UW INSTRUCTIEBOEKJE
OP INTERNET!
Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en
eenvoudig uw boorddocumentatie online te
raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het
archief en tot de meest recente informatie.
Surf naar http://service.citroen.com
:
1|
Selecteer uw taal.
Klik op de link in het veld "Toegang voor particulieren" om de
Boorddocumentatie te raadplegen. Er wordt een nieuw venster
geopend waarin u toegang hebt tot alle instructieboekjes.
Selecteer het model en de carrosserie-uitvoering van uw auto en
vervolgens de uitgiftedatum van het boekje.
Klik ten slotte op de gewenste rubriek.
2|
3 |
4 |
I
32
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing
(waarschuwingslampje) of geven de bestuurder informatie over de werking van
een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld).
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
STOP
permanent in
combinatie
met een ander
waarschuwingslampje.
Dit waarschuwingslampje brandt
bij een lekke band, een storing met
betrekking tot het remsysteem of bij
een te hoge koelvloeistoftemperatuur. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op met
het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Service
tijdelijk. Er is een kleine
storing opgetreden
waarbij geen specifi ek
waarschuwingslampje gaat
branden. Identifi ceer de storing met behulp van de
melding op het display, bijvoorbeeld:
- het sluiten van de portieren, de
achterklep, de achterruit of de
motorkap,
- de batterij van de afstandsbediening,
- de bandenspanning,
- vervuiling van het roetfi lter (diesel).
Raadpleeg in andere gevallen het
CITROËN-netwerk of eengekwalifi ceerde
werkplaats.
permanent. Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen
specifi ek waarschuwingslampje
gaat branden. Identifi ceer de storing met behulp van de
melding op het display en raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan sommige waarschuwingslampjes enkele
seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op het display.
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het
rijden één van de volgende verklik-
kerlampjes gaat branden, wijst dit
op een storing in het desbetreffende
systeem en moet de bestuurder ac-
tie ondernemen.
Een waarschuwingslampje gaat al-
tijd branden in combinatie met een
aanvullende melding om u te helpen
bij het opsporen van de storing.
Raadpleeg indien nodig het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
I
41
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Motorolietemperatuurmeter
Onder normale weersomstandig-
heden worden alleen de blokjes in
zone 1
weergegeven.
Onder zware gebruiksomstandig-
heden kunnen ook de blokjes in
zone 2
worden weergegeven.
Matig in dat geval uw snelheid, zet
indien nodig de motor af en contro-
leer de niveaus (zie het desbetref-
fende hoofdstuk).
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Onder normale omstandigheden
worden alleen de blokjes in zone 1
weergegeven.
Onder zware omstandigheden kun-
nen ook de blokjes in zone 2
worden
weergegeven en kunnen het waar-
schuwingslampje koelvloeistoftempe-
ratuur A
en het waarschuwingslampje
STOP
op het instrumentenpaneel
gaan branden. Stop in dat geval
onmiddellijk.
Zet het contact af. De
koelventilator kan nog enige tijd
blijven draaien.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Wanneer het lampje SERVICE
gaat
branden, controleer dan de vloei-
stofniveaus (zie het desbetreffende
hoofdstuk). Wanneer de auto op een horizontale
en vlakke ondergrond staat, geeft
het controlelampje minimumbrand-
stofniveau aan dat u het reserveni-
veau hebt bereikt.
Er verschijnt een waarschuwings-
melding op het display van het in-
strumentenpaneel.
Brandstofmeter
VIII
11 7
VEILIGHEID
BANDENSPANNINGSCONTROLE
Dit systeem controleert automatisch
de bandenspanning tijdens het rij-
den.
Weergave als de
bandenspanning in orde is
Controlemogelijkheden
Dankzij deze functie wordt u ge-
waarschuwd in het geval van een te
lage bandenspanning of een lekke
band.
Automatische controle
Sensoren controleren de banden-
spanning.
In het geval van een storing ver-
schijnt er een bericht op het display
van het instrumentenpaneel.
Controle op verzoek van de
bestuurder
U kunt de bandenspanning op elk
moment controleren.
)
Druk op de toets A
(CHECK) om
de informatie weer te geven op
het display van het instrumen-
tenpaneel.
)
Druk op de toets A
(CHECK).
Dit systeem geeft aan of uw banden
de juiste spanning hebben.
Deze informatie wordt alleen weer-
gegeven op verzoek van de be-
stuurder.
Te lage bandenspanning
automatische controle
controle op verzoek van
de bestuurder
Automatische controle:
Een bericht op het display geeft aan
welke band een te lage spanning heeft.
Controle op verzoek van de
bestuurder:
Het bovenaanzicht van de auto geeft
aan welke band een te lage span-
ning heeft.
Naast de melding op het display
gaat het lampje SERVICE
branden
en klinkt er een geluidssignaal.
)
Controleer de bandenspanning
zo snel mogelijk.
VIII
118
VEILIGHEID
Lekke band
automatische controle
controle op verzoek van de
bestuurder
Automatische controle:
Een melding op het display geeft
aan welke band lek is.
Controle op verzoek van de
bestuurder:
Het bovenaanzicht van de auto op het
display geeft aan welke band lek is.
Naast de melding op het display
gaat het lampje STOP
branden en
klinkt er een geluidssignaal.
Niet-gecontroleerd wiel
automatische controle
controle op verzoek van de
bestuurder
Automatische controle:
Een bericht op het display geeft aan
welk wiel niet wordt gecontroleerd.
Controle op verzoek van de
bestuurder:
Het bovenaanzicht van de auto op het
display geeft aan welk wiel niet gecon-
troleerd wordt.
