PARKSENSE
®WAARSCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense®
waarschuwingsscherm wordt alleen
weergegeven als Sound and Display (beeld en geluid)
m.b.v. het Uconnect Touch™ systeem is geselecteerd.
Raadpleeg “Uconnect Touch™ instellingen” voor meer
informatie.
Het ParkSense
®waarschuwingsscherm bevindt zich in
het elektronisch voertuig informatie centrum (EVIC).
Het zorgt voor visuele waarschuwingen om de afstand
tussen de achterzijde - bumper en het gedetecteerde
obstakel weer te geven. Raadpleeg "Instellingen Elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)" voor
meer informatie.
PARKSENSE®DISPLAY
Als de transmissie in REVERSE (achteruit) staat, scha-
kelt het waarschuwingsdisplay in en geeft de systeem-
status weer. (afb. 103) (afb. 104)
(afb. 103) Display parkeersensoren achter(afb. 104)
Parkeersensoren achter uit (OFF)
140
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
De auto is dichtbij het obstakel als het EVIC-display
een knipperende boog laat zien en een ononderbroken
toon laat horen. De volgende tabel illustreert de wer-
king van het waarschuwingssysteem wanneer een ob-
stakel wordt waargenomen:
WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (cm) Meer dan
200 cm 200-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Minder dan
30 cm
Hoorbare waar- schuwinggong Geen Eerste 1/2
tweede toon Slow (Vertraagd) Snel Continu
Displaybericht Parkeerhulp aan Waarschuwing voorwerp gede-tecteerd Waarschuwing
voorwerp gede- tecteerd Waarschuwing
voorwerp gede- tecteerd Waarschuwing
voorwerp gede- tecteerd
Boogjes Geen 3 brandend (continu)3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam
knipperend
PARKSENSE
®IN- EN UITSCHAKELEN
ParkSense
®kan m.b.v. het Uconnect Touch™ systeem
worden in- en uitgeschakeld. De beschikbare keuzes
zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen geluid) of Sound and
Display (geluid en beeld). Raadpleeg “Uconnect
Touch™ instellingen” voor meer informatie.
Wanneer de schermtoets ParkSense
®
wordt inge-
drukt om het systeem uit te schakelen, verschijnt op
het EVIC-display gedurende vijf seconden het bericht
"PARK ASSIST OFF". Raadpleeg “Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC)” voor meer informatie.
Als de keuzehendel in de stand REVERSE (achteruit) wordt gezet en het systeem is uitgeschakeld, verschijnt
op het EVIC het bericht "PARK ASSIST OFF" (parkeer-
hulp uitgeschakeld) zolang de keuzehendel in REVERSE
staat.
Het ParkSense
®systeem werkt met vier sensoren in
de achterbumper en kan obstakels waarnemen tot op
200 cm afstand van de bumper. ParkSense
®zorgt voor
zowel zichtbare als hoorbare waarschuwingen om de
afstand tot het obstakel aan te duiden.
142
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
kan leiden tot een slechte systeemwerking. Het Park- Sense
®systeem kan obstakels achter de auto/bumper
over het hoofd zien of abusievelijk aangeven dat er een
obstakel achter de auto/bumper aanwezig is.
Voorwerpen zoals fietsendragers, trekhaken, etc.
mogen tijdens het rijden niet binnen 30 cm van de
achterbumper zijn geplaatst. Als dit wel het geval is, zal
het systeem een nabijgelegen voorwerp mogelijk inter-
preteren als een sensorprobleem en de melding "SER-
VICE PARK ASSIST SYSTEM" (laat parkeersensoren
repareren) tonen op het EVIC. ParkSense
®
is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is niet
in staat ieder voorwerp, inclusief kleine
obstakels, waar te nemen. Stoepranden kunnen
tijdelijk of helemaal niet worden gedetecteerd.
Op kleine afstanden worden obstakels boven of
onder de sensors niet gedetecteerd.
Bij gebruik van ParkSense
®moet u langzaam
rijden, zodat u tijdig kunt stoppen wanneer een
obstakel wordt gedetecteerd. Het is raadzaam om
over uw schouder te kijken tijdens het gebruik van
ParkSense
®.
WAARSCHUWING!
De bestuurder moet altijd voorzichtig
blijven bij het achteruitrijden, zelfs bij
het gebruik van de ParkSense
®parkeersensoren.
Controleer het gebied achter de auto altijd zorg-
vuldig, kijk naar achteren en wees bedacht op
voetgangers, dieren, andere voertuigen, obstakels
en dode hoeken. U bent verantwoordelijk voor de
veiligheid en dient uw aandacht voortdurend bij
de omgeving te houden. Anders bestaat er een
risico op ernstig of dodelijk letsel.
