31
II
INSTRUMENTENPANEEL
CONTROLELAMPJES
Het oplichten van een controlelampje kan vergezeld gaan van een bericht en/of een geluidsignaal
ControlelampjeESP/ASR
Normale werkin
g
Dit lampje knippert op momenten
dat het ESP of het ASR in werking is.
Bij een storing
Wanneer het lampje tijdens het rij-den oplicht, duidt dat op een sto-ring in het systeem.
Raadpleeg het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde werk-plaats.
Uitgeschakeld
Als dit controlelampje tegelijk met het lampje in de ESP-schakelaar
brandt, is het systeem uitgescha-
keld.
Controlelampjeelektrische handrem
Als de motor draait en dit controlelampje brandt,
betekent dit dat er een storing is in de elektrische handrem. Deze rem
wordt dan niet goed vastgezet. Zet de versnellingsbak in de parkeer-stand (P).
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwa-pg gj
lifi ceerde werkplaats.
Controlelampje ABS
Het ABS-controlelampjegaat bij het aanzetten vanhet contact even brandenen dooft na enkele seconden. Alshet lampje blijft branden, duidt ditop een storing in het systeem. Zie"Remmen".
Lekke band(en)
Dit lampje geeft aan dater een of meer banden lekzijn.
Op het display wordt aangegevenom welk wiel het gaat. Raadpleegzo snel mogelijk het CITROËN-gpg
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Controlelampjegeopend portier
Als de motor draait en dit lampje brandt, is een por-
tier of de achterklep open.
Controlelampjeelektrische handrem,remvloeistofniveauen remdrukverdeling
Als de motor draait en dit lampje brandt, is de elektrische handrem aangetrokken of nog niet geheel
vrijgezet. Ook kan het duiden op een te laag remvloeistofniveau of een defect in het remsysteem.
Mocht het lampje blijven branden
terwijl de handrem is vrijgezet, stop dan onmiddellijk en waar-schuw het CITROËN-netwerk of pj
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Zie "Remmen".
Controlelampje
SERVICE
Dit lampje brandtpermanent bij eenernstige storing. Raadpleeg hetCITROËN-netwerk of een gekwa-ggpg
lifi ceerde werkplaats. Dit lampje
brandt tijdelijk bij minder ernstige
storingen. Raadpleeg indien nodighet CITROÀN-netwerk of eengpg g
gekwalifi ceerde werkplaats.
Om achter de oorzaak van de waar-
schuwing te komen, raadpleegt u
het waarschuwingenjournaal (Zie
het hoofdstuk "Multifunctionele dis-
plays" of uw NaviDrive boekje)
STOP-lampje
Als dit lampje gaat
branden, moet u zo
snel mogelijk stop-pen en de motor afzetten. Als dit lampje gaat branden zal de waar-schuwing STOP ook op de voor-ruit geprojecteerd worden.
Waarschuw zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwa-gj
lifi ceerde werkplaats.
66
II
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Starten is alleen mogelijk als de selectiehendel in de stand P of N
staat.
Een beveiliging zorgt ervoor dat u de motor in een andere stand niet kunt starten.
Trap na het starten van de motor het rempedaal in en zet de selectiehendel
vanuit standP in standD,R of M:inD voor automatisch schakelen.inR voor de achteruit.
inM voor handmatig schakelen.
U kunt op elk willekeurig moment overschakelen van automatisch schake-len (stand D) op handmatig schakelen (stand M) en omgekeerd.
••
•
GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Zet de selectiehendel niet onder het rijden in de stand N(alleen als dat absoluut noodzakelijk is).Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de autoniet volledig stilstaat.
Als u onder het rijden de selectiehendel per ongeluk tochin de stand N heeft gezet, wacht dan tot de motor stationair draait alvorens u de stand D of M weer selecteert.
•
•
Parkeerstand
Zet de selectiehendel in standP om de auto te blokkeren. Doe dit alleen als de auto volledig stilstaat. De
aangedreven wielen zijn nu geblokkeerd.Let erop dat de selectiehendel in de juiste stand staat. Trek ook deelektrische parkeerrem goed aan.
Achteruit
Zet de selectiehendel alleen in deze stand als de auto volledig stilstaat en houd uw voet op de rem. Geef niet
te snel gas om schakelschokken te vermijden.
Neutraal
Zet de selectiehendel niet onder het rijden in
de stand N (alleen als dat
absoluut noodzakelijk is).
