Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Ducato.
Wij hebben dit boek samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.
Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboek bevat
informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat Ducato volledig te benutten.
Wij raden u aan de waarschuwingen en tips aandachtig te lezen die worden voorafgegaan door de symbolen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
bescherming van het milieu.
In de bijgevoegde “Service- en garantiehandleiding” vindt u de extra service van Fiat:
❒het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden
❒een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.
Veel leesplezier en goede reis!
Hoewel in dit Instructieboek alle uitvoeringen van de Fiat Ducato
beschreven worden, dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de
motoruitvoering en het model van de auto die u gekocht hebt.
21
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Dag
JaarMaand
Deutsch
Français
English
Español
Italiano
Nederland
Português Bijvoorbeeld:
fig. 17 Bijvoorbeeld:
Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet
u kort op de knop MODE drukken. Druk op de knop
▲of ▼om in het menu te navigeren.
OPMERKING Als de auto rijdt is om veiligheidsredenen
alleen een beperkt menu (“Beep Snelheid” instellen)
toegankelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebreide
menu toegankelijk.
F0N1020g
MODE
kort
indrukken van
de toets
▲
▼
MENU VERLATENBEEP SNELHEIDSCHEMERSENSOR
TIJD INSTELLEN
DATUM INSTELLEN
ZIE RADIO
AUTOCLOSE
MEETEENHEID
TAAL VOLUME WAARSCHUWINGEN VOL. TOETSEN BUZZ GORDELS (
*) SERVICEBAG PASSAGIER
(*) Functie wordt alleen weergegeven als het SBR-systeem door het Fiat Servicenetwerk is uitgeschakeld.
GEGEVENS TRIP B
MODE
kort
indrukken
van de knop
▲
▼▲
▼▲
▼
▲
▼
▲ ▼
▲ ▼ ▲
▼
▲
▼
▲
▼
▲▼
▲▼
▲▼
▲▼▼
▲
31
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0N0118mfig. 20
Hoogteverstelling
Stoel omhoogplaatsen: ga op de stoel zitten en trek de
hendel B (voorzijde van de stoel) omhoog of de hendel C
(achterzijde van de stoel) en verplaats uw lichaamsgewicht
van het deel van de stoel dat omhooggeplaatst moet worden.
ZITPLAATSEN
Alle afstellingen mogen uitsluitend bij een
stilstaande auto worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
De stoffen bekleding van uw auto is langdurig
bestand tegen slijtage bij een normaal
gebruik van de auto. Hevig en/of langdurig
wrijven met kledingaccessoires zoals metalen
gespen, sierknopen en klittenbandsluitingen, moet
echter absoluut worden vermeden omdat hierdoor
grote druk ontstaat op een bepaalde plek op de
bekleding, waardoor deze plek kan slijten en de
bekleding beschadigd wordt.
Verstellen in lengterichting fig. 20
Trek de hendel A omhoog en schuif de stoel naar voren of
naar achteren: als u rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn
en de handen op de stuurwielrand steunen.
Controleer of de zitplaats goed geblokkeerd
is door hem naar voren en naar achteren te
schuiven, nadat de hendel is losgelaten. Als de stoel
niet goed geblokkeerd is, kan deze onverwachts
verschuiven, waardoor u de controle over de auto
kunt verliezen.
ATTENTIE!
F0N0173mfig. 26F0N0174mfig. 27
Rugleuning verstellen fig. 27
Bedien de hendel A.
Hoogteverstelling fig. 27
Met de knop B of C kan respectievelijk de
voorzijde/achterzijde van de stoel worden verhoogd/verlaagd.
Stoel draaien
De stoel kan 180° gedraaid worden in de richting van de
stoel aan de andere zijde en ongeveer 35° naar het portier.
De stoel kan zowel in de rijrichting als 180° gedraaid
vergrendeld worden. DRAAIBARE STOEL MET VEILIGHEIDSGORDEL
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze is voorzien van een driepunts-veiligheidsgordel fig. 26,
twee verstelbare armsteunen (zie voor de verstelling de
paragraaf “Stoelen met verstelbare armsteunen”) en een in
hoogte verstelbare hoofdsteun (zie voor de verstelling de
paragraaf “Hoofdsteunen”).
34
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Alle afstellingen mogen uitsluitend bij een
stilstaande auto worden uitgevoerd. Let er
tijdens het draaien van de stoel op dat de stoel niet
in aanraking komt met de handrem.
ATTENTIE!
55
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
E Knop voor uitschakelen systeem.
F Knop voor in-/uitschakeling compressor.
G Drukknop voor luchtrecirculatie.
H Drukknoppen voor verlagen/verhogen aanjagersnelheid.
I Draaiknop voor verlagen/verhogen temperatuur.
GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manieren worden
ingeschakeld, maar het is raadzaam te beginnen met het
indrukken van de knop AUTO en vervolgens de draaiknop te
draaien om op het display de gewenste temperatuur in te
stellen. Op deze wijze begint het systeem geheel automatisch
te werken, zodat zo snel mogelijk de ingestelde temperatuur
wordt bereikt. Het systeem regelt de temperatuur, de
luchthoeveelheid, de luchtverdeling in het interieur, de
recirculatiefunctie en het inschakelen van de
aircocompressor. Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem, moeten alleen de volgende functies
eventueel handmatig worden ingeschakeld:
❒Òluchtrecirculatie, om de recirculatie altijd in- of
uitgeschakeld te houden;
❒Zvoor een snelle ontwaseming/ontdooiing van de ruiten
voor, de achterruit en de buitenspiegels.Tijdens de volledig automatische werking van het systeem
kunt u op ieder moment de ingestelde temperatuur, de
luchtverdeling en de aanjagersnelheid wijzigen m.b.v. de
desbetreffende knoppen: het systeem zal automatisch de
eigen instellingen wijzigen en aanpassen aan de nieuwe
instellingen. Als tijdens de volledig automatische werking
(FULL AUTO) de luchtverdeling en/of de luchtopbrengst
gewijzigd worden en/of de inschakeling van de compressor
en/of de recirculatie, dan verdwijnt het opschrift FULL.
