109
AUTORADIO
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Raadpleeg voor de werking van de autoradio met CD- of
MP3-CD-speler (voor bepaalde uitvoeringen/markten) het
supplement dat bij dit instructieboekje is geleverd.
BASIS INBOUWVOORBEREIDING
Het pakket bestaat uit:
❒voedingskabels voor de autoradio;
❒aansluitkabels voor luidsprekers voor (op de binnen-
ste sierpanelen voor de buitenspiegels);
❒aansluitkabels voor luidsprekers in de voorportierpa-
nelen;
❒aansluitkabels voor luidsprekers achter (naast de hoe-
denplank) (voor bepaalde uitvoeringen/markten);
❒een inbouwplaats voor de autoradio;
❒een antennekabel;
❒een antenne.
UITGEBREIDE INBOUWVOORBEREIDING
Het pakket bestaat uit:
❒voedingskabels voor de autoradio;
❒aansluitkabels voor luidsprekers achter (naast de hoe-
denplank) (voor bepaalde uitvoeringen/markten);
❒2 tweeters op de binnenste sierpanelen voor de bui-
tenspiegels;
❒2 midwoofers aan de onderzijde van de voorportieren;
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als de auto wordt verlaten moet de con-
tactsleutel altijd worden uitgenomen of in
stand STOP worden gedraaid. Tijdens het tanken
moet de motor uitgezet zijn en de sleutel in stand
STOP staan.
ATTENTIE!
Bij auto’s met automatisch bediende ver-
snellingsbak, is het raadzaam om, als de
motor automatisch is uitgezet op een helling, de
motor opnieuw te starten door de versnelling-
spook in stand (+) of (¯) te zetten zonder het rem-
pedaal los te laten. Bij auto’s met een automa-
tisch bediende versnellingsbak en, indien aanwe-
zig, Hill Holder-systeem, moet u, als de motor au-
tomatisch is uitgezet op een helling, de motor op-
nieuw starten door de versnellingspook in stand
(+) of (¯) te zetten zonder het rempedaal los te la-
ten, zodat het Hill Holder-systeem beschikbaar is,
dat alleen actief is bij een draaiende motor.
ATTENTIE!
Als u het interieur in de auto wilt blijven
koelen, dan moet u het Start&Stop-systeem
uitschakelen, zodat de airconditioning continu kan
blijven werken.
ATTENTIE!
138
2. Vermijd overbodige handelingenzoals gasgeven als
u stilstaat voor een stoplicht of voordat u de motor af-
zet. Deze laatste handeling heeft evenals het over-
schakelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uit-
laatgassen.
3.Keuze van de versnellingen: schakel zo snel mo-
gelijk naar de hoogste versnelling (afhankelijk van de
draai-eigenschappen van de motor en de verkeerssi-
tuatie), waarbij doortrekken naar hoge toerentallen
in de lagere versnellingen moet worden vermeden. Het
gebruik van lage versnellingen met hoge toerentallen
voor een „sportieve” acceleratie verhoogt het verbruik
en de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen, en vergroot
de motorslijtage.
4.Snelheid van de auto: het brandstofverbruik neemt
aanzienlijk toe bij een hogere snelheid. Rijd daarom
zoveel mogelijk met een aangepaste en gelijkmatige
snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken.
Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot van schade-
lijke uitlaatgassen. Een gepaste en veilige afstand tot
een voorligger is een basisvoorwaarde voor gelijkma-
tig rijden.
5.Acceleratie: met vol gas optrekken kost veel brand-
stof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaat-
gassen. Het is beter geleidelijk op te trekken en het
toerental waarbij het maximum koppel wordt geleverd,
niet te overschrijden. 5 Verwijder de imperiaal of skidragerals u deze niet
meer gebruikt. Deze accessoires verminderen de aero-
dynamica van de auto, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt.
6. Gebruik voor het vervoer van volumineuze voorwer-
pen bij voorkeur een aanhanger.
7. Gebruik bij voorkeur de functies van het ventilatiesys-
teem: rijden met geopende ruiten heeft een negatief ef-
fect op de aerodynamica van de auto.
8. Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze no-
dig hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de
ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-/ver-
warmingssysteem vragen veel stroom, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stads-
verkeer).