)
Naast het verschijnen van een
bericht brandt het SERVICE
-
lampje en klinkt er een ge-
luidssignaal. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats. De bandenspanningscontrole is
slechts een hulpmiddel. De be-
stuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de juiste bandenspanning.
Dit systeem ontslaat u niet van de
verplichting om regelmatig de ban-
denspanning te controleren (zie
“Identifi catie”), om er zeker van te
zijn dat het weggedrag van de auto
veilig blijft en om een voortijdige
bandenslijtage, met name veroor-
zaakt tijdens het rijden met zware
belading en bij hoge snelheid, te
voorkomen.
Vergeet niet om ook het reserve-
wiel te controleren.
Laat werkzaamheden aan wielen
voorzien van een sensor uitsluitend
verrichten door het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Signalen van systemen buiten de
auto kunnen de bandenspannings-
controle tijdelijk verstoren.
)
Mocht u wielen zonder banden-
spanningsdetector monteren (bij-
voorbeeld winterbanden), neem
dan contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
IX
!
134
RIJDEN
Raadpleeg als een van deze gevallen zich voordoet zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
TOESTAND
GEVOLGEN
1
Defect van de elektrische handrem en weer-
gave van de melding " Storing handrem
"
en branden van de volgende waarschu-
wingslampjes: Als het waarschuwingslampje van de elektrische handrem in
combinatie met het Servicelampje gaat branden, moet de auto
op een veilige manier worden geparkeerd (vlakke ondergrond,
versnelling ingeschakeld).
2
Weergave van de meldingen " Storing hand-
rem
" en " Storing hill holder
" en het branden
van de volgende waarschuwingslampjes:
- De automatische bediening is uitgeschakeld.
- De hill holder is niet beschikbaar.
- De elektrische handrem kan alleen handmatig worden
bediend.
3
Weergave van de meldingen " Storing hand-
rem
" en " Storing hill holder
" en het branden
van het volgende waarschuwingslampje:
- De functie voor het handmatig vrijzetten van de handrem is
uitgeschakeld.
- De hill holder is niet beschikbaar.
- De functies voor het automatisch bedienen en het handmatig
aantrekken blijven beschikbaar.
Storingen
IX
!
!
145
RIJDEN
Bij een storing in het systeem gaat
het verklikkerlampje in de schake-
laar "ECO OFF"
knipperen en ver-
volgens constant branden.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een sto-
ring zou optreden, kan het zijn dat
de motor niet meer wil aanslaan of
direct afslaat. Zet in dat geval het
contact af en start de auto dan met
behulp van de sleutel.
Storingen
Het Stop & Start-systeem
maakt gebruik van geavan-
ceerde technologie. Laat
eventuele werkzaamheden uitvoe-
ren bij een gekwalifi ceerde werk-
plaats, bijvoorbeeld een servicepunt
van het CITROËN-netwerk, die
over alle deskundigheid en speciale
gereedschappen beschikt.
Schakel omwille van de
veiligheid het Stop & Start-
systeem altijd uit als u han-
delingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Onderhoud
Dit systeem heeft specifi eke ken-
merken en maakt gebruik van een
speciale accu (raadpleeg voor meer
informatie het CITROËN-netwerk).
Het gebruik van een andere dan de
door CITROËN voorgeschreven ac-
cu's kan leiden tot storingen in het
systeem.
IX
153
RIJDEN
De snelheidsbegrenzer, die geen
invloed heeft op het remsysteem
van de auto, is bij een steile afda-
ling of een te snelle acceleratie niet
altijd in staat de ingestelde snel-
heid te handhaven.
Bij het gebruik van andere dan door
CITROËN goedgekeurde matten
bestaat de kans dat het intrappen
van het gaspedaal gehinderd wordt
en de werking van de snelheidsre-
gelaar belemmerd wordt.
De door CITROËN goedgekeurde
matten hebben een derde bevesti-
gingspunt bij de pedalen waardoor
ze de beweging van de pedalen
niet kunnen hinderen.
Onderbreken / hervatten
)
Druk op de toets 3
.
Bij deze handeling wordt de informa-
tie “ PAUSE
” op het instrumentenpa-
neel weergegeven bij A
.
Deze handeling annuleert de inge-
stelde maximumsnelheid niet; op
het instrumentenpaneel bij A
wordt
deze nog steeds weergegeven.
Ingestelde snelheid
overschrijden
Het gaspedaal heeft aan het einde
van de slag een mechanisch “zwaar
punt”. Door het pedaal volledig in te
trappen kunt u op elk gewenst mo-
ment de ingestelde maximumsnel-
heid overschrijden. Gedurende de
tijd dat de maximumsnelheid wordt
overschreden, knippert de weerge-
geven snelheid bij A
. De snelheids-
begrenzer treedt automatisch weer
in werking als u het gas loslaat en
de rijsnelheid weer onder de inge-
stelde waarde komt.
De snelheid knippert ook als de be-
grenzer niet in staat is de ingestelde
snelheid te handhaven (bij een stei-
le afdaling of een te snelle accele-
ratie).
Laat om de begrenzer weer te acti-
veren het gas los, zodat de snelheid
weer onder de ingestelde waarde
komt.
Functie uitschakelen
)
Door op toets 5
te drukken.
)
Door de functie snelheidsbe-
grenzer te selecteren.
)
Door de motor af te zetten.
Storing
Als er een storing in het systeem
optreedt, verschijnt er een bericht
op het display, klinkt er een geluids-
signaal en gaat het controlelampje
SERVICE
branden.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwali-
fi ceerde werkplaats.