbekrachtiging in contact
komt met de warme delen van de mo-
tor: de olie is ontvlambaar.
ATTENTIE!
Voor de besteluitvoering
wordt aangeraden de rem-
vloeistof om de twee jaar te vervangen.
ATTENTIE!
164
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
ACCU
De accu van de auto is “onderhoudsarm”:
onder normale omstandigheden hoeft het
elektrolyt niet bijgevuld te worden met ge-
destilleerd water.
De accu is in het interieur geplaatst, op de
vloer onder de passagiersstoel. De accu is
bereikbaar nadat het beschermdeksel is
verwijderd.
Het is raadzaam de accu door het Fiat Ser-
vicenetwerk te laten controleren/ vervan-
gen.
ACCULADING CONTROLEREN
fig. 14
De acculading kan gecontroleerd worden
door de kleur van de optische meter A
(indien aanwezig) op het deksel van de ac-
cu te controleren.
Als de accu niet voorzien is van een con-
trole-instrument voor de acculading en het
elektrolytniveau (optische hydrometer),
mogen de controlewerkzaamheden uit-
sluitend door deskundig personeel wor-
den uitgevoerd.
Om de acculading te controleren, moet
u de twee schroeven losdraaien en het
deksel openen. Sluit na het controleren
van de acculading, het deksel zorgvuldig,
waarbij afknellingen en kortsluiting moe-
ten worden voorkomen.
Zie de volgende tabel.De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Voorkom
contact met de huid en de ogen. Houd
open vuur en vonkvormende appara-
ten verwijderd van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
Als de accu werkt met een
zeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan de
accu en kan de accu openbarsten.
ATTENTIE!
LUCHTFILTER/
POLLENFILTER
Laat het pollenfilter vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
165
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
BELANGRIJKWij raden u aan de accu-
lading voor het begin van de winter te con-
troleren, om de mogelijkheid van bevrie-
zing van het elektrolyt te voorkomen. Voer
deze controle vaker uit als de auto over-
wegend voor korte trajecten wordt ge-
bruikt, of als accessoires zijn gemonteerd
die permanent, ook bij uitgeschakeld con-
tact, stroom verbruiken. Dit geldt in het
bijzonder voor achteraf aangebrachte ac-
cessoires.
fig. 14
A
F0P0242m
HelderwitteElektrolyt bijvullen Wendt u tot hetkleurFiat Servicenetwerk
Donkere kleurAccu onvoldoende geladen Accu opladen
zonder groen gebied (wendt u tot het Fiat
in het middenServicenetwerk)
Donkere kleur Elektrolytniveau en lading Geen actie
met groen gebied voldoende
in het midden
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een
originele accu met dezelfde specificaties
worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een ac-
cu met andere specificaties, vervallen de
onderhoudsintervallen die in het “Gepro-
grammeerd Onderhoudsschema” staan
aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accu
dient u zich strikt te houden aan de aan-
wijzingen van de fabrikant van de accu.Onoordeelkundige montage
van elektrische en elektronische
apparatuur kan ernstige scha-
de toebrengen aan de auto. Als
u na aanschaf van uw auto accessoires
wilt monteren (diefstalalarm, mobiele te-
lefoon enz.), wendt u dan tot het Fiat Ser-
vicenetwerk, dat kan u de meest ge-
schikte installaties aanraden en contro-
leren of het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
Accu’s bevatten zeer schade-
lijke stoffen voor het milieu.
Het is raadzaam om de accu
door het Fiat Servicenetwerk
te laten vervangen. Het Fiat Service-
netwerk beschikt over de uitrusting
voor het op milieuvriendelijke wijze en
conform de wettelijke bepalingen af-
voeren van de accu.
Als u de auto langere tijd
stalt in extreem koude om-
standigheden moet , om bevriezing te
voorkomen, de accu worden verwij-
derd en op een verwarmde plaats
worden bewaard.
ATTENTIE!
166
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
BELANGRIJK Een accu die gedurende lan-
gere tijd minder dan 50% geladen is (op-
tische meter donker zonder groen mid-
denstuk), raakt door sulfatering bescha-
digd. Hierdoor loopt de capaciteit en het
startvermogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor be-
vriezing (reeds bij temperaturen van cir-
ca –10°C). Als u de auto langere tijd niet
gebruikt, zie dan “Auto langere tijd stal-
len” in het hoofdstuk “Starten en rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoi-
res wilt monteren die constante voeding
nodig hebben (diefstalalarm enz.), of ac-
cessoires die de elektrische installatie
zwaar belasten, raden wij u aan contact op
te nemen met het Fiat Servicenetwerk.