9. De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waar-
door het brandstofverbruik sterk toeneemt (tot ge-
middeld +30%): gebruik wanneer de buitentempera-
tuur het toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Rijstijl
1. Het verdient aanbeveling na het starten van de mo-
tordirect en rustig weg te rijden, waarbij hoge toe-
rentallen van de motor moeten worden vermeden. Laat
de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met
stationair toerental en ook niet met een verhoogd toe-
rental: onder deze omstandigheden warmt de motor
veel langzamer op, terwijl het verbruik, de uitlaatgas-
emissie en de slijtage van de mechanische delen toe-
nemen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
246
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VULLINGSTABEL
Voorgeschreven brandstof
Originele producten
Loodvrije benzine octaangetal
ten minste 95 R.O.N
(specificatie EN228)
() Diesel voor motorvoertuigen
(specificatie EN590)
Mengsel van gedemineraliseerd
water en
50% PARAFLU
UP(▲)
SELENIA K P.E.
SELENIA WR P.E.
TUTELA TRANSMISSION
GEARFORCE
TUTELA GI/R
TUTELA GI/E
TUTELA TOP 4
Mengsel van water en
TUTELA
PROFESSIONAL SC 35
1.41.6 Multijet
liter
60
8-10
5
2,35
2,7
1,76
_
–
2,2 (*)/
6 (▼)
kg
–
–
2
2,3
1,5
0,900
0,450
_
liter
60
8-10
5,8
–
–
–
_
–
2,2 (*)/
6 (▼)
kg
–
–
2,1
2,45
1,5
0,900
0,450
_
liter
60 ()
8-10
5,2
3
3,2
2
_
–
2,2 (*)/
6 (▼)
kg
–
–
2,5
2,7
1,7
0,900
0,450
_
liter
60 ()
8-10
6,7
4,5
4,9
2
_
–
2,2 (*)/
6 (▼)
kg
–
–
3,6
3,9
1,7
0,900
0,450
_
2.0 Multijet
liter
60 ()
8-10
6,7
4,5
4,9
2
_
–
2,2 (*)/
6 (▼)
kg
–
–
3,6
3,9
1,7
0,900
0,450
_
1.3 Multijet 1.4 T-JET
Brandstoftank:
incl. een reserve van:
Motorkoelsysteem
– met airconditioning:
Motorcarter:
Carter en oliefilter:
Versnellingsbak en
differentieel:
Hydraulische
stuurbekrachtiging
Hydraulisch
remcircuit met ABS:
Vloeistofreservoir
ruitensproeiers en
achterruitsproeier
(▲) Onder extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60% PARAFLUUPen 40% gedemineraliseerd water.
(*) Alleen bij Doblò-uitvoeringen zonder koplampsproeiers.
(▼) Bij uitvoeringen Doblò/ Doblò Combi/ Doblò Cargo met koplampsproeiers.
249
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BRANDSTOFVERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen,
is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in
EU-normen is vastgelegd.
Het brandstofverbruik en de emissie zijn gemeten volgens
onderstaande procedure:
❒een stadsrit: die bestaat uit een koude start en een
rit, waarbij de snelheden en de versnellingen worden
aangehouden die in de Europese richtlijn zijn vastge-
legd. Er is een reeks acceleraties, vertragingen, perio-
den met constante snelheid en stilstand met statio-
nair draaiende motor voorgeschreven. De maximum
snelheid tijdens de cyclus is 50 km/h en de gemiddel-
de snelheid is 19 km/h.
❒een rit buiten de stad: die aansluitend op de stads-
ritcyclus wordt uitgevoerd volgens de voorschriften
van de Europese richtlijn. De maximum snelheid tij-
dens de cyclus is 120 km/h en de gemiddelde snelheid
is 63 km/h.
❒gecombineerd verbruik: dit wordt bepaald uit
een gewogen gemiddelde van het verbruik tijdens de
stadsritcyclus (voor 37%) en de ritcyclus op de bui-
tenweg (voor 63%).BELANGRIJK
In de praktijk kan het brandstofverbruik hoger zijn dan de
waarden die tijdens de tests voor de typegoedkeuring zijn
bepaald. Hieronder zijn enkele van de belangrijkste facto-
ren beschreven die kunnen leiden tot een verschil in het
verbruik tijdens het normale gebruik van de auto in ver-
gelijking tot dat van de typegoedkeuring.
1) Bedrijfsomstandigheden van de auto: ondoelmatig
onderhoud, montage van allesdragers, trekken van
aanhangers, gebruik onder zware belasting, intensief
gebruik van stroomverbruikers en de airconditioning.
2) Rijstijl: veelvuldige koude starts voor het afleggen van
korte afstanden, foutieve opwarmmethode van de
motor, onjuiste keuze van de versnellingen, rijden met
hoge snelheden, veelvuldig accelereren en afremmen.
3) Verkeerssituatie en conditie van het wegdek: ver-
keersintensiteit, bergachtige of bochtige trajecten,
conditie van het wegdek.
4) Atmosferische omstandigheden: extreme temperatu-
ren, wind, regen, sneeuw, trajecten op grote hoogte.
