❒op een dalende helling: de auto stilstaat op een helling van
meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem- en
koppelingspedaal en als de achteruit is ingeschakeld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het ESP
ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het
noodzakelijke motorkoppel is bereikt om weg te rijden (of
maximaal 2 seconden), zodat u meer tijd heeft om uw
rechter voet van het rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen. Als u na 2 seconden niet bent weggereden,
schakelt het systeem automatisch uit en wordt de remdruk
geleidelijk verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch geluid horen. Dit geluid
betekent dat de auto ieder moment in beweging kan komen.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem brandt het
waarschuwingslampje
á(zie hoofdstuk “Lampjes en
meldingen”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem;
verlaat dus nooit de auto zonder de handrem aan te trekken,
de motor uit te zetten en de eerste versnelling in te
schakelen. STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld, gaat het lampje áop het instrumentenpaneel
continu branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en
meldingen”). Bovendien gaat ook het lampje in de ASR-knop
branden. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
111
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De prestaties van het ESP-systeem mogen
de bestuurder er niet toe verleiden onnodige
en onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl
moet altijd zijn aangepast aan het wegdek, het zicht
en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de
verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de
bestuurder van de auto.
ATTENTIE!
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het wegrijden
op een helling.
Het systeem schakelt automatisch in als:
❒op een stijgende helling: de auto stilstaat op een helling
van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem- en
koppelingspedaal en versnellingsbak in vrij of als een
andere versnelling dan de achteruit is ingeschakeld.
Voor de juiste werking van het ESP- en ASR-
systeem is het noodzakelijk dat de banden
van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De
banden moeten in perfecte conditie zijn en de
voorgeschreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
MSR-systeem
(regeling van motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR, verhoogt bij
bruusk terugschakelen het motorkoppel, zodat overmatige
vertraging van de aangedreven wielen wordt voorkomen. Dit
heeft vooral voordelen op een wegdek met weinig grip,
waarop de stabiliteit van de auto snel verloren kan gaan. ASR-SYSTEEM (Antislip Regulator)
Het ASR-systeem controleert de trekkracht van de auto en
grijpt automatisch in als een of beide aangedreven wielen
dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het doorslippen, worden er
twee verschillende regelsystemen geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen doorslippen, vermindert de
ASR het motorvermogen;
❒als slechts een aangedreven wiel doorslipt, zorgt het
ASR-systeem ervoor dat het wiel automatisch wordt
afgeremd.
De ASR is bijzonder nuttig onder de volgende
omstandigheden:
❒doorslippen van het binnenste wiel in bochten, door
verandering van de wielbelasting of door te felle
acceleratie;
❒te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang met
de condities van het wegdek;
❒acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en ijzel;
❒verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).
112
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Voor de juiste werking van het ESP- en ASR-
systeem is het noodzakelijk dat de banden
van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De
banden moeten in perfecte conditie zijn en de
voorgeschreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en dergelijke)
mogen alleen in de auto worden gebruikt met een aparte
antenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in de auto
(zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de
gezondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de
elektrische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor
wordt de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk
beperkt door de isolerende eigenschappen van de
carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS,
UMTS) met het officiële EU-keurmerk, strikt aan de
instructies die door de fabrikant van de mobiele telefoon zijn
bijgeleverd. ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE SYSTEMEN
MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van de
auto en binnen de aftersales-service worden gemonteerd,
moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage van zend-
/ontvangstapparatuur op voorwaarde dat de
montagewerkzaamheden op de juiste wijze bij een
gespecialiseerd bedrijf worden uitgevoerd, waarbij de
aanwijzingen van de fabrikant in acht moeten worden
genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van systemen de
kenmerken van de auto worden gewijzigd, kan het
kentekenbewijs worden ingenomen door de bevoegde
instanties en eventueel de garantie komen te vervallen bij
defecten die veroorzaakt zijn door de bovengenoemde
modificatie of op defecten die direct of indirect daarvan het
gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijze aansprakelijk voor
schade die het gevolg is van de installatie van accessoires die
niet door Fiat Auto S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die
niet conform de geleverde instructies zijn geïnstalleerd.