Op deze manier worden de functies niet meer automatisch
maar handmatig geregeld, totdat opnieuw knop AUTO wordt
ingedrukt. Als een of meer functies handmatig zijn aangepast,
dan blijft de regeling van de luchttemperatuur automatisch
plaatsvinden, behalve als de compressor is uitgeschakeld: als
de compressor is uitgeschakeld, dan kan er geen lucht in het
interieur worden gevoerd waarvan de temperatuur lager is
dan de buitentemperatuur.
BEDIENINGSKNOPPEN
Draaiknop voor regeling
luchttemperatuur (I)
Als u de draaiknop rechts- of linksom draait,
wordt de gewenste interieurtemperatuur
verhoogd of verlaagd.
De ingestelde temperatuur wordt op het display
weergegeven.
Als u de knop helemaal naar rechts of helemaal naar links
draait, tot aan de uiterste waarden HI of LO, wordt
respectievelijk de functie van de maximale verwarming of de
maximale koeling ingeschakeld:
❒Functie HI (maximale verwarming):
wordt ingeschakeld als de draaiknop van de temperatuur naar
rechts wordt gedraaid, voorbij de maximale waarde (32 °C).
OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuwe snelheid
op;
of
❒plaats de hendel omhoog (+).
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de snelheid iets
verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de hendel omhoog wordt
gehouden, verandert de snelheid traploos.
OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❒schakel het systeem uit en sla vervolgens de nieuwe
snelheid op;
of
❒plaats de hendel omlaag (−) totdat de nieuwe snelheid is
bereikt die automatisch wordt opgeslagen.
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de snelheid iets
verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als de hendel omlaag wordt
gehouden, verandert de snelheid traploos.
75
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem kan als volgt door de bestuurder worden
uitgeschakeld:
❒door de draaiknop A in stand OFF te draaien;
❒door de motor uit te zetten;
❒door het rempedaal in te trappen of de handrem aan te
trekken;
❒door het koppelingspedaal in te trappen;
❒door een verzoek tot sequentieel schakelen bij
automatische versnellingsbak;
❒als de snelheid van de auto onder de vastgestelde limiet
komt;
❒door het gaspedaal in te trappen; in dat geval wordt het
systeem niet werkelijk uitgeschakeld, maar heeft het
acceleratie-verzoek voorrang op het systeem; de cruise-
control blijft ingeschakeld en het systeem stelt, na de
acceleratie, de hiervoor opgeslagen snelheid weer in,
zonder dat de knop RES ingedrukt hoeft te worden.
Het systeem schakelt in de volgende gevallen automatisch uit:
❒als het ABS of ESP in werking treedt;
❒als er een storing in het systeem is.
F0N0217mfig. 105F0N0214mfig. 106
De monitor geeft een gespiegelde weergave (“mirror”) van
het zicht naar achteren. Als de monitor niet gebruikt wordt,
kan deze worden ingeklapt bij het bovenste opbergvak.
ACTIVERING
Het systeem schakelt in als de contactsleutel in het
contactslot zit en u de achteruit inschakelt of als u de
betreffende toets indrukt; als de auto in beweging is,
bijvoorbeeld tijdens achteruitrijden, werkt het systeem tot
een snelheid van ongeveer 15 km/h en schakelt uit als de
snelheid boven ongeveer 18 km/h komt. Als de achteruit
wordt uitgeschakeld, wordt het beeld nog ongeveer
5 seconden op de monitor weergegeven. ACHTERUITRIJCAMERA EN MONITOR
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Met de achteruitrijcamera fig. 105 kan de bestuurder de
omgeving achter de auto zien via een monitor A-fig. 106 die in
het interieur van de auto is geplaatst.
Het systeem bestaat uit een videocamera die in een kunststof
huis is geplaatst op de achtertraverse van het dak, waarin ook
het derde remlicht is opgenomen, en een monitor in een
kunststof huis bij het bovenste opbergvak.
De monitor is voorzien van toetsen (On/Off, lichtsterkte,
achtergrondverlichting); om de monitor te gebruiken moet u
de ontgrendelknop bedienen en de monitor uitklappen.
92
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability Program)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen
hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip op het
wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-systeem beschikt de
auto (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ook over MSR
(regeling van het afremmen op de motor tijdens
terugschakelen) en HBA (automatische remdrukverhoger bij
noodstops).
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het instrumentenpaneel
knipperen, om de bestuurder er op te wijzen dat de auto de
stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt
gestart en kan niet worden uitgeschakeld. BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops geïntegreerd in ESP)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld, herkent
noodstops (op basis van de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in het remcircuit
aanzienlijk, waardoor sneller en krachtiger door het systeem
wordt geremd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die zijn uitgerust met
ESP, uitgeschakeld bij een storing in het ESP (lampje
ábrandt en er verschijnt een melding op het multifunctionele
display – voor bepaalde uitvoeringen/markten).
110
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed
ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste remweg
in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!