Deze kan u de meest geschikte installaties
uit het Fiat Lineaccessori-programma aan-
raden en controleren of de elektrische in-
stallatie van de auto geschikt is voor het
extra stroomverbruik of dat het noodza-
kelijk is een accu met een grotere capaci-
teit te monteren. PRAKTISCHE TIPS OM DE
LEVENSDUUR VAN DE ACCU TE
VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voor-
komen en de levensduur te verlengen,
dient u de volgende aanwijzingen nauw-
keurig op te volgen:
❒wanneer u de auto parkeert, controleer
dan of de portieren, deuren en de mo-
torkap goed gesloten zijn. Hiermee
wordt voorkomen dat de interieurver-
lichting blijft branden;
❒schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem voor automatische uitschake-
ling van de interieurverlichting;
❒voorkom zoveel mogelijk het gebruik
van stroomverbruikers als de motor
uitstaat (autoradio, waarschuwings-
knipperlichten enz.).
❒voordat werkzaamheden aan de elek-
trische installatie van de auto worden
uitgevoerd, moet eerst de minklem van
de accupool worden losgemaakt;
❒de klemmen moeten altijd goed zijn be-
vestigd.
Bij werkzaamheden aan de
accu of in de buurt van de
accu, moet u uw ogen altijd bescher-
men met een speciale bril.
ATTENTIE!Enkele van deze stroomverbruikers blijven
continu stroom verbruiken ook bij een uit-
gezette motor, waardoor de accu gelei-
delijk ontlaadt.
167
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het
noodreservewiel, moet regelmatig, om de
twee weken en voor een lange rit, worden
gecontroleerd: de bandenspanning moet
bij koude banden worden gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspan-
ning toe; zie voor de juiste waarde van de
bandenspanning de paragraaf “Wielen” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt
een onregelmatige slijtage van de banden
fig. 15:
Ajuiste spanning: gelijkmatige slijtage van
het loopvlak.
Bte lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak.
Cte hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als de
profieldiepte van het loopvlak minder is
dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de
bepalingen van het land waarin u rijdt.
fig. 15F0P0191m
BELANGRIJK
❒Voorkom bruusk remmen, met spin-
nende wielen optrekken, harde con-
tacten tussen banden en stoepranden,
kuilen en andere obstakels. Het lang-
durig rijden op een slecht wegdek kan
de banden beschadigen;
❒controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen en bulten of slijt-
plekken op het loopvlak. Als u deze ge-
breken constateert, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk;
❒rijd nooit met een te zwaar beladen au-
to: hierdoor kunnen de banden en de
velgen ernstig beschadigd worden;
❒stop zo snel mogelijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
❒banden verouderen, ook als zij weinig
of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen geven aan dat
de band verouderd is. Banden die lan-
ger dan zes jaar onder een auto ge-
monteerd zijn, moeten dan ook door
een specialist worden gecontroleerd.
Dit geldt in het bijzonder voor het
noodreservewiel;
❒monteer nooit gebruikte banden of
banden, waarvan de herkomst onbe-
kend is;
❒bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel vernieuwd wor-
den;
❒om een gelijke slijtage van de banden op
de vooras en de achteras te verkrijgen,
is het raadzaam de banden om de
10.000 / 15.000 km van as te verwis-
selen. Hierbij moeten de banden aan
dezelfde zijde van de auto gemonteerd
blijven, zodat een omkering van de
draairichting wordt voorkomen.
Bedenk dat ook de weglig-
ging afhankelijk is van een
juiste bandenspanning.
ATTENTIE!
170
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
❒het aanbrengen van een beschermende
kunststof laag op kwetsbare delen: on-
derzijde van de portieren, binnenzijde
van de spatborden, naden, randen enz.;
❒toepassing van “open” holle ruimtes om
condensvorming te voorkomen en bin-
nendringend water af te voeren, waar-
door roest van binnenuit wordt voor-
komen.
CARROSSERIEGARANTIE
Bij de auto is de carrosserie tegen door-
roesten van alle originele componenten
van de carrosserie en van alle dragende de-
len gegarandeerd.
Voor de specifieke voorwaarden van deze
garantie wordt verwezen naar de “Service-
en garantiehandleiding”.
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN
DE CARROSSERIE
Lak
De lak heeft behalve een esthetische func-
tie ook een beschermende functie.
Daarom moeten beschadigingen van de lak-
laag, zoals krassen, onmiddellijk worden bij-
gewerkt om roestvorming te voorkomen.
Het bijwerken dient met de originele lak te
worden uitgevoerd (zie “Plaatje met infor-
matie over de carrosserielak” in het hoofd-
stuk “Technische gegevens”).
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest zijn:
❒luchtverontreiniging;
❒zoutgehalte in de lucht en luchtvoch-
tigheid (gebieden aan zee, warm en
vochtig klimaat);
❒omgevings-/seizoensinvloeden.
Ook de invloed van schurende elementen,
zoals stoffige omgeving, opwaaiend zand,
modder en steenslag op de lak en de on-
derzijde moet niet worden onderschat.
Fiat heeft voor uw auto de beste techno-
logische oplossingen toegepast om de car-
rosserie efficiënt tegen roest te bescher-
men.
De belangrijkste zijn:
❒de toepassing van aangepaste spuit-
technieken en lakproducten die de au-
to de benodigde weerstand tegen roest
en schurende elementen verlenen.
