2
40
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Opties
Als het menu "Opties" is geselecteerd,
kan de status van de verschillende func-
ties worden weergegeven (geactiveerd,
gedeactiveerd, storing).
Talen
Als het menu "Talen" is geselecteerd,
kan de taal van de weergave van het
display worden gewijzigd (Français,
Italiano, Nederlands, Portugues,
Portugues-Brasil, Deutsch, English,
Español).
Eenheden
Als het menu "Eenheden" is geselec-
teerd, kunnen de eenheden van de vol-
gende parameters worden gewijzigd:
- temperatuur (°C of °F),
- brandstofverbruik (l/100 km, mpg of
km/l). Getoonde informatie op het kleurenscherm van het MyWaysysteem
Het menu "SETUP"
Datum en tijd
Via dit menu kunt u de datum en de tijd
instellen, het formaat van de datum en
het formaat van de tijd (zie hoofdstuk
"Audio en datacommunicatie").
Weergave
In dit menu kunt u de lichtsterkte van
het display instellen, de schermkleuren
en de kaartkleur (dag-/nachtstand en
auto).
Systeeminstellingen
Via dit menu kunt u de fabrieksinstellin-
gen oproepen, de softwareversie weer-
geven en de afrolteksten acitveren. Het scherm toont de volgende informatie:
- tijd,
- datum,
- audio-functies,
- informatie van de boordnavigatie. De gekozen taal zal ook worden
gebruikt in het kleurenscherm
van het MyWay systeem.
Wanneer de brandstofverbruiks-
eenheden worden weergegeven
in mpg, wordt de op het display
en kleurenscherm getoonde
informatie over snelheid en af-
stand in mijlen weergegeven.
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder het multifunctionele
display uitsluitend bedienen als
de auto stilstaat.
Om veiligheidsredenen dient u
het confi gureren van de multi-
functionele schermen uitsluitend
bij stilstaande auto te verrichten.
Druk op de toets SETUP om in het menu
"SETUP"
te komen. Het geeft toegang
tot de volgende informatie:
- Datum en tijd,
- Weergave,
- Systeeminstellingen.
2
43
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
Confi guratie display
Als dit menu is geselecteerd, kunnen de
volgende parameters worden geselec-
teerd:
- instellen lichtsterkte-video,
- instellen datum en tijd,
- kiezen van eenheden. Voorbeeld: instellen van de tijdsduur
van de follow me home-verlichting
)
Druk op de toets "
" of "
" en ver-
volgens op "OK"
om het gewenste
menu te selecteren.
)
Druk op de toets "
" of " " en
vervolgens op "OK"
om het item
"Follow me home" te selecteren.
)
Druk op de toets "
" of "
" om
de gewenste waarde in te stellen
(15, 30 of 60 seconden) en druk op
de toets "OK"
om te bevestigen.
)
Druk op de toets "
" of "
" en ver-
volgens op "OK"
om "OK"
te selec-
teren en bevestigen of op de toets
"ESC"
om de uitgevoerde hande-
ling af te breken.
In verband met de veiligheid
mag de bestuurder de instel-
lingen aan het multifunctioneel
scherm alleen bij stilstaande
auto verrichten.
Taalkeuze
Als dit menu is geselecteerd, kan de
taal van de weergave van het display
worden gewijzigd (Deutsch, English,
Español, Français, Italiano, Nederlands,
Portugues, Türkçe, Portugues-Brasil). Wanneer het brandstofverbruik
in mpg wordt weergegeven,
wordt de op het display getoon-
de infi ormatie met betrekking tot
de snelheid en de afstand in mij-
len weergegeven.
Menu "Telefoon"
Zet uw Autoradio aan en kies dit
menu. Vervolgens kunt u uw hand-free
Bluetooth telefoon confi gureren (kop-
pelen). Raadpleeg de diverse telefoon-
boeken (gesprekkenlijst, diensten...) en
beheer uw gesprekken (opnemen, ge-
sprek beëindigen, wisselgesprek, privé-
modus...).
Voor nadere details over de functie
"Telefoon" verwijzen wij naar het ge-
deelte Autoradio van het hoofdstuk
"Audio en Datacommunicatie".
4
71
TOEGANG TOT DE AUTO
Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
van het type E10 en E24 (deze bevatten
resp. 10% en 24% ethanol) die voldoen
aan de Europese richtlijnen EN 228 en
EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn uitslui-
tend geschikt voor auto's die speciaal
bestemd zijn voor dit type brandstof
(BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de Europese
richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstof-
fen met een ethanolgehalte tot 100%
(type E100), worden alleen verkocht in
Brazilië.
Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen pro-
bleemloos rijden op biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige
Europese richtlijnen voldoen (diesel
die voldoet aan de richtlijn EN 590 ge-
mengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn EN 14214) en die aan
de pomp getankt kunnen worden (met
een gehalte aan methyl-estervetzuren
van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren
op voorwaarde dat de bijzondere on-
derhoudsvoorschriften strikt worden
nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...)
is nadrukkelijk verboden (kans op scha-
de aan de motor en het brandstofcir-
cuit).