5) Percentuele verdeling van het gebruik in de stad, op de
buitenweg en op autosnelwegen.
250
8. Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze no-
dig hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de rui-
tenwissers en de aanjager van het ventilatie-/verwar-
mingssysteem vragen veel stroom, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer).
9. De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor
het brandstofverbruik sterk toeneemt (tot gemiddeld
+30%): gebruik wanneer de buitentemperatuur het toe-
laat, bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.
Rijstijl
1. Het verdient aanbeveling na het starten van de motor
direct en rustig weg te rijden, waarbij hoge toerentallen
van de motor moeten worden vermeden. Laat de mo-
tor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met statio-
nair toerental en ook niet met een verhoogd toerental:
onder deze omstandigheden warmt de motor veel lang-
zamer op, terwijl het verbruik, de uitlaatgasemissie en de
slijtage van de mechanische delen toenemen.
2. Vermijd overbodige handelingenzoals gasgeven als u
stilstaat voor een stoplicht of voordat u de motor afzet.
Deze laatste handeling heeft evenals het overschakelen
met tussengas, geen enkel nut. Het kost brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
3.Keuze van de versnellingen: schakel zo snel moge-
lijk naar de hoogste versnelling (afhankelijk van de draai-
eigenschappen van de motor en de verkeerssituatie),
waarbij doortrekken naar hoge toerentallen in de lage-
re versnellingen moet worden vermeden. Het gebruik
van lage versnellingen met hoge toerentallen voor een
„sportieve” acceleratie verhoogt het verbruik en de uit-
stoot van schadelijke uitlaatgassen, en vergroot de mo-
torslijtage. PRAKTISCHE TIPS VOOR EEN LAAG
BRANDSTOFVERBRUIK EN BESCHERMING
VAN HET MILIEU
Bedrijfsomstandigheden van de auto
1. Zorg voor een goed onderhoudvan de auto door de
controles en afstellingen die in het „Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uitvoeren.
2. Controleer regelmatig, ten minste een keer per maand,
de spanningvan de banden: Als de bandenspanning veel
te laag is, wordt de rolweerstand groter en neemt het
verbruik toe. Onder deze omstandigheden slijt de band
bovendien sneller en zijn de prestaties minder.
3. Gebruik winterbandenuitsluitend onder die klimato-
logische omstandigheden, waaronder ze vereist zijn. Ze
veroorzaken een hoger verbruik en bovendien meer
rolgeluid.
4. Vermijd het rijden met te zware lading(overbeladen
auto): het gewicht van de auto (vooral in stadsverkeer)
en de carrosseriestand hebben grote invloed op het
brandstofverbruik en de stabiliteit van de auto.
5. Verwijder de imperiaal of skidragerals u deze niet
meer gebruikt. Deze accessoires verminderen de aero-
dynamica van de auto, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt.
6. Gebruik voor het vervoer van volumineuze voorwer-
pen bij voorkeur een aanhanger.
7. Gebruik bij voorkeur de functies van het ventilatiesys-
teem: rijden met geopende ruiten heeft een negatief
effect op de aerodynamica van de auto.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
267
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Achterlichtunits
– gloeilampen vervangen .......... 175
Achterruitsproeier ....................... 62
– inschakelen ............................... 62
– niveau controleren
en bijvullen ............................... 203
– sproeier .................................... 213
Achterruitverwarming ....... 46-49-58
Achterruitwisser
– inschakelen ............................... 62
– ruitensproeiervloeistof
(specificaties) ........................... 248
– wisserblad vervangen ............. 212
Achteruitrijverlichting
– gloeilamp vervangen ............... 175
Afmetingen van de auto ....... 230-231
Afstandsbediening ......................... 6– achterklep openen .................. 7
– batterij vervangen ................... 7
– extra afstandsbedieningen ..... 8
– ministeriële
goedkeuring .............261-262-263
– openen/sluiten met
afstandsbediening .................... 6
Airconditioning, handbediend .... 47
Antivries
– niveau controleren
en bijvullen ............................... 202
– specificaties .............................. 248
Armsteun voor ............................. 71
Asbak ............................................... 75
ASR (systeem) ............................... 100
Auto langere tijd stallen .............. 142Aansteker....................................... 74
ABS .................................................. 96
Accu opladen.................................. 188
Accu.................................................. 206
– onderhoud ............................... 208
– opladen....................................... 188
– praktische tips om
de levensduur te verlengen ... 208
– starten met een hulpaccu ..... 155
– vervangen ................................. 207
Achterdeuren ................................ 80
– afstandsbediening .................... 6
Achterklep
– openen met
afstandsbediening .................... 6-7
– openen van binnenuit
in noodgevallen .................. 85-86
ALFABETISCH REGISTER