❒het gebruik van verzinkte (of voorbe-
handelde) plaatdelen met een hoge cor-
rosiebestendigheid;
❒het aanbrengen van een gespoten be-
schermende waslaag op de onderzijde,
in de wielkuipen, in de motorruimte en
verschillende holle ruimtes, met een
hoog beschermend vermogen; RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers) fig. 18
Als de ruitensproeiers niet werken, con-
troleer dan eerst het niveau in het rui-
tensproeiertankje (zie de paragraaf “Ni-
veaus controleren” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruiten-
sproeiermonden niet verstopt zijn. Deze
kunnen zo nodig met een speld worden
doorgeprikt.
De stralen van de ruitensproeiers kunt u
richten door de sproeiermonden af te stel-
len.
De stralen moeten op ongeveer
1/3van de
bovenkant van de ruit worden gericht.
Achterruit (achterruitsproeier)
De sproeiermond van de achterruitwisser
is op de achterruitwisser zelf geplaatst.
fig. 18F0P0163m
GEWICHTEN EN TREKGEWICHTEN
BESTEL-UITVOERING
Raadpleeg voor meer informatie de typegoedkeuring van de auto.
De lokale wetgeving van elk land ten aanzien van de trekgewichten moet beslist worden gerespecteerd. Voor informatie over het
trekken van aanhangers en de maximaal toegestane gewichten: wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
Lading vervoeren
Het trekken van aanhangers is mogelijk mits het maximaal toegestane totaalgewicht niet wordt overschreden. In geen enkel geval
mag het maximaal toelaatbare aanhangergewicht en het maximum totaal geladen gewicht, dat in de typegoedkeuring is vastgelegd,
worden overschreden.
Respecteer het toegelaten aanhangergewicht van de auto.
Aantal
zitplaatsen
2
3
2
3
2
3
2
3 UitvoeringLeeggewicht
(kg)
1661
1673
1661
1673
1680
1692
1700
1712 90 Multijet
(Euro 4)
Lange
wielbasis
(12Q)
Verhoogd
dak (12Q)Maximaal
toelaatbaar
gewicht
(kg)
2661
2661
2861
2861
2880
2880
2900
2900Maximaal
nuttig
laadvermogen
(kg)
1000
988
1200
1188
1200
1188
1200
1188Nuttig
laadvermogen
zonder
bestuurder
(kg)
925
913
1125
1113
1125
1113
1125
1113Trekgewicht
bij geremde
aanhanger
(kg)
1672
1672
1472
1472
1453
1453
1433
1433
(*) Het maximum trekgewicht bij een geremde aanhanger kan hoger zijn mits de lading van het trekkende voertuig met een even groot gewicht
wordt verlaagd, zodat wordt voorkomen dat het maximaal toegestane treingewicht wordt overschreden. Bij zeer hoge temperaturen kunnen de
motorprestaties tijdens het rijden afnemen om schade aan de motor te voorkomen. Bij een buitentemperatuur boven 37°C moet het trekge-
wicht worden beperkt tot 700 kg. Bij het trekken van aanhangers is het verboden sneller te rijden dan 100 km (respecteer de lokaal geldende
snelheidsbeperkingen).
Korte
wielbasis
(12Q) Korte
wielbasis
(10Q) Motor
ONDERHOUD
EN ZORG
NOODGEVALLEN
STARTEN EN
RIJDEN
VEILIGHEID
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ALFABETISCH
REGISTER
LAMPJES EN
BERICHTEN
191
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONDERHOUD
EN ZORG
NOODGEVALLEN
STARTEN EN
RIJDEN
VEILIGHEID
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ALFABETISCH
REGISTER
LAMPJES EN
BERICHTEN
195
COMBI-UITVOERING
Raadpleeg voor meer informatie de typegoedkeuring van de auto.
De lokale wetgeving van elk land ten aanzien van de trekgewichten moet beslist worden gerespecteerd. Voor informatie over het
trekken van aanhangers en de maximaal toegestane gewichten: wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
Lading vervoeren
Het trekken van aanhangers is mogelijk mits het maximaal toegestane totaalgewicht niet wordt overschreden. In geen enkel geval
mag het maximaal toelaatbare aanhangergewicht en het maximum totaal geladen gewicht, dat in de typegoedkeuring is vastgelegd,
worden overschreden.
Respecteer het toegelaten aanhangergewicht van de auto.
Uitvoering Aantal
zitplaatsen
5
6
8
9
5
6
8
9
8
9Leeggewicht
(kg)
1733
1745
1811
1822
1764
1776
1842
1853
1857
1868Nuttig
laadvermogen
zonder
bestuurder
(kg)
882
870
804
793
882
870
804
793
928
916Trekgewicht
bij geremde
aanhanger
(kg)
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000 Lange
wielbasis
Verstevigd
90 Multijet
(Euro 4)Maximaal
nuttig
laadvermogen
(kg)
950
938
872
861
950
938
872
861
996
984 Maximaal
toelaatbaar
gewicht
(kg)
2683
2683
2683
2683
2714
2714
2714
2714
2852
2852 Korte
wielbasis Motor
TECHNISCHE
GEGEVENS