Page 4 of 244

2
INHOUDSOPGAVE
Ventilatie 44Automatische airconditioning 46Voorstoelen 50Achterstoelen 53Achterbank58Buitenspiegels 61Stuurwielverstelling 63Indeling vóór 64Indeling van het
interieur achter 69Indeling van de bagageruimte 70
„ „ „ „ „ „ „ „ „
„
II - COMFORT 44 Î72
Sleutel met afstandsbediening 73Ruitbediening 77Portieren 79Achterklep 80Onderste deel achterklep 81Schuif-/kanteldak 82Brandstoftank 84
„ „ „ „ „ „ „
III - TOEGANG TOTDE AUTO 73 Î 85
Lichtschakelaar 86Verlichting overdag 88Automatische verlichting 88Koplampverstelling 89Ruitenwisserschakelaar 90Automatisch wissen 91Plafonniers 92
„ „ „ „ „ „ „
IV - ZICHT 86 Î 93
Kinderzitjes 94ISOFIX-bevestigingen 98Kinderslot 101
„ „ „
V - VEILIG VERVOERENVAN KINDEREN 94 Î 101
Richtingaanwijzers 102Alarmknipperlichten 102Claxon 102Hulpsystemen bijhet remmen 103Stabiliteitscontrole 104Veiligheidsgordels 105Airbags 108
„ „ „ „
„ „ „
VI - VEILIGHEID 102 Î111
Instrumentenpaneel 21Verklikkerlampjes 22Display instrumentenpaneel 25Informatie displayinstrumentenpaneel 31Kilometertellers 32Onderhoudsindicator 33Boordcomputer 34
Weergavemogelijkheden functies 35Monochroom display 39Kleurendisplay 41Dimmer dashboardverlichting 43
„ „ „ „
„ „ „ „
„ „ „
IN EEN OOGOPSLAG 4 Î 20
I - CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 21 Î 43
Page 11 of 244
9
IN EEN
OOGO
P
S
LA
G
COCKPIT
1.
Bediening autoradio.
2.
Bediening telefoon.
3.
Bediening op de stuurkolom.
4.
Bediening verlichting enrichtingaanwijzers.
Bedienin
g koplampsproeiers.
5
. Instrumentenpaneel.
6
. Airbag bestuurder.
Claxon.
7.
Bediening snelheidsregelaar.
8.
Versnellingshendel.
9.
Handrem.
10.
Ontgrendeling motorkap.
11.Gesloten opbergvak.
Zekerin
gkast.
12. Hoogteverstelling koplampen.
Uitschakelin
g Active StabilityControl.
Uitschakeling parkeerhulp met
geluidssignaal.
13. Bekerhouder.
14.
Verstelbaar en afsluitbaar
ventilatierooster.
15. Informatieknop.
16.
Ventilatieopening ruitontwaseming.
17.
Ventilatieopening
voorruitontwaseming.
Page 12 of 244
10
IN EEN
OOGO
P
S
LA
G
COCKPIT
1.
Contact en stuurslot.
2.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels.
Elektrische ruitbediening en
ver
grendeling achterste zijruiten.
3. Bediening ruitenwissers voor enachter/ruitensproeier.
4.
Centrale verstelbare en afsluitbare
ventilatieroosters.
5
. Zonlichtsensor.
6
. Dashboardkastje boven met
koeling.
7
. Afsluitbaar dashboardkastje onder.
Uitschakelin
g airbag passagier.
8. Bediening stoelverwarming.
9.
Armsteun met opbergvak.
12V-aansluitin
g (maximaal 120 W).
10. Bekerhouders.
11.Bediening vierwielaandrijving.
12.
Uitneembare asbak
12V-aansluitin
g (maximaal 120 W).
13. Bediening automatische airconditioning.
14.
Temperatuursensor.
15.
Bediening alarmknipperlichten.
16.
Kleurendisplay/autoradio.
Page 18 of 244
16
IN EEN
OOGO
P
S
LA
G
VEILIGHEID
Instrumenten
paneel Bedieningspaneel
Wanneer het contact ingeschakeld wordt, gaan de oranje en rode verklik-gg
kerlampjes branden. gg
Als de motor draait, moeten deze lamp-jes binnen enkele seconden uitgaan.
Raadpleeg de betreffende pagina wan-neer verklikkerlampjes blijven branden.
Verklikkerlampjes
21
A.
Verklikkerlampje airbag passagier
uitgeschakeld.
109
B.
Knop alarmknipperlichten.
102
C.
Verklikkerlampje veiligheidsgordelpassagier niet vastgemaakt.
106
22
Veiligheidsgordel bestuurder
Zodra h et contact wordt inge-schakeld
, en de bestuurder zijn gg
veiligheidsgordel niet draagt, jj
gaat het ggverklikkerlampje van gg
de veiligheidsgordelggbranden, pjpj
in combinatie met een geluidssignaal. gggg
Het lampje gaat uit zodra de gordel
wordt vastgemaakt.
24 A
. Snelheidsmeter.
B.
Display instrumentenpaneel.
C.
To erenteller.
D.
Dimmer dashboardverlichting.
Page 19 of 244
17
IN EEN
OOGO
P
S
LA
G
VEILIGHEID PASSAGIERS
Airbag voorpassagier Kinderslot
1.
Steek de sleutel in het contact.
2
. Zet het contact in de stand "OFF".
3.
Neem de sleutel uit het contactslot.
Als het kinderslot is ingeschakeld, kanhet betreffende portier niet meer van
binnenuit worden geopend.
Beweeg de knop Aomlaag of omhoogom het kinderslot in of uit te schakelen.
109 101
ISOFIX-bevestiging
Tussen de rugleuning en de zitting van destoel bevinden zich twee ringen AwaaraanAeen kinderzitje bevestigd kan worden.
Aan de rin
g Bkan de bovenste gordel vanhet type TOP TETHERbevestigd worden.R
98
Page 26 of 244

I
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
24
Verklikkerlampje
weergave
Oorzaak
Handelingen / Opmerkingen
Gordel
bestuurder niet
vastgemaakt
Continu De bestuurder heeft zijn
gordel niet vastgemaakt. Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het
instrumentenpaneel.
Maak de bestuurdersgordel vast.
ABS
Continu Storing in het
Antiblokkeersysteem
(ABS). Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het
display van het instrumentenpaneel. De normale
remwerking blijft behouden zonder bekrachtiging,
maar wij raden u aan om te stoppen. Laat het
systeem controleren door het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Airbags en
gordelspanners
Continu
Gaat enkele seconden
branden en gaat vervolgens
uit wanneer het contact