73
II
DYNAMISCHE STABILITEITSCONTROLE (ESP)
Hoewel hetESP extra veiligheid
biedt onder normale rijomstandig-heden, wil dat nog niet zeggendat de bestuurder extra risico kannemen of harder kan rijden.
Het systeem werkt het best wanneer men zich aan de voorschriften vande constructeur houdt betreffendede wielen (banden en velgen), deremcomponenten en de elektroni-sche componenten. Ook dient men
zich aan de montageprocedures enhet onderhoud zoals voorgeschre-ven door het CITROËN-netwerk of g
een gekwalifi ceerde werkplaats terespecteren.
Laat het systeem na een aanrijdingnakijken door het CITROËN-net-yjg
werk of een gekwalifi ceerde werk-plaats.
DYNAMISCHE STABILITEITSCONTROLE (ESP) EN
ANTISLIPREGELING (ASR)
Deze systemen werken samen en vormen een aanvulling op het ABS. Als er een verschil ontstaat tussen de koers van de auto en de koers zoals die
door de bestuurder gewenst is, grijpt het ESPautomatisch in door een of meer wielen af te remmen en het motorkoppel te verminderen, om ervoor
te zorgen dat de auto in het juiste spoor blijft. HetASR-systeem zorgt voor een optimale tractie, doordat slippen van de voorwielen wordt voorkomen.
Dit wordt bereikt door de aangedreven wielen af te remmen of door het motorkoppel terug te nemen. Het systeem betekent tevens een verbetering
van de koersvastheid van de auto tijdens accelereren.
WERKING
Als hetESP of ASR in werking treedt, knippert het controlelampjeESP/ASR.
UITGESCHAKELD
Onder bijzondere omstandigheden (auto vastgelopen in modder, sneeuw
of mul zand, gebruik van sneeuwkettingen…) kan het nuttig zijn het ESP/ASR-systeem uit te schakelen, zodat de wielen doorslippen en zo wellichtmeer grip gevonden wordt.
Druk op de schakelaar A: het controlelampje ESP/ASR en het lampje Ain
de schakelaar gaan branden. Het ESP/ASR is nu uitgeschakeld.
Het ESP/ASR wordt weer ingeschakeld:als het contact wordt afgezet.
bij een snelheid van meer dan 50 km/h.
als u de schakelaar A nog een keer indrukt.
STORING
Bij een storing in de systemen, brandt hetESP/ASR-lampje.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats omhet systeem te laten controleren.
•
•
•
74
II
REMMEN
ABS Antiblokkeersysteem
Het ABS vergroot de veiligheid en voorkomt het blokkeren van de wielen bij een noodstop en op een wegdek
dat weinig grip biedt. Zo blijft de auto onder alle omstandigheden bestuurbaar.
Alle belangrijke onderdelen van het systeem worden voor en tijdens het rijden door een elektronisch systeem gecon-
troleerd. Bij het aanzetten van het contact gaat het ABS-controlelampje even branden. Na enkele seconden moet
dit lampje weer uitgaan. Het ABS-controlelampje gaat bij het aanzetten van het contact even branden en dooft naenkele seconden.
Als het controlelampje niet uitgaat, betekent dit dat het ABS vanwege een storing buiten werking is gesteld. Als ditlampje tijdens het rijden gaat branden, betekent dit ook dat het ABS is uitgeschakeld. In beide gevallen blijft hetremsysteem normaal functioneren, net als bij een auto zonder ABS. Het is echter noodzakelijk om de auto zo snelmogelijk te laten nakijken door het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats om de veiligheid die hoorty,j j
bij de correcte werking van het ABS te herstellen.
Rijd op gladde wegen (grind, sneeuw, ijs, enz.) wel altijd extra voorzichtig.
BRAKE ASSIST SYSTEM (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in geval van nood in nog kortere tijd een optimale remdruk kan worden opgebouwd,
teneinde de remweg te bekorten. Het treedt in werking afhankelijk van de snelheid waarmee u het rempedaal intrapt:er wordt een verminderde weerstand gedetecteerd. Houd het rempedaal ingetrapt tot de auto stilstaat: het brakeassist system blijft dan langer in werking. Houd het rempedaal ingetrapt tot de auto stilstaat.
Als het controlelampje gelijktijdig met hetSTOP-lampje brandt terwijl de elektrische parkeerrem
is vrijgezet, duidt dat op een te laag remvloeistofniveau of een storing van de remdrukverdeler.Stop onmiddellijk. Waarschuw zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerdejg , p g g
werkplaats.
