12
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 4 standen worden ge-
draaidfig. 8:
❒S: motor uit, sleutel uitneembaar,
stuurslot ingeschakeld.
❒A: enkele elektrische installaties wer-
ken.
❒M: contact aan. Alle elektrische instal-
laties werken.
❒D: motor starten (stand zonder ver-
grendeling).STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand S, trek de sleutel
uit het start-/contactslot en draai het
stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl
u de sleutel in stand Mdraait.
Als het start-/contactslot is
geforceerd (bijv. bij een po-
ging tot diefstal) moet u, voordat u
weer met de auto gaat rijden, de wer-
king van het slot laten controleren bij
het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
Neem altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto wordt
verlaten, om onbedoeld gebruik van
de bedieningsknoppen/-hendels te
voorkomen. Vergeet niet de handrem
aan te trekken. Schakel de eerste ver-
snelling in als de auto op een helling
omhoog staat en de achteruit bij een
helling omlaag (gezien vanuit de rij-
richting). Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto.
ATTENTIE!
fig. 8F0P0010m
Verwijder de sleutel nooit uit
het contactslot als de auto
nog in beweging is. Bij de eerste stuur-
uitslag blokkeert het stuur automa-
tisch. Dit geldt in alle gevallen, ook als
de auto gesleept wordt .
ATTENTIE!
Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamheden
uit te voeren, waarvoor wijzigingen in
de stuurinrichting of de stuurkolom
vereist zijn (bijv. bij montage van een
diefstalbeveiliging). Hierdoor kunnen
de prestaties van het systeem, de ga-
rantie en de veiligheid in gevaar wor-
den gebracht en voldoet de auto niet
meer aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE!
14
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgeving
van de instrumenten kunnen per uitvoe-
ring verschillen.
SNELHEIDSMETER fig. 10
Geeft de snelheid van de auto aan.
TOERENTELLER fig. 11/a
De toerenteller geeft het toerental per mi-
nuut van de motor aan.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk
de toevoer van brandstof als de motor
met te hoge toerentallen draait, waardoor
het motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toe-
renteller onder bepaalde omstandigheden
een geleidelijke of herhaalde toerentalstij-
ging aangeven.
Dit is een normaal verschijnsel dat kan op-
treden als bijvoorbeeld de airconditioning
of de elektroventilateur wordt ingescha-
keld. In deze gevallen dient een geringe
toerentalstijging voor het behoud van de
lading van de accu.
BRANDSTOFMETER B-fig. 11/b
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof
aan die in de tank aanwezig is.
Kbrandstoftank vol (zie de paragraaf
“Tanken”).
åbrandstoftank leeg.
Het waarschuwingslampje
Kgaat branden
als er nog ongeveer 7 liter brandstof aan-
wezig is.
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank:
door een onregelmatige brandstoftoevoer
kan de katalysator beschadigen.KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
METER C-fig. 11/b
De wijzer geeft de temperatuur aan van
de motorkoelvloeistof, zodra de koel-
vloeistoftemperatuur hoger wordt dan on-
geveer 50°C.
Bij normaal gebruik van de auto kan de
wijzernaald op verschillende posities in het
bereik staan, afhankelijk van de gebruik-
somstandigheden van de auto.
åLage koelvloeistoftemperatuur.
uHoge koelvloeistoftemperatuur.
fig. 10F0P0013m
fig. 11/aF0P0014m
Als de wijzernaald in het ro-
de gebied komt , zet dan on-
middellijk de motor uit en
wendt u tot het Fiat Service-
netwerk.
fig. 11/b
1/2
F0P0320m
16
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Klokje instellen op het display op
de middenconsole
Enkele uitvoeringen hebben een midden-
console met een display waarop de tijd
wordt aangegeven. Raadpleeg voor het in-
stellen van de tijd, de boordcomputer bij
“Tijd en datum instellen”.
ONDERHOUDSMETER
Deze geeft informatie over de onder-
houdsintervallen in relatie tot het gebruik
van de auto.
