❒dek de auto af met een stoffen of een ademende
kunststof hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes, omdat
het in en op de auto aanwezige vocht dan niet kan
verdampen.
❒breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal
voorgeschreven spanning en controleer deze regelmatig;
❒als u de accukabels niet loskoppelt, moet de lading iedere
maand gecontroleerd worden; laad de accu op als de
optische meter een donkere kleur heeft zonder groen
middenstuk;
❒tap het koelsysteem van de motor niet af.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met een diefstalalarm,
schakel dan het alarm uit met de afstandsbediening.
AUTO LANGERE TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden
niet wordt gebruikt:
❒zet de auto in een overdekte, droge en goed
geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒zorg ervoor dat de handrem niet is aangetrokken;
❒maak de minkabel los van de accu en controleer de
acculading. Gedurende het stallen moet deze controle
iedere drie maanden worden herhaald. Laad de accu op
als de optische meter een donkere kleur heeft zonder
een groen middenstuk (zie de paragraaf “Accu opladen”
in het hoofdstuk “Noodgevallen”); als de auto is uitgerust
met een hoofdstroomschakelaar (voor loskoppeling van
de accu), zie dan voor het loskoppelen van de accu de
beschrijving in de paragraaf “Bedieningsknoppen” in het
hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”;
❒maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel ze met
een beschermende was;
❒reinig en conserveer de glimmende metalen delen met
daarvoor geschikte middelen;
❒smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en
achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los van de
ruit staan;
❒zet de ruiten een klein stukje open;
156
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
165
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING IN ESP-ASR/
TRACTION PLUS
(geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
STORING HILL HOLDER (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje
branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Storing in ESP/ASR
/TRACTION PLUS
Als het lampje niet dooft of tijdens het rijden blijft branden
en het lampje in de ASR-knop gaat branden, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
OPMERKING Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan
geeft dit aan dat het ESP in werking is getreden.
á
REINIGING VAN ROETFILTER (DPF)
BEZIG (geel)
(alleen Multijet-uitvoeringen met DPF)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat constant branden om de bestuurder er op te
wijzen dat het DPF-systeem het regeneratieproces moet
uitvoeren om de verzadiging met verontreinigende stoffen
(partikels) te verhelpen.
Het lampje gaat niet bij iedere regeneratie van het roetfilter
branden, maar alleen als de rijomstandigheden vereisen dat
de bestuurder er op attent wordt gemaakt. Om het lampje
te laten doven moet de auto doorrijden, totdat het
regeneratieproces is voltooid. Dit duurt gemiddeld 15
minuten.
De optimale omstandigheden om het proces te voltooien,
worden bereikt wanneer de auto 60 km/h rijdt bij een
toerental boven 2000 toeren/min.
Het branden van het lampje duidt niet op een defect aan de
auto. Het is dus niet nodig om de auto naar de garage te
brengen.
Als het lampje gaat branden, verschijnt op het display een
bijbehorende melding (voor bepaalde uitvoeringen/markten).
hDe rijsnelheid moet altijd worden aangepast
aan de verkeerssituatie en de
weersomstandigheden en u dient zich altijd aan de
geldende verkeerswetgeving te houden. U kunt de
motor ook uitzetten met een brandend DPF-lampje;
het herhaaldelijk onderbreken van het
regeneratieproces kan echter een vroegtijdige
verslechtering van de motoroliekwaliteit
veroorzaken. Het is daarom aan te raden altijd te
wachten tot het lampje gedoofd is voordat u de
motor uitzet en de hierboven beschreven
aanwijzingen op te volgen. Het is niet aan te raden
het regeneratieproces van het DPF te voltooien bij
een stilstaande auto.
ATTENTIE!
Tijdens de regeneratie kan de ventilator
worden ingeschakeld.
F0N0075mfig. 157F0N0076mfig. 158169
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
MOTOR STARTEN
NOODSTART
Als het lampje
Yop het instrumentenpaneel constant blijft
branden, wendt u dan onmiddellijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
STARTEN MET EEN HULPACCU fig. 157-158
Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een
hulpaccu, die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de
lege accu. Het is raadzaam de accu door het Fiat
Servicenetwerk te laten controleren/vervangen.
NOODGEVALLEN
In geval van nood raden wij u aan het gratis nummer te bellen dat in de Service- en garantiehandleiding
vermeld staat. U kunt ook de site www.fiat.com raadplegen voor de dichtstbijzijnde vestiging van het
Fiat Servicenetwerk.
Laat deze procedure door gespecialiseerd
personeel uitvoeren. Onjuiste handelingen
kunnen leiden tot vonken. De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief. Vermijd het contact met de huid
en de ogen. Kom ook niet dicht bij een accu met
open vuur of een brandende sigaret en veroorzaak
geen vonken.