130
IV
ZEKERINGEN
ONDER DE MOTORKAP
ZEKERINGKAST
Draai de schroeven 1/4 slag los
om bij de zekeringen in de motor-ruimte te komen.
Sluit de ka
p na afl oop van de
werkzaamheden zorgvuldig.
L'intervention sur les MAXI fusibles de protection supplémentaire,situés dans les boîtiers, est réservée au réseau CITROËN ou à un ppp
atelier qualifi é.
NummerStroomsterkteFunctie
F120 AMotormanagement – Koelventilator
F215 AClaxon
F 310 ARuitensproeierpomp
F 420 AKoplampsproeiers
F 515 ABenzinepomp – Voorgloeien – Dieselinspuiting
F 610 ARemsysteem
F710 AAutomatische versnellingsbak
F 820 AStartmotor
F 910 AActieve motorkap – Meedraaiende xenonkoplampen
F 1030 AVerstuivers – Bobines – Elektrokleppen (benzine) –Motormanagement – Brandstoftoevoer (Diesel)((
F 1140 AAirconditioning (Aanjager)
F 1230 ARuitenwissers vóór
F 1340 ABSI
F 14–
ZEKERINGEN IN DE MOTORRUIMTE
149
TREFWOORDENREGISTER
A
Aanhangergewichten ..................XVI
Aanstekers...................................113
ABS..............................................74
Accu vervangen ..........................124
12-v
olts accu ..........124 → 126 - XIV
Achterruitverwarming....................90
Achterzitplaatsen...................97 - 99
Actieve vering en geregelde schokdempers ..........................106
Adviezen bij het rijden....................X
Afmetingen........................146 - 147
Afstandsbediening.................23 - 24
Airbags ........................101 - V → VII
Airco met zachte luchtstroom..........................85 - 89
Airconditioning.............42 - 85 → 91
Alarminstallatie ......................26 - 27
Alarmknipperlichten ......................50
Alarmverlichting inschakelen .......61
Algemeen...................................145
Antidiefstalbeveiliging...................82
Antidiefstalbout...........................143
Antiklemvoorziening ............56 - 11 8
Appèlverlichting ............................52
Armsteun voorin ..........................115
Asbak...........................................11 4
Autogordel in hoogte
verstellen ....................................57
Autogordels ...................61 - III → IV
Automatische airconditioningachter.........................................r92
A
Automatische
versnellingsbak..................65 → 68
Autoradio........39 – 43- 7.42 → 7.58
B
Bagageruimte......................84 - 117
Banden.............................141→XV
Bandenspanning.......141 - 148 - XV
Bandenspanningcontrole.....47 → 49
Beenruimteverlichting..................110
Bekerhouders ..............................111
Belading en
aanhangergewichten.................XVI
Bergvak achterin..........................11 2
Bergvak bestuurder.....................r111
Bergvakken met halve-maandeksel.....................11 4
Bestuurdersplaats................8 – 9 - II
Beweegbare spoiler......................r77
Binnenspiegel ...............................62
Binnenverlichting ............... 109 - 110
Boordcomputer............r40 - 44 → 49
Brake AssistSystem (BAS).............................74
Brandstof tanken .................35 - 133
Brandstofmeter.............................r35
Brandstofsoort ............................133
Brandstoftank .............................133
Buitenkant.......................................4
Buitenspie
gels(automatisch kantelen) ..............64
Buitenspie
gels inklappen ..............63
C
Centraal bergvak voorin..............11 2
Centraal ontgrendelen..................23
Centrale vergrendeling ..........23 - 25
Claxon..........................................50
Comfort in de auto...........111 → 116
Comfortabel autorijden........18 → 20
Contact.........................................28
Controlelampjes.....................31 - 32
Controles....................................121
D
Dakrails.......................................139
Dashboardkastje..........................111
Datum ............................39 - 41 - 43
Datum instellen......................41 - 43
Detectie autogordel bestuurder....r50
Dimlicht .........................................51
Display (kleuren) type C......39 → 42
Dorpelverlichting..........................110
Dynamische stabiliteitscontrole ESP...............73
E
Eco-modus................................... 28
Elektrisch bediende
buitenspiegels...................62 → 64
Elektrisch verstellen......................57
Elektrische accessoires .............XVIII
Elektrische instelling vanhet stuur.....................................r57
Elektrische parkeerrem..........75 - 76
Elektronische startblokkering........25
ESP .............................................. 73