Werking
Als de sleutel in het contactslot wordt ge-
stoken, dan wordt gedurende enkele se-
conden op het display een steeksleutel
weergegeven, als symbool voor de on-
derhoudswerkzaamheden; op het display
van de totaalkilometerteller wordt het
aantal kilometers (naar beneden afgerond)
aangegeven dan nog kan worden afgelegd
tot de volgende servicebeurt. De onder-
houdsintervallen worden berekend vanaf
de laatste reset van de meter.
Het interval wordt bepaald m.b.v. twee pa-
rameters:
❒afgelegde afstand
❒verstreken tijd na de laatste service-
beurt.Interval tot volgende servicebeurt
overschreden.
Nadat de contactsleutel in
stand Mis gedraaid, knippert
gedurende enkele seconden
het steeksleutelsymbool voor
het onderhoud en wordt aan-
tal kilometers getoond dat na het ver-
strijken van het onderhoudsinterval is af-
gelegd. Afstand tot volgende servicebeurt
groter dan 1.000 km
Bijvoorbeeld: er kan nog 4.800 km wor-
den gereden tot de volgende servicebeurt.
Nadat de contactsleutel in stand Mis ge-
draaid, toont het display gedurende en-
kele seconden de volgende informatie:
De resterende afstand kan
worden beïnvloed door een
tijdfactor op basis van de wij-
ze waarop de bestuurder de
auto gebruikt .
F0P0354m
F0P0355m
Enkele seconden later nadat de sleutel in stand
Mis gedraaid, wordt het motorolieniveau aan-
gegeven, vervolgens begint de kilometertel-
ler te werken en wordt de totaalkilometers-
tand en de dagtellerstand weergegeven.
Afstand tot volgende servicebeurt
kleiner dan 1.000 km
Nadat de contactsleutel in stand Mis ge-
draaid, knippert gedurende enkele secon-
den het steeksleutelsymbool voor het on-
derhoud en wordt het resterende aantal
kilometers getoond:Het steeksleutelsymbool blijft
bij draaiende motor perma-
nent branden totdat het on-
derhoud is uitgevoerd.
OLIENIVEAUMETER
Als u de contactsleutel in stand
Mdraait, geeft het instrument, na de
weergave van het aantal kilometers dat
nog kan worden afgelegd tot de volgende
servicebeurt, tijdelijk het olieniveau in het
motorcarter aan. Als het opschrift “OIL”
knippert, er een geluidssignaal klinkt en
een bericht verschijnt, dan is het olieniveau
in de motor onvoldoende. Als het op-
schrift “OIL –“ knippert, dan is er een sto-
ring in de olieniveausensor.
OIL OK
F0P0356m
Eerste van de twee intervallen bereikt: het
steeksleutelsymbool voor het onderhoud
brandt ook als het interval van twee jaar
is verstreken.
18
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Verstellen in lengterichting fig. 17
Trek de hendel Aomhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren: als u
rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn
en de handen op de rand van het stuur
rusten. Laat de hendel los en controleer
of de stoel goed geblokkeerd is door hem
naar voren en naar achteren te schuiven.
Als u de hendel loslaat, moet
altijd gecontroleerd worden
of de stoel goed geblokkeerd is door te
proberen de stoel naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet
is geblokkeerd, kan de stoel plotseling
verschuiven, waardoor u de controle
over de auto zou kunnen verliezen.
ATTENTIE!
Voor maximale veiligheid
moet u de rugleuning recht-
op zetten, tegen de leuning aan gaan
zitten en de gordel goed laten aan-
sluiten op borst en bekken.
ATTENTIE!
Neem de stoelen niet uit
elkaar en voer ook geen
onderhouds- en/of reparatiewerk-
zaamheden uit: verkeerd uitge-
voerde werkzaamheden kunnen de
werking van de veiligheidssystemen
in gevaar brengen; wendt u altijd
tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!fig. 17F0P0015m
Bestuurdersstoel in hoogte
verstellen fig. 17-18
Afhankelijk van de uitvoering en het type
is de auto leverbaar met:
❒een passieve regeling: trek de hendel B
omhoog, voorkom vervolgens dat het
lichaam op de stoel steunt, zodat de
stoel omhoog kan komen.