121
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0N0069mfig. 137
Via de oprolautomaat wordt de lengte van de gordel
automatisch aangepast aan het postuur van de drager en
wordt toch voldoende bewegingsvrijheid geboden.
Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat
blokkeren; dit is een normaal verschijnsel. Bovendien blokkeert
de rolautomaat als u de gordel snel uittrekt. Hij blokkeert ook
bij hard remmen, botsingen en bij hoge snelheden in bochten.VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
fig. 137
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan
de gordel om.
Maak de gordels vast door de gesp A in de sluiting B te
drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert.
Als tijdens het uittrekken van de gordel de rolautomaat
blokkeert, laat dan de gordel een stukje teruglopen en trek
de gordel vervolgens weer geleidelijk uit.
Voor het losmaken van de gordel moet u op de knop C
drukken. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te
voorkomen dat de gordelband draait.
125
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEID
Druk tijdens het rijden niet op de knop
C-fig. 137.
ATTENTIE!
HOOGTEVERSTELLING fig. 138
De hoogteverstelling van de
veiligheidsgordels mag alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat.
ATTENTIE!
Druk voor het afstellen op de knop A-fig. 138 en schuif de
beugel B omhoog of omlaag.
De hoogte van de gordel moet altijd worden aangepast aan
het postuur van de inzittende. Zo wordt de kans op letsel bij
een ongeval aanzienlijk verkleind.
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het
brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de
controles en afstellingen die in het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een keer per maand, de
spanning van de banden: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagageruimte. Het gewicht van
de auto (vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning hebben
grote invloed op het brandstofverbruik en de stabiliteit.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet gebruikt.
Deze accessoires verminderen de aerodynamica van de auto,
waardoor het brandstofverbruik toeneemt. Gebruik voor het
vervoer van volumineuze voorwerpen bij voorkeur een
aanhanger. Naast deze algemene voorzorgsmaatregelen kan door het
opvolgen van enkele eenvoudige tips de veiligheid, het
rijcomfort en de levensduur van de auto verbeterd worden:
❒verdeel de lading gelijkmatig over de laadvloer: indien de
lading op een plaats geconcentreerd moet worden,
gebruik dan de laadvloer tussen de twee assen;
❒bedenk dat hoe lager de lading ligt, hoe lager het
zwaartepunt van de auto komt te liggen. Hierdoor rijdt u
veiliger: plaats daarom altijd de zwaarste lading onderop;
❒bedenk ten slotte dat het dynamische rijgedrag van de
auto beïnvloed wordt door het vervoerde gewicht: hoe
hoger het gewicht des te langer de remweg van de auto,
vooral bij hoge snelheid.
148
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als u brandstof in een jerrycan wilt
vervoeren, dan dient u zich aan de geldende
wetgeving te houden. Gebruik alleen een
goedgekeurde jerrycan en bevestig deze op de juiste
wijze aan de sjorogen. Toch zal bij een ongeval de
kans op brand groter zijn.
ATTENTIE!
TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de
auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd
type en een adequate elektrische installatie. De montage van
de trekhaak moet door gespecialiseerd personeel worden
uitgevoerd. Ook moet documentatie worden overhandigd
m.b.t. het rijden met een aanhanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,
waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto door
het gewicht van een aanhanger of caravan wordt beperkt.
Ook de remweg wordt langer en u hebt meer tijd nodig om
in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te
voorkomen dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust, moet
worden afgetrokken van het laadvermogen van de auto. Om
er zeker van te zijn dat u het maximum toelaatbaar
aanhangergewicht niet overschrijdt (aangegeven op de
typegoedkeuring), moet u er rekening mee houden dat het
maximum betrekking heeft op het totale gewicht van de
aanhangwagen of caravan, inclusief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto's met
aanhanger gelden. U mag in geen geval harder rijden dan 100
km/h.