6
83
VOORZIENINGEN
KINDERSPIEGEL ZONNEKLEP
De zonneklep kan zowel omlaag als
naar opzij worden geklapt.
De zonnekleppen zijn voorzien van een
afdekbare make-upspiegel en een tic-
kethouder.
DASHBOARDKASTJE
Het dashboardkastje bestaat uit speci-
ale ruimtes voor het opbergen van een
fl es frisdank, het instructieboekje van
de auto, ...
)
Trek de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
De verlichting van het dashboardkastje
treedt in werking zodra de klep wordt
geopend.
De kinderspiegel is aangebracht boven
de binnenspiegel. Hiermee kunnen de
kleine passagiers achterin de auto in de
gaten worden gehouden of kan gemak-
kelijker een gesprek worden gevoerd
tussen de inzittenden voor en achterin,
zonder de instelling van de binnenspie-
gel te hoeven wijzigen en zonder dat u
zich hoeft om te draaien. De spiegel is
wegklapbaar om verblinding te voorko-
men.
7
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder. Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht
achter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een
auto achter wanneer alle ruiten
gesloten zijn en de auto in de zon
staat,
- de sleutels nooit binnen bereik
van de kinderen achter in de
auto.
Gebruik de kindersloten om te voor-
komen dat de portieren en de portier-
ruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg er voor dat de portierruiten ach-
ter niet verder dan voor 1/3 deel ge-
opend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te bescher-
men.
De onjuiste bevestiging van een kin-
derzitje brengt de veiligheid van het
kind in gevaar bij een aanrijding.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mo-
gelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het
kinderzitje met de veiligheidsgordel
voor dat de veiligheidsgordel cor-
rect tegen het kinderzitje is gespan-
nen en dat de gordel het kinderzitje
stevig op zijn plaats houdt. Schuif de
passagiersstoel, wanneer deze ver-
steld kan worden, indien nodig naar
voren.
Zorg er voor een optimale beves-
tiging van het kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting" voor dat de
rugleuning van het zitje tegen de
rugleuning van de stoel van de auto
aandrukt en dat de hoofdsteun geen
belemmering vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig
op om te voorkomen dat de hoofd-
steun door de auto vliegt bij krachtig
afremmen. Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het gezicht in de rijrichting op
de passagiersstoel voor worden ver-
voerd, behalve als de achterzitplaat-
sen al bezet zijn door andere kinderen
of als de achterbank niet bruikbaar,
neergeklapt of verwijderd is.
Schakel de airbag aan passagiers-
zijde uit zodra een kinderzitje met de
rug in de rijrichting op de voorstoel
wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
8
103
VEILIGHEID
De systemen ASR en ESP zor-
gen voor meer veiligheid tijdens
het rijden. De bestuurder mag
zich echter nooit laten verleiden
tot het nemen van meer risico's
of het te hard rijden.
De goede werking van de sy-
stemen wordt verzekerd door
de naleving van de voorschrif-
ten van de constructeur op het
gebied van wielen (banden en
velgen), onderdelen van het
remsysteem, elektronische on-
derdelen alsmede de montage-
en reparatieprocedures.
Laat de systemen na een aan-
rijding controleren door het
CITROËN-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in de modder, sneeuw, in
mulle grond,...) kan het nuttig zijn de
systemen ASR en ESP uit te schake-
len, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
)
Druk op de knop "ESP OFF"
, die
zich in het midden van het dash-
board bevindt.
Als dit lampje op het instrumen-
tenpaneel en het controlelamp-
je van de knop branden, zijn de
systemen ASR en ESP uitge-
schakeld.
Opnieuw inschakelen
Deze systemen worden automatisch
weer ingeschakeld als het contact
opnieuw wordt aangezet of vanaf
50 km/h.
)
Druk nogmaals op de knop "ESP
OFF"
om de systemen handmatig
weer in te schakelen.
Storing
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een geluids-
signaal en een melding op het
multifunctionele display, duidt
dit op een storing in deze systemen.
Laat de systemen controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
De antislipregeling verbetert de tractie van
de wielen om doorslippen te voorkomen,
door in te grijpen op de remmen van de aan-
gedreven wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma
grijpt in via de remmen van één of meer
wielen en via het motorkoppel om de
auto (binnen de grenzen van de na-
tuurkundige wetmatigheden) weer in de
juiste koers te brengen.
Antislipregeling(ASR) en elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
In dat geval gaat dit controle-
lampje op het instrumentenpa-
neel knipperen.
Inschakelen
De systemen worden automatisch inge-
schakeld zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra
de wielen te weinig grip hebben of de
koers van de auto afwijkt van de door
de bestuurder gewenste richting.