❒een actieve regeling: beweeg de hendel
Domhoog of omlaag totdat de
gewenste stand is bereikt.
Verstellen van de rugleuning fig. 17
Verstel de rugleuning met de hendel C.
fig. 18F0P0322m
50
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel fig. 59kunt u de
ruitenwissers/-sproeiers en achterruit-
wisser/-sproeier (indien aanwezig) bedie-
nen.
RUITENWISSERS/SPROEIERS
Deze werken uitsluitend als de contact-
sleutel in stand Mstaat.
De draaiknop van de rechter hendel kan
in vier standen worden gezet:
0ruitenwissers uitgeschakeld;
Iwissen met interval;
1langzaam continu wissen;
2snel continu wissen.
STijdelijk wissen (een slag): als u de
hendel loslaat, springt deze direct
weer in stand 0 en schakelen de rui-
tenwissers automatisch uit.
Als u de hendel iets naar het stuur trekt
(onvergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in, ongeacht de stand van de
draaiknop. Als het dimlicht of grootlicht
brandt, gaan gelijktijdig ook de koplamp-
sproeiers (indien aanwezig) werken. Ver-
volgens voeren de ruitenwissers een cy-
clus van drie slagen uit.Gebruik de ruitenwisser niet
om lagen sneeuw of ijs van de
voorruit te verwijderen. In die
omstandigheden grijpt, als de
ruitenwissers te zwaar worden belast, de
beveiliging in, die ervoor zorgt dat de rui-
tenwissers enkele seconden worden uit-
geschakeld. Als hierna de werking niet
wordt hervat (ook na een herstart van
de auto met de contactsleutel), wendt
u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Om het onderhoud (bijvoorbeeld het rei-
nigen van de voorruit of het vervangen van
de wisserbladen) eenvoudiger uit te kun-
nen voeren, gaan de ruitenwissers in een
verticale stand staan als de hendel naar be-
neden wordt bewogen binnen 60 secon-
den nadat de contactsleutel in stand Sis
gezet of is uitgenomen; de ruitenwissers
kunnen nu omhoog worden geklapt voor
het vervangen van de rubbers of voor het
reinigen.
BELANGRIJK Om eventuele schade aan
de carrosserie te voorkomen, mogen de
ruitenwissers uitsluitend omhoog worden
geklapt als ze eerst in verticale stand zijn
gezet volgens de hiervoor beschreven pro-
cedure.
fig. 59F0P0051m
53
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Achterruitwisser
(indien aanwezig) fig. 61
De werking kan alleen plaatsvinden als het
contactslot in stand Mstaat.
❒Draai de knop Avan stand 0in stand
'.
Als de ruitenwissers zijn ingeschakeld en
u de achteruit inschakelt, schakelt de ach-
terruitwisser automatisch in voor maxi-
maal zicht achter.KOPLAMPSPROEIERS
(indien aanwezig) fig. 62
De “verzonken” koplampsproeiers zijn in
de voorbumper van de auto gemonteerd
en treden in werking als u, bij ingeschakeld
dimlicht, de ruitensproeiers inschakelt.
BELANGRIJK Controleer regelmatig of de
koplampsproeiers schoon en in goede
staat zijn.
fig. 62F0P0054m
Gebruik de achterruitwisser
niet om opgehoopte sneeuw of
ijs van de achterruit te verwij-
deren. In die omstandigheden
grijpt, als de achterruitwisser te zwaar
wordt belast, de beveiliging in, die ervoor
zorgt dat de wisser enkele seconden
wordt uitgeschakeld. Als hierna de wer-
king niet wordt hervat (ook na een her-
start van de auto met de contactsleutel),
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Achterruitsproeier
(indien aanwezig) fig. 61
De werking kan alleen plaatsvinden als het
contactslot in stand Mstaat.
❒Draai de draaiknop Avan stand
'in
stand
&(onvergrendelde stand) om de
achterruitsproeier in te schakelen.