Wij raden het gebruik aan van een geschikte stabilisator op
de koppeling van de aanhanger. GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de motor
niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet
alleen het brandstofverbruik toe (van 15 tot aan 30% in
stadsverkeer), maar ook de uitstoot van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij
overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad
waar zich veel verkeerslichten bevinden, zal het
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten,
bergwegen en een slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen), is het
raadzaam de motor uit te zetten.
150
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel aan de
carrosserie worden bevestigd waarbij de richtlijnen die hierna
zijn opgenomen, moeten worden aangehouden. Deze
richtlijnen worden eventueel aangevuld door extra informatie
van de fabrikant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet voldoen aan de huidige EU-
normen 94/20 en daarop volgende wijzigingen.
Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden gebruikt
die geschikt is voor het maximale aanhangergewicht van de
auto waarop de trekhaak wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting moet een gestandaardiseerde
stekkerverbinding worden gebruikt die kan worden bevestigd
op de daarvoor bestemde steun op de trekhaak. Bovendien
moet op de auto een regeleenheid voor de buitenverlichting
van de aanhanger worden geïnstalleerd. Voor de elektrische
aansluiting moet een 7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding
(CUNA/UNI- en ISO/DIN-normen) worden gebruikt, waarbij
eventuele aanwijzingen van de fabrikant van de auto en/of van
fabrikant van de trekhaak moeten worden opgevolgd.
Een eventueel elektrisch geregelde rem of een ander systeem
(lier enz.) moet rechtstreeks op de accu worden aangesloten
met een kabel met een diameter van minimaal 2,5 mm
2.
151
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het ABS waarmee de auto kan zijn
uitgerust, werkt niet op het remsysteem van
de aanhanger. Wees daarom extra voorzichtig op
gladde wegen.
ATTENTIE!
Voer in geen geval modificaties aan het
remsysteem van de auto uit. Het
remsysteem van de aanhanger moet geheel
onafhankelijk van het hydraulisch remsysteem van
de auto worden bediend.
ATTENTIE!
155
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de
voorschriften van het land waar wordt gereden. De
sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen gemonteerd
worden (aangedreven wielen). Wij raden u het gebruik aan
van sneeuwkettingen uit het Fiat Lineaccessori-programma.
Controleer na enkele tientallen meters rijden of de kettingen
nog goed gespannen zijn.
BELANGRIJK Geef bij gemonteerde sneeuwkettingen
voorzichtig gas om het doorslippen van de aangedreven
wielen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
Hierdoor wordt het breken van de kettingen voorkomen en
daarmee beschadiging van de carrosserie en de mechanische
onderdelen.
BELANGRIJK Gebruik dunne sneeuwkettingen.
WINTERBANDEN
Het Fiat Servicenetwerk kan u adviseren welke band het
meest geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt
gebruiken. De specifieke eigenschappen van winterbanden
verminderen aanzienlijk als de profieldiepte minder is dan 4
mm. In dat geval is het veiliger ze te vervangen. Door de
specifieke eigenschappen van winterbanden zijn de prestaties
onder niet-winterse omstandigheden of wanneer er lange
afstanden op de snelweg worden gereden, minder dan die
van de standaard gemonteerde banden. Beperk het gebruik
van winterbanden tot die omstandigheden waarvoor ze zijn
goedgekeurd.
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan de
maximum toegestane snelheid lager is dan de topsnelheid van
de auto (met een marge van 5%), dan dient u in het interieur
van de auto een voor de bestuurder duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die winterbanden wordt
gereden (overeenkomstig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde merk en
profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en
remmen en voor een betere bestuurbaarheid. Keer de
draairichting van de banden niet om.
Bij winterbanden met de indicatie “Q” geldt
een maximum snelheid van 160 km/h; met
de indicatie “T” geldt een maximum snelheid van
190 km/h; met de indicatie “H” geldt een maximum
snelheid van 210 km/h; echter de lokaal geldende
wettelijke snelheidsbeperkingen moeten altijd
worden gerespecteerd.
ATTENTIE!
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen
gebruikt; rijd niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, stoepranden en andere
obstakels en rijd, om de auto en het wegdek
niet te beschadigen, geen lange stukken op
sneeuwvrije wegen.
ATTENTIE!