Het wordt sterk aanbevolen om voordat u de
ParkSense
®parkeersensoren achter gaat gebrui-
ken de trekhaak van de auto te verwijderen als
deze niet wordt gebruikt . Als u dit niet doet , kan
persoonlijk letsel of schade aan voertuigen ont-
staan doordat de trekhaak zich veel dichter bij
het obstakel bevindt dan de achterbumper als
het waarschuwingsdisplay de knipperende boog
laat zien en de aanhoudende toon laat horen.
Afhankelijk van de afmetingen en vorm van de
trekhaak is het ook mogelijk dat de sensors de
trekhaak detecteren en abusievelijk aangeven
dat er een obstakel achter de auto aanwezig is.
144
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Uw auto is mogelijk voorzien van een ParkView
®
achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het gebied achter
de auto op het scherm zien wanneer de schakelhendel
in de stand REVERSE (achteruit) wordt gezet. De
afbeelding wordt aan de bovenzijde van het aanraak-
scherm van de radio weergegeven, samen met de
waarschuwing "Controleer de gehele omgeving". Na
vijf seconden verdwijnt deze opmerking. De Park-
View
®camera bevindt zich aan de achterzijde van het
voertuig boven de kentekenplaat. Als u uit de achteruitversnelling schakelt, wordt de
achteruitrijcamera uitgeschakeld en verschijnt het
navigatie- of audioscherm.
Indien weergegeven, geven statische rasterlijnen de
breedte van het voertuig aan, terwijl een onderbroken
lijn de middellijn van het voertuig aangeeft. Deze lijnen
kunnen bijv. van dienst zijn bij het uitlijnen van het
voertuig voor een aanhanger. De statische rasterlijnen
geven verschillende zones aan waarmee u de afstand
tot de achterzijde van het voertuig kunt inschatten. De
onderstaande tabel geeft bij benadering de afstanden
weer voor elk van deze zones:
Zone Afstand tot de achterzijde van het voertuig
Rood 0 - 30 cm
Geel 30 cm - 1 m
Groen 1 m of meer
145
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten voorzichtig achter-
uit rijden, ook al wordt er gebruik ge-
maakt van de achteruitrijcamera. Kijk altijd goed
vóór of achter uw auto, controleer of zich daar
geen voetgangers, dieren, andere voertuigen of
obstakels bevinden en let op dode hoeken voor-
dat u voor- of achteruitrijdt . U bent verantwoor-
delijk voor de veiligheid van uw omgeving en
moet blijven opletten als u achteruitrijdt . Anders
bestaat er een risico op ernstig of dodelijk letsel. Om schade aan het voertuig te voorko-
men mag ParkView
®alleen worden ge-
bruikt als parkeerhulp. De ParkView
®
camera kan niet elk obstakel of voorwerp detec-teren.
Om schade aan het voertuig te voorkomen
moet u langzaam rijden bij gebruik van de achter-
uitrijcamera, zodat u tijdig kunt stoppen als u een
obstakel ziet . Het wordt de bestuurder aanbevo-
len om regelmatig over zijn/haar schouder te kij-
ken bij het gebruik van ParkView
®. OPMERKING:
Wanneer de cameralens bedekt is
met sneeuw, ijs, modder of ander vuil, moet de lens
worden gereinigd, met water worden gespoeld en met
een zachte doek worden gedroogd. De lens niet afdek-
ken.
ParkView
®in- of uitschakelen — met het
aanraakscherm van de radio
1. Zet de radio aan.
2. Druk op de schermtoets " More".
3. Druk de schermtoets " Settings".
4. Druk op de schermtoets "Safety & Driving Assis- tance".
5. Druk op het vakje naast de knop "Parkview
®Bac-
kup Camera" om het systeem in of uit te schakelen.