ATTENTIE!
198
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast op dashboard fig. 205-206
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Rechter dimlicht F12 7,5
Linker dimlicht F13 7,5
Relais regeleenheid motorruimte, instrumentenpaneel relais regeleenheid (+sleutel) F31 5
Plafondverlichting inzittendenruimte (+accu) F32 7,5
Accusensor voor Start&Stop uitvoeringen (+accu) F33 20
Interieurverlichting minibus (noodgevallen) F34 20
Radio, aircobediening, alarm, tachograaf, "accu-cut-of"-regeleenheid,
Webasto timer (+accu) F36 10
Bediening remlichten (primair), derde remlicht, instrumentenpaneel (+sleutel) F37 7,5
Portiervergrendeling (+accu) F38 20
ABS, ASR, ESP, remlichtbediening (secundair) (+sleutel) F42 5
Ruitensproeier (+sleutel) F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Regeleenheid parkeersensor, radio, bedieningsorganen op het stuurwiel,
middelste dashboard, linker dashboard, aanvullend dashboard,
"accu-cut-of"-regeleenheid (+sleutel) F49 5
Airbag (+sleutel) F50 7,5
Airconditioningsysteem, regeleenheid stuurbekrachtiging, achteruitrijlichten,
sensor water in dieselfilter, debietmeter, tachograaf (+sleutel) F51 5
215
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0N0107mfig. 226
BELANGRIJK De remvloeistof is hygroscopisch (trekt water
aan). Daarom verdient het aanbeveling, als de auto
overwegend wordt gebruikt in gebieden met een hoge
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker te vervangen dan in het
“Geprogrammeerd Onderhoudsschema” staat aangegeven. REMVLOEISTOF fig. 226
Draai de dop A los: controleer of het remvloeistofniveau nog
op het maximum niveau staat.
Het niveau mag nooit het MAX-merkteken overschrijden.
Als vloeistof moet worden bijgevuld, dan raden wij u aan de
remvloeistof te gebruiken die staat vermeld in de tabel
“Vloeistoffen en smeermiddelen” (zie het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
OPMERKING Maak de dop van het reservoir A en het
omringende oppervlak zorgvuldig schoon.
Wees bij het openen van de dop bijzonder voorzichtig zodat
er geen vuil in het reservoir komt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een trechter met een
ingebouwde filterzeef van maximaal 0,12 mm.
Voorkom contact tussen de zeer corrosieve
vloeistof en de lak. Als remvloeistof wordt
gemorst, moet de lak onmiddellijk met water
worden afgespoeld.
De remvloeistof is giftig en zeer corrosief.
Als per ongeluk remvloeistof wordt gemorst,
moeten de betreffende delen onmiddellijk worden
gewassen met water en neutrale zeep en daarna
met veel water worden afgespoeld. Bij inslikken
dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd.
ATTENTIE!
Het symbool πop het reservoir geeft aan
dat synthetische remvloeistof en geen
minerale vloeistof moet worden gebruikt. Het
gebruik van minerale vloeistoffen moet absoluut
worden vermeden, omdat de rubbers in het
remsysteem door deze vloeistoffen worden
beschadigd.
ATTENTIE!
218
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ACCU
De accu van de auto is “onderhoudsarm”: onder normale
omstandigheden hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te worden
met gedestilleerd water.
De werking moet echter regelmatig en uitsluitend door het
Fiat Servicenetwerk of gespecialiseerd personeel
gecontroleerd worden.
De accu is in de cabine voor de pedalen geplaatst. De accu is
bereikbaar nadat het beschermdeksel is verwijderd.
Bij werkzaamheden aan de accu of in de
buurt van de accu, moet u uw ogen altijd
beschermen met een speciale bril.
ATTENTIE!
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief.
Voorkom contact met de huid en de ogen.
Houd open vuur en vonkvormende apparaten
verwijderd van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
Als de accu werkt met een zeer laag
vloeistofniveau, ontstaat onherstelbare
schade aan de accu en kan de accu openbarsten.
ATTENTIE!
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met
dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een accu met andere
specificaties, vervallen de onderhoudsintervallen die in het
“Geprogrammeerd Onderhoudsschema” staan aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich strikt
te houden aan de aanwijzingen van de fabrikant van de accu.
Onoordeelkundige montage van elektrische
en elektronische apparatuur kan ernstige
schade toebrengen aan de auto. Als u na
aanschaf van uw auto accessoires wilt
monteren (diefstalalarm, mobiele telefoon enz.),
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk, dat kan u de
meest geschikte installaties aanraden en controleren
of het noodzakelijk is een accu met een grotere
capaciteit te monteren.
Accu's bevatten zeer schadelijke stoffen voor
het milieu. Het verdient aanbeveling een
defecte accu door het Fiat Servicenetwerk te
laten vervangen, omdat het beschikt over de
uitrusting voor het op milieuvriendelijke wijze en
conform de wettelijke bepalingen, verwerken van
defecte accu's.
F0N0112mfig. 233
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE
INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest zijn:
luchtverontreiniging, zoutgehalte in de lucht en
luchtvochtigheid (gebieden aan zee, warm en vochtig klimaat)
en omgevings-/seizoensinvloeden.
Ook de invloed van schurende elementen, zoals stoffige
omgeving, opwaaiend zand, modder en steenslag op de lak en
de onderzijde moet niet worden onderschat. Fiat heeft voor
uw auto de beste technologische oplossingen toegepast om
de carrosserie efficiënt tegen roest te beschermen.
De belangrijkste zijn:
❒de toepassing van aangepaste spuittechnieken en
lakproducten die de auto de benodigde weerstand tegen
roest en schurende elementen verlenen;
❒het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde) plaatdelen
met een hoge corrosiebestendigheid;
❒het aanbrengen van een gespoten beschermende waslaag
op de onderzijde, in de wielkuipen, in de motorruimte en
verschillende holle ruimtes, met een hoog beschermend
vermogen;
❒het aanbrengen van een beschermende kunststof laag op
kwetsbare delen: onderzijde van de portieren, binnenzijde
van de spatborden, naden, randen enz.;
❒toepassing van “open” holle ruimtes om condensvorming
te voorkomen en binnendringend water af te voeren,
waardoor roest van binnenuit wordt voorkomen. Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden niet
verstopt zijn. Deze kunnen zo nodig met een speld worden
doorgeprikt.
De stralen van de ruitensproeiers kunt u richten door de
sproeiermonden af te stellen met behulp van een platte
schroevendraaier.
De stralen moeten op ongeveer
1/3van de bovenkant van de
ruit worden gericht.
KOPLAMPSPROEIERS
Controleer regelmatig of de koplampsproeiers schoon en in
goede staat zijn.
De koplampsproeiers schakelen automatisch in als het
dimlicht brandt en de ruitensproeiers worden ingeschakeld.
223
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒was de auto met een zachte spons met een oplossing van
neutrale zeep; spoel daarbij de spons regelmatig uit;
❒spoel de auto af met schoon water en droog de auto met
warme lucht of een schone, zachte zeem.
De minder zichtbare delen zoals de randen van de portieren,
de deuren van de laadruimte, motorkap en de
koplampranden moeten tijdens het drogen niet vergeten
worden, omdat daar water kan blijven staan. Het verdient
aanbeveling de auto na het wassen niet onmiddellijk binnen te
zetten, maar de auto nog even buiten te laten staan, zodat
waterresten buiten kunnen verdampen.
Was de auto nooit in de zon of als de motorkap nog warm is:
de glans van de lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde wijze
worden gewassen als de gespoten carrosseriedelen.
Parkeer de auto niet onder bomen, aangezien harsdruppels
bij langere inwerking de lak kunnen beschadigen, waardoor
de kans op roestvorming wordt vergroot.
Voor een goede bescherming van de lak, moet de lak af en
toe behandeld worden met een speciale beschermende was;
als de lak dof is geworden door smog, behandel de lak dan
met polishwas, die de lak niet alleen beschermd maar ook
licht polijst.
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen zo snel en zo goed
mogelijk van de lak verwijderd te worden, omdat door de
agressieve bestanddelen de lak kan beschadigen. CARROSSERIEGARANTIE
Bij de auto is de carrosserie tegen doorroesten van alle
originele componenten van de carrosserie en van alle
dragende delen gegarandeerd.
Voor de specifieke voorwaarden van deze garantie wordt
verwezen naar de “Service- en garantiehandleiding”.
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE CARROSSERIE
Lak
De lak heeft behalve een esthetische functie ook een
beschermende functie. Daarom moeten beschadigingen van
de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk worden bijgewerkt om
roestvorming te voorkomen. Het bijwerken dient met de
originele lak te worden uitgevoerd (zie “Plaatje met
informatie over de carrosserielak” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”). Het normale onderhoud van de auto
beperkt zich tot wassen, waarbij de frequentie afhankelijk is
van het gebruik van de auto en van de omgeving. Het is
raadzaam de auto vaker te wassen bij sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over wegen met
strooizout.
De juiste wasmethode:
❒verwijder de antenne van het dak als u de auto in een
wastunnel wast, om te voorkomen dat deze beschadigt;
❒spoel de auto eerst met een waterstraal onder lage druk af;
224
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER