108
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG EN SIDEBAG
(indien aanwezig) AAN
PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG
UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind
op de passagiersstoel voor te vervoeren,
moeten de frontairbag en de sidebag (in-
dien aanwezig) aan passagierszijde worden
uitgeschakeld.
De schakelaar fig. 18bevindt zich op de
rand van het dashboardkastje; open het
klepje van het dashboardkastje om de
schakelaar te bereiken.
ZEER GEVAARLIJK: Monteer
absoluut geen kinderzitje ach-
terstevoren op de passagiers-
stoel voor als de airbag aan
passagierszijde is ingescha-
keld (ON). Als bij een ongeval
de airbag wordt geactiveerd, kan het
kind hierdoor dodelijke verwondingen
oplopen. Als er geen andere mogelijk-
heid is, moet in ieder geval de airbag
aan passagierszijde uitgeschakeld wor-
den als het kinderzitje op de passa-
giersstoel voor wordt geplaatst . Bo-
vendien moet de passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het kinderzitje
eventueel in aanraking komt met het
dashboard. Ook als het niet wettelijk
verplicht is, raden wij u aan, voor een
optimale bescherming van de volwas-
senen, de airbag onmiddellijk weer in
te schakelen zodra er geen kinderen
meer vervoerd worden.
ATTENTIE!
fig. 18F0P0115m
Draai met de contactsleutel het slot van
de schakelaar in stand OFFom de airbag
uit te schakelen of in stand ONom de air-
bag in te schakelen.
Het waarschuwingslampje
“op het dash-
board blijft continu branden totdat de
frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (in-
dien aanwezig) aan passagierszijde op-
nieuw worden ingeschakeld.
109
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
ZIJ-AIRBAGS
De auto is uitgerust met zij-airbags voor
(Side Bags voor) aan bestuurders- en pas-
sagierszijde (indien aanwezig) voor be-
scherming van borst-bekken en headbags
voor en achter (Window Bags) (indien
aanwezig).
De zij-airbags (indien aanwezig) bescher-
men de inzittenden bij middelzware en
zware zijdelingse aanrijdingen, door het
opblazen van een luchtkussen tussen de
inzittende en de interieurdelen aan de zij-
kant van de auto.
Als de zij-airbags niet worden geactiveerd
bij andere soorten botsingen (frontaal, van
achter, over de kop slaan enz.), betekent
dit niet dat het systeem niet goed func-
tioneert.Bij een zijdelingse aanrijding zorgt de cen-
trale regeleenheid ervoor, indien nodig, dat
het kussen opblaast. Het kussen blaast on-
middellijk op, waardoor het lichaam van
de inzittenden wordt opgevangen en de
kans op letsel wordt beperkt. Direct daar-
na loopt het kussen weer leeg.
De zij-airbags (indien aanwezig) zijn geen
vervanging voor de veiligheidsgordels,
maar een aanvulling. Draag dus altijd vei-
ligheidsgordels. Bovendien is het dragen
van veiligheidsgordels wettelijk verplicht in
Europa (en in de meeste landen daarbui-
ten).
fig. 19F0P0116m
ZIJ-AIRBAGS VOOR
BESCHERMING VAN
BORSTKAS/BEKKEN
(SIDEBAGS) fig. 19
(indien aanwezig)
Deze sidebags zijn kussens die zich snel
opblazen en bevinden zich in de rugleuning
van de voorstoelen, en hebben tot doel de
borstkas en het bekken van de inzittenden
te beschermen bij middelzware en zware
zijdelingse aanrijdingen.
110
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
HEADBAGS
(WINDOWBAGS) fig. 20
(indien aanwezig)
De headbag is een “gordijn”-systeem en
bevindt zich aan de rechter- en aan de lin-
kerzijde in de hemelbekleding aan de zij-
kant en is afgedekt met een afwerklijst.
De headbags bieden bescherming aan het
hoofd van de inzittenden voor en achter
tijdens een zijdelingse botsing, dankzij het
grote effectieve oppervlak van de kussens.
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een
zijdelingse botsing optimaal door het sys-
teem beschermd als hij/zij in de juiste po-
sitie in de stoel zit. Hierdoor kunnen de zij-
airbags op de juiste wijze worden opgebla-
zen.BELANGRIJK De frontairbags en/of zij-air-
bags kunnen ook worden geactiveerd bij
krachtige stoten tegen de onderzijde van
de carrosserie, bijvoorbeeld bij zware
botsingen tegen drempels of stoepranden
of obstakels op het wegdek of als de au-
to terecht komt in grote gaten of verzak-
kingen in het wegdek.
BELANGRIJK Als de airbags in werking
treden, ontsnapt een beetje rook. Deze
rook is niet schadelijk en duidt niet op
brand; bovendien kan het oppervlak van
het opgeblazen kussen en het interieur van
de auto bedekt zijn met een laagje poeder:
dit poeder kan de huid en de ogen irrite-
ren. Als u hiermee in aanraking bent ge-
komen, moet u zich met neutrale zeep en
water wassen.
De geldigheidsduur van de pyrotechnische
lading en van het spiraalmechanisme is ver-
meld op het betreffende plaatje in het
dashboardkastje. Laat ze voor het ver-
strijken van deze termijn door het Fiat
Servicenetwerk vervangen.
fig. 20F0P0117m
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een
of meerdere veiligheidssystemen zijn ge-
activeerd, dient u contact op te nemen
met het Fiat Servicenetwerk om de geac-
tiveerde systemen te laten vervangen en
de werking van het systeem te laten con-
troleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties
en vervanging van de airbag moeten door
het Fiat Servicenetwerk worden uitge-
voerd.
Aan het einde van de lange levensduur van
uw auto, moet u contact opnemen met
het Fiat Servicenetwerk om het systeem
buiten werking te laten stellen, bovendien
moet bij verkoop van de auto de nieuwe
eigenaar op de hoogte gesteld worden van
het gebruik en de instructies, en moet hij
het instructieboekje ontvangen.
111
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
Steun niet met het hoofd, de
armen of de ellebogen tegen
het portier, de ruiten of in het gebied
van de headbag (Window Bag) om
verwondingen tijdens het opblazen te
voorkomen.
ATTENTIE!
Steek nooit het hoofd, de ar-
men of de ellebogen uit het
raam.
ATTENTIE!
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als u de contactsleutel in
stand M draait en het lamp-
je
¬gaat niet branden of blijft bran-
den tijdens het rijden, dan is er moge-
lijk een storing in de veiligheidssyste-
men; in dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd wor-
den bij een ongeval of, in een zeer be-
perkt aantal gevallen, niet op de juis-
te wijze geactiveerd worden. Voordat u
verder rijdt , dient u contact op te ne-
men met het Fiat Servicenetwerk om
het systeem direct te laten controleren.
ATTENTIE!
Bedek de rugleuning van de
stoelen voor en achter niet
met hoezen of kleden die niet zijn voor-
bereid op het gebruik met sidebags.
ATTENTIE!
Reis niet met voorwerpen op
schoot of voor de borst en
houd vooral geen pijp, potlood, enz.
in de mond. Bij een ongeval waarbij
de airbag in werking treedt , kan dit
ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE!BELANGRIJK Het in werking treden van
de gordelspanners, de frontairbags en de
zij-airbags voor wordt door de elektroni-
sche regeleenheid bepaald, afhankelijk van
het type ongeval. Als een van deze on-
derdelen niet in werking treedt, dan duidt
dat niet op een storing in het systeem.
Rijd altijd met beide handen
op de stuurwielrand, zodat bij
het in werking treden van de airbag,
het systeem niet wordt gehinderd door
obstakels. Rijd niet met voorover ge-
bogen lichaam, maar ga goed rechtop
zitten en steun tegen de rugleuning.
ATTENTIE!
112
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
Als de contactsleutel in stand
M staat , kunnen, ook bij uit-
gezette motor, de airbags inschakelen
als de auto stilstaat en de auto fron-
taal wordt aangereden door een an-
dere auto. Daarom mogen, ook als de
auto stilstaat , absoluut geen kinderen
op de passagiersstoel voor worden ge-
plaatst . Als de contactsleutel echter in
stand S staat , wordt bij een ongeval
geen enkel beveiligingssysteem (airbag
of gordelspanners) geactiveerd; als een
systeem niet in werking treedt , bete-
kent dit niet dat het systeem niet goed
werkt .
ATTENTIE!
De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen of
met stoom worden gereinigd (met de
hand of in een automatisch wasap-
paraat).
ATTENTIE!
De frontairbag treedt in wer-
king als de botsing zwaarder
is dan een botsing waarbij alleen de
gordelspanners worden geactiveerd. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden in liggen, treden al-
leen de gordelspanners in werking.
ATTENTIE!
Haak geen harde voorwer-
pen aan de kledinghaakjes
en aan de steunhandgrepen.
ATTENTIE!
De airbag is geen vervanging
voor de veiligheidsgordels,
maar een aanvulling. Omdat de fron-
tairbags niet worden geactiveerd bij
frontale botsingen bij lage snelheid, bij
zijdelingse aanrijdingen en als de auto
van achter wordt aangereden of over
de kop slaat , worden in deze gevallen
de inzittenden uitsluitend door de vei-
ligheidsgordels beschermd. De gordels
moeten dus altijd gedragen worden.
ATTENTIE!
Als u de contactsleutel in
stand M draait , gaat het
lampje
“(met de frontairbag
aan passagierszijde ingeschakeld) en-
kele seconden knipperen, om u eraan
te herinneren dat de airbag aan pas-
sagierszijde bij een botsing wordt ge-
activeerd. Hierna moet het lampje do-
ven.
ATTENTIE!
Laat bij diefstal of een poging
tot diefstal, bij beschadiging
of als de auto bij een overstroming on-
der water is geweest , het airbagsys-
teem door het Fiat Servicenetwerk con-
troleren.
ATTENTIE!
113
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 114
PARKEREN............................................................................ 116
GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK........................................................... 117
BRANDSTOFBESPARING................................................. 118
WINTERBANDEN.............................................................. 121
SNEEUWKETTINGEN....................................................... 121
AUTO LANGERE TIJD STALLEN.................................... 122
S S
T T
A A
R R
T T
E E
N N
E E
N N
R R
I I
J J
D D
E E
N N
114
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektroni-
sche startblokkering: zie bij startproble-
men de paragraaf “Fiat CODE” in het
hoofdstuk “Dashboard en bediening”.
Direct na het starten van de motor, voor-
al als de auto langere tijd niet is gebruikt,
kan de motor iets meer geluid produce-
ren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor
de werking van de motor, wordt veroor-
zaakt door de hydraulische klepstoters:
het distributiesysteem van de auto dat bij-
draagt aan een vermindering van de on-
derhoudswerkzaamheden.
Het verdient aanbeveling om
gedurende de eerste kilometers
niet de maximale prestaties
van uw auto te eisen (bijv. snel
accelereren, langdurig rijden met hoge
toerentallen, krachtig remmen enz.).
Laat de contactsleutel niet in
het contactslot zitten als de
motor stilstaat, zodat de accu
niet onnodig wordt ontladen.
Het is zeer gevaarlijk om de
motor in afgesloten ruimten te
laten draaien. De motor verbruikt zuur-
stof en produceert kooldioxide, kool-
monoxide en andere giftige stoffen.
ATTENTIE!
Houd er rekening mee dat de
rem- en de stuurbekrachti-
ging niet werken, als de motor stil-
staat, waardoor meer kracht nodig is
voor de bediening van het rempedaal
en het stuur.
ATTENTIE!
STARTPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel in stand M: op
het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
mbranden;
❒wacht tot het lampje mgedoofd is.
Hoe warmer de motor, hoe sneller het
lampje dooft;
❒trap het koppelingspedaal geheel in,
zonder het gaspedaal in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand Ddi-
rect nadat het lampje
mgedoofd is.
Als u te lang wacht, zijn de voorgloei-
bougies weer afgekoeld. Laat de sleutel
los zodra de motor is aangeslagen.
115
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in
standSvoordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand Mhet
lampje
mop het display blijft branden,
raden wij u aan de sleutel in stand Ste
draaien en vervolgens weer in stand M; als
het lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde
sleutels.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleu-
tel niet in stand Mstaan als de motor is
uitgezet.
Als het lampje
mgedurende
60 seconden gaat knipperen
na het starten of tijdens een
langdurige startpoging, dan
duidt dat op een storing in het voor-
gloeisysteem. Als de motor aanslaat,
kunt u de auto op de gewone manier
gebruiken, maar wendt u zo snel mo-
gelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
MOTOR OPWARMEN NA HET
STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet met
hoge toerentallen draaien en trap het
gaspedaal niet bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen maxi-
male prestaties. Wij raden u aan te
wachten tot de wijzernaald van de koel-
vloeistoftemperatuurmeter begint te
bewegen.
Houd er rekening mee dat de
rem- en de stuurbekrachtiging
niet werken zolang de motor
niet is aangeslagen, waardoor
meer kracht nodig is voor de bediening
van het rempedaal en het stuur.
Probeer auto’s nooit te star-
ten door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling af te
laten rijden. Op die wijze kan
er onverbrande brandstof in de kata-
lysator komen, waardoor deze onher-
stelbaar wordt beschadigd.
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand Sterwijl
de motor stationair draait.
BELANGRIJK Het is beter om de motor
na een zware rit even “op adem” te laten
komen. Zet de motor niet onmiddellijk
uit, maar laat hem even stationair draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de mo-
torruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor
uitzet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is, voor-
al voor motoren met turbo-
compressor, schadelijk.