146
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Knop voor
de afstands- bediening Standaard schermen Menuschermen
AM/FM/
MW/LW SAT–
Audio HDD–
HardDisc
Drive DISC/
DVD AUX/AUX1/
AUX2
Menuvoor
modus- selec- tie
Instellenscherm
Pijl omlaag,
vorige Omlaag
zoeken*Vorige
zender *VolgendezenderVorige
nummerAudio:
Vorige
nummerNiet
beschik-baarSelectieomlaag
Selectieomlaag
Videoafspelen: Vorig
hoofd-stuk
Video-
menu: Selectieomlaag
Pijl naar
rechts FF Omhoog
afstemmen*Volgende
zender *VolgendezenderSnel
vooruitAudio:
Snel
vooruitNiet
beschik-baarSelectie
rechts
Selectie
rechts
Videoafspelen: Snel
vooruit
Video-
menu: Selectie
rechts
Pijl naar
links RW Omlaag
afstemmen*Vorige
zender *VolgendezenderSnel
achteruitAudio:
Snel
achteruitNiet
beschik-baarSelectielinks
Selectielinks
Videoafspelen: Snel
achteruit
Video-
menu: Selectielinks
151
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
kan het zijn dat de motor 'verzopen' is. Om de over-
tollige brandstof af te voeren, houdt u het rempedaal
ingetrapt, houdt u het gaspedaal helemaal ingetrapt, en
drukt u vervolgens één keer op de ENGINE START/
STOP-knop en laat deze weer los. De startmotor
wordt automatisch ingeschakeld, draait gedurende
10 seconden, en wordt dan uitgeschakeld. Als dit ge-
beurt, laat dan het gas- en rempedaal los, wacht gedu-
rende 10 tot 15 seconden, en herhaal dan de procedure
"Normaal starten".
NA HET STARTEN
Het stationaire toerental wordt automatisch geregeld
en loopt terug naarmate de motor warmer wordt.
NORMAAL STARTEN — DIESELMOTOR
Met de knop ENGINE START/STOP (Motor Aan/Uit)
1. Zet de contactschakelaar in de stand ON doortweemaal op de knop ENGINE START/STOP (Mo-
tor aan/uit) te drukken.
2. Kijk naar het controlelampje "Wachten met star- ten" in de instrumentengroep. Raadpleeg "Instru-
mentengroep" in “Waarschuwingslampjes en mel-
dingen” voor meer informatie. Dit zal twee tot tien
seconden branden, afhankelijk van de motortempe-
ratuur. Wanneer het controlelampje "Wachten met
starten" uitgaat, is de motor gereed om te worden
gestart. 3. DRUK NIET op het gaspedaal. Om de motor te
starten, moet de versnellingspook in de stand PARK
of NEUTRAL staan. Trap op het rempedaal (alleen
automatische versnellingsbak) of houd het
koppelingspedaal ingetrapt (alleen handgeschakelde
versnellingsbak) terwijl u tegelijkertijd de knop EN-
GINE START/STOP (Motor aan/uit) ingedrukt
houdt. Laat de knop los als de motor start.
OPMERKING: Onder zeer koude omstandigheden
kan het nodig zijn om de startmotor tot 30 seconden
te laten draaien om de motor te starten. Laat de knop
los als de motor niet start. Wacht 25-30 seconden en
probeer dan opnieuw te starten.
4. Laat de motor na aanslaan nog ca. 30 seconden stationair draaien voordat u gaat rijden. De olie kan
zo door het motorblok circuleren en de turbolader
smeren.
Motor uitschakelen met de knop ENGINE
START/STOP (Motor aan/uit)
1. Plaats nadat het voertuig tot stilstand is gekomen de keuzehendel in de stand NEUTRAL (vrij) en druk
daarna kort op de knop ENGINE START/STOP
(Motor aan/uit).
2. De contactschakelaar keert terug naar de stand OFF.
3. Plaats de keuzehendel in de eerste versnelling of Reverse (Achteruit) en schakel de handrem in.
217
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
PARKEERREM
Voordat u het voertuig verlaat, moet u er zeker van zijn
dat de handrem goed is aangetrokken. Zorg ook dat u
de hendel bij een automatische versnellingsbak in de
stand PARK (parkeren) zet en bij een handmatige
versnellingsbak in REVERSE (achteruit) of in de 1e
versnelling.
Handgeschakelde versnellingsbak – Voor bepaalde
uitvoeringen/markten
De handrem zit in de middenconsole. Zet de auto op
de handrem door de handgreep stevig omhoog te
trekken. Om de handrem te lossen wordt de hendel
iets omhoog getrokken, de vergrendelknop ingedrukt
en dan de hendel helemaal omlaag gedrukt. (afb. 141)Automatische versnellingsbak – Voor bepaalde
uitvoeringen/markten
De voetbediende parkeerrem bevindt zich in de hoek
links onder het instrumentenpaneel. Om de parkeer-
rem in te schakelen, moet u het pedaal van de parkeer-
rem volledig intrappen. Om de parkeerrem uit te scha-
kelen, trapt u nogmaals het pedaal van de parkeerrem
in en laat het pedaal langzaam opkomen, waarbij u voelt
dat de rem ontkoppelt. (afb. 142)
Als de handrem wordt aangetrokken terwijl de con-
tactschakelaar in de stand ON staat, gaat het contro-
lelampje van het remsysteem in de instrumentengroepbranden.(afb. 141)
Parkeerrem, handrem
(afb. 142)Parkeerrem, handrem
219
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD