125
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒controleer altijd of de gordel niet langs de nek van het
kind loopt;
❒zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen afwijken-
de houding aanneemt of de gordels losmaakt;
❒vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geen pasge-
boren kinderen. Niemand is sterk genoeg om ze bij een
ongeval vast te houden;
❒Na een ongeval moet het zitje door een nieuw exem-
plaar worden vervangen.
Monteer absoluut geen kinderzitje op de
voorstoel aan de passagierszijde als deze
is uitgerust met een airbag, omdat kinderen nooit
op de voorstoel vervoerd mogen worden.
ATTENTIE!
F0V0113mfig. 120
MONTAGEVOORBEREIDING
VOOR ISOFIX-KINDERZITJE
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij uitvoeringen met typegoedkeuring M1is de auto voor-
bereid op de montage van Isofix Universeel-kinderzitjes;
een nieuw gestandaardiseerd Europees systeem voor het
vervoeren van kinderen.
129
F0V0024mfig. 123F0V0025mfig. 124
Bij lichte frontale aanrijdingen (waarbij de werking van de
veiligheidsgordel voldoende is) worden de airbags niet ge-
activeerd. Daarom moeten de veiligheidsgordels altijd wor-
den gedragen; ook omdat ze bij frontale aanrijdingen er al-
tijd voor zorgen dat de inzittende in de juiste stand wordt
gehouden.
FRONTAIRBAG AAN
BESTUURDERSZIJDE fig. 123
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daar-
voor bestemde ruimte in het midden van het stuurwiel is
geplaatst.
FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE
fig. 124(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter
volume dan dat aan bestuurderszijde. Het kussen is in een
daarvoor bestemde ruimte in het dashboard geplaatst.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Monteer absoluut geen kinderzitje ach-
terstevoren op de passagiersstoel voor als
de airbag aan passagierszijde is ingescha-
keld. Als bij een ongeval de airbag wordt
geactiveerd, kan het kind hierdoor dode-
lijke verwondingen oplopen. Als er geen andere
mogelijkheid is, moet in ieder geval de airbag aan
passagierszijde uitgeschakeld worden als het kin-
derzitje op de passagiersstoel voor wordt ge-
plaatst. Bovendien moet de passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voor-
komen dat het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard. Ook als het niet wet-
telijk verplicht is, raden wij u aan, voor een opti-
male bescherming van de volwassenen, de airbag
onmiddellijk weer in te schakelen zodra er geen
kinderen meer vervoerd worden.
ATTENTIE!
130
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG
UITSCHAKELEN (sidebag)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als het bij de Doblò M1-uitvoeringen absoluut noodza-
kelijk is een kind op de passagiersstoel voor te vervoe-
ren, moeten de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) aan passagierszijde wor-
den uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
“op het dashboard blijft con-
tinu branden totdat de frontairbag en de zij-airbag (side-
bag) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) aan passa-
gierszijde opnieuw worden ingeschakeld.
Bij de Doblò Cargo-uitvoering met inklapbare passa-
giersstoel en deel- en draaibare scheidingswand of roos-
ter moeten de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) aan passagierszijde wor-
den uitgeschakeld, als er lading wordt vervoerd met in-
geklapte stoel.
BELANGRIJK Raadpleeg voor het handmatig uitschake-
len van de frontairbag en zij-airbag (sidebag) (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) aan passagierszijde, de paragrafen
„Digitaal display” en „Multifunctioneel display” in het
hoofdstuk „Wegwijs in uw auto”.
ZIJ-AIRBAGS (sidebags)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij enkele uitvoeringen is de auto uitgerust met zij-air-
bags voor (sidebags voor) aan bestuurders- en aan passa-
gierszijde voor bescherming van borst-bekken.
De zij-airbags beschermen de inzittenden bij middelzwa-
re en zware zijdelingse aanrijdingen, door het opblazen van
een luchtkussen tussen de inzittende en de interieurde-
len aan de zijkant van de auto.
Als de zij-airbags niet worden geactiveerd bij andere soor-
ten botsingen (frontaal, van achter, over de kop slaan enz.),
betekent dit niet dat het systeem niet goed functioneert.
Bij een zijdelingse aanrijding zorgt een regeleenheid er-
voor, indien nodig, dat de kussens worden opgeblazen. De
kussens blazen onmiddellijk op, waardoor het lichaam van
de inzittenden wordt opgevangen en de kans op letsel be-
perkt wordt. Direct daarna lopen de kussens weer leeg.
De zij-airbags zijn geen vervanging voor de veiligheidsgor-
dels, maar een aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgor-
dels. Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels
wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste landen daar-
buiten).
Daarom is het gebruik van de veiligheidsgordels absoluut
noodzakelijk, want de gordel houdt de inzittende bij
een zijdelingse botsing in de juiste positie en voorkomt
dat de inzittende uit de auto wordt geslingerd bij zware
botsingen.
140
WINTERBANDEN
Het Fiat Servicenetwerk kan u adviseren welke band het
meest geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt ge-
bruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de bandenspanning en het
type winterbanden exact aan de gegevens die staan ver-
meld in de paragraaf „Wielen” in het hoofdstuk „Techni-
sche gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winterbanden vermin-
deren aanzienlijk als de profieldiepte minder is dan 4 mm.
In dat geval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van winterbanden zijn
de prestaties onder niet-winterse omstandigheden of wan-
neer er lange afstanden op de snelweg worden gereden,
minder dan die van de standaard gemonteerde banden. Be-
perk het gebruik van winterbanden tot die omstandighe-
den waarvoor ze zijn goedgekeurd.
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan de
maximum toegestane snelheid lager is dan de topsnelheid
van de auto (met een marge van 5%), dan dient u in het in-
terieur van de auto een voor de bestuurder duidelijk zicht-
baar waarschuwingsplaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die winterbanden wordt
gereden (overeenkomstig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde
merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rij-
den en remmen en voor een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet om.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het ABS waarmee de auto kan zijn uitge-
rust, werkt niet op het remsysteem van de
aanhanger. Wees daarom extra voorzichtig op
gladde wegen.
ATTENTIE!
Voer in geen geval modificaties aan het
remsysteem van de auto uit. Het remsys-
teem van de aanhanger moet geheel onafhanke-
lijk van het hydraulisch remsysteem van de auto
worden bediend.
ATTENTIE!
STORING HILL HOLDER (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Als het lampje gaat branden, is er een storing in het Hill
Holder-systeem. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot
het Fiat Servicenetwerk. Op enkele uitvoeringen wordt de
storing aangegeven door het brandende lampje áen de
weergave van de bijbehorende melding op het display.
*
STORING ABS (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet
het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het systeem defect of niet be-
schikbaar is. In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd
voorzichtig verder en wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende mel-
ding op het display.
146
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
>
STORING EBD (rood)
(geel)
Als bij een draaiende motor tegelij-
kertijd de waarschuwingslampjes
xen
>gaan branden, dan is er een storing in het EBD-sys-
teem of is het systeem niet beschikbaar; in dat geval kun-
nen bij hard remmen de achterwielen vroegtijdig blokke-
ren waardoor de auto kan slippen. Rijd zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat Service-
netwerk om het systeem te laten controleren.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende mel-
ding op het display.
> x
STORING IN ESP (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Als het lampje niet dooft of tijdens het rijden blijft bran-
den en het lampje in de ASR OFF-knop gaat branden,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende mel-
ding op het display.
OpmerkingAls het lampje knippert tijdens het rijden,
dan geeft dit aan dat het ESP in werking is getreden.
á
148
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het lampje gaat branden, moet de mo-
torolie van onvoldoende kwaliteit zo snel
mogelijk worden ververst; er mag zeker niet meer
dan 500 km worden doorgereden nadat het lamp-
je voor de eerste keer is gaan branden. Als bo-
venstaande richtlijn niet wordt opgevolgd, dan kan
dat ernstige schade aan de motor veroorzaken en
het vervallen van de garantie tot gevolg hebben.
Onthoud dat het branden van dit lampje geen be-
trekking heeft op de hoeveelheid olie in de motor.
Als het lampje gaat knipperen, dan is het absoluut
niet nodig motorolie bij te vullen.
ATTENTIE!
NIET OMGELEGDE
VEILIGHEIDSGORDELS (rood)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat con-
tinu branden als bij stilstaande auto de veiligheids-
gordel aan bestuurderszijde niet goed is omgelegd. Als de
auto rijdt en de veiligheidsgordels voor zijn niet goed om-
gelegd, dan gaat het lampje knipperen en klinkt tegelijker-
tijd een akoestisch signaal (zoemer).
Het akoestische signaal (zoemer) van het SBR-systeem (Se-
at Belt Reminder) kan permanent worden uitgeschakeld
door het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen kan het systeem weer worden ge-
activeerd via het setup-menu.
<
NIET GOED GESLOTEN
PORTIEREN (rood)
Als een of meerdere portieren, de bagageruim-
te of de motorkap niet goed gesloten zijn, gaat het
lampje branden (bepaalde uitvoeringen).
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende mel-
ding op het display.
Als de auto in beweging is met geopende portieren, dan
klinkt er een akoestisch signaal.
MINIMUM MOTOROLIEPEIL
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na
enkele seconden moet het lampje doven.
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als
het motoroliepeil onder het minimum niveau is gedaald.
Herstel in dit geval het juiste motoroliepeil (zie „Niveaus
controleren” in het hoofdstuk „Onderhoud en zorg”).
Op enkele uitvoeringen verschijnt een bijbehorende mel-
ding op het display.
´
k
157
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Attendeer het overige wegverkeer op de
stilstaande auto m.b.v.: de waarschu-
wingsknipperlichten, de gevarendriehoek enz. Tij-
dens het verwisselen van een wiel moeten alle in-
zittenden de auto hebben verlaten, vooral als de
auto zwaar beladen is, en op een veilige afstand
van het verkeer wachten, totdat het wiel verwis-
seld is. Blokkeer de wielen met stenen of andere
voorwerpen als de auto schuin op een helling of
op een slecht wegdek staat. Laat het verwisselde
wiel zo snel mogelijk repareren en monteren.
Smeer voor montage de schroefdraad van de wiel-
bouten niet met vet: de bouten kunnen loslopen.
ATTENTIE!
De krik dient uitsluitend voor het verwis-
selen van een wiel van de auto waarbij de
krik geleverd is of voor auto’s van hetzelfde mo-
del. Gebruik de krik niet voor het opkrikken van
andere auto’s. Gebruik de krik beslist nooit voor
het uitvoeren van werkzaamheden onder de au-
to. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de
opgekrikte auto van de krik vallen. Op een sticker
op de krik is het maximum hefvermogen aange-
geven; de krik mag nooit voor een zwaardere last
worden gebruikt.
ATTENTIE!
Door een verkeerde montage kan het wiel-
deksel tijdens het rijden loslaten. Maak het
ventiel absoluut niet open. Plaats geen enkel stuk
gereedschap tussen velg en band. Controleer re-
gelmatig de spanning van de banden en van het
noodreservewiel en houdt u daarbij aan de waar-
den die beschreven staan in het hoofdstuk „Tech-
nische gegevens”.
ATTENTIE!
Opmerking voor unidirectionele banden
Op de zijkant van de unidirectionele banden staan een aan-
tal pijlen waarmee de looprichting wordt aangegeven (ro-
tatie). Als een wiel wordt vervangen (bijvoorbeeld als ge-
volg van een lekke band) kan het zijn dat de richting van
de pijlen op de band van het reservewiel niet overeenkomt
met de looprichting van het wiel dat vervangen wordt.
Ook in die omstandigheden behoudt de band de beno-
digde veiligheidseigenschappen.
Het is echter raadzaam om het wiel zo snel mogelijk
opnieuw te monteren, aangezien de beste prestaties wor-
den bereikt wanneer de looprichting van alle banden ove-
reenkomt met de richting van de pijlen.
167
F0V0098mfig. 146
❒als een spanning van ten minste 1,8 bar wordt geme-
ten, herstel dan de correcte bandenspanning (met
draaiende motor en aangetrokken handrem) en rijdt
verder;
❒rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk. ❒stop na ongeveer 10 minuten en controleer opnieuw
de bandenspanning; vergeet niet de handrem aan te
trekken;
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Plaats de sticker op een voor de bestuur-
der goed zichtbare plaats om aan te ge-
ven dat de band behandeld is met de snelle ban-
denreparatieset. Rijd voorzichtig vooral in boch-
ten. Rijd niet harder dan 80 km/h. Vermijd bruusk
accelereren en remmen.
ATTENTIE!
Als de bandenspanning onder 1,8 bar is ge-
daald, mag niet verder worden gereden:
de snelle bandenreparatieset Fix&Go automatic
kan de vereiste wegligging niet garanderen omdat
de band te erg beschadigd is. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE!
U moet absoluut aangeven dat de band
is gerepareerd met de snelle bandenrepa-
ratieset. Overhandig de informatiefolder aan het
personeel dat de band moet repareren die be-
handeld is met de snelle bandenreparatieset.
ATTENTIE!