Gelijktijdig voert de ruitenwisser een cy-
clus van drie slagen uit.
fig. 61F0P0053m
56
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Geprogrammeerde
snelheid wijzigen
Er zijn twee mogelijk-
heden om de gepro-
grammeerde snelheid
te verhogen:
Zonder gebruik van het gaspedaal:
❒druk op de knop Set +.
Kort indrukken verhoogt de snelheid
met 1 km/h.
Ingedrukt houden verhoogt de snelheid
in stappen van 5 km/h.
M.b.v. het gaspedaal:
❒verhoog de snelheid tot de gewenste
snelheid
❒druk op de knop Set + ofSet -.
Geprogrammeerde snelheid verlagen:
❒druk op de knop Set -.
Kort indrukken verlaagt de snelheid
met 1 km/h.
Ingedrukt houden verlaagt de snelheid
in stappen van 5 km/h.
F0P0330m F0P0336m
F0P0332m
F0P0337m F0P0325m
Functie uitschakelen
Zet de draaiknop in stand 0of verwijder
de contactsleutel uit het contactslot.
Geprogrammeerde snelheid
wissen
Als de auto stilstaat en de contactsleutel
uitgenomen is, dan wordt de snelheid uit
het geheugen van het systeem gewist.
F0P0328m
Storingen in de werking
De geprogrammeerde snelheid wordt ge-
wist en vervangen door drie streepjes.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om
het systeem te laten controleren.Correct gebruik
Let op als de geprogrammeerde snelheid
wordt gewijzigd door de knop ingedrukt
te houden, omdat de snelheid snel ver-
hoogd of verlaagd kan worden.
Gebruik de cruise-control niet tijdens het
rijden op gladde wegen of in druk verkeer.
Op steile afdalingen kan de cruise-control
niet verhinderen dat de auto sneller dan
de geprogrammeerde snelheid gaat rijden.
De cruise-control vormt in geen enkele si-
tuatie een ontheffing voor het negeren van
de wettelijke snelheidslimieten of een ver-
vanging voor de waakzaamheid en ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder.
Voorkom dat de werking van de pedalen
wordt gehinderd:
– controleer of de vloermat correct ge-
plaatst is
– plaats niet meerdere vloermatten op el-
kaar.
59
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
F0P0333m F0P0341m
Geprogrammeerde snelheid
overschrijden
Een lichte druk op het gaspedaal heeft
geen effect om de geprogrammeerde snel-
heid te overschrijden; het gaspedaal moet
hiervoor krachtig tot voorbij het weer-
standspunt worden ingetrapt. De begren-
zer schakelt tijdelijk uit en de geprogram-
meerde snelheid gaat knipperen.
Om de begrenzer weer te kunnen ge-
bruiken moet de snelheid van de auto
worden verlaagd tot onder de gepro-
grammeerde snelheid.
Knipperende snelheidsinstelling
De weergegeven snelheid knippert:
❒bij overschrijding van het weerstands-
punt in de gaspedaalslag
❒als de begrenzer een snelheidsverho-
ging niet kan verhinderen door de vorm
van het wegdek of als de auto op een
steile helling rijdt
❒bij snel accelereren.Functie uitschakelen
Zet de draaiknop in stand 0of verwijder
de contactsleutel uit het contactslot om
het systeem uit te schakelen. De laatst ge-
programmeerde snelheid blijft opgeslagen.Storingen in de werking
De geprogrammeerde snelheid wordt ge-
wist en vervangen door drie streepjes.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om
het systeem te laten controleren.
Correct gebruik
De begrenzer vormt in geen enkele situ-
atie een ontheffing voor het negeren van
de wettelijke snelheidslimieten of een ver-
vanging voor de waakzaamheid en ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder. Blijf
alert op de vorm van het wegdek en bij
snelle acceleratie.
Voorkom dat de werking van de pedalen
wordt gehinderd:
– controleer of de vloermat correct ge-
plaatst is,
– plaats niet meerdere vloermatten op elkaar.
F0P0345m F0P0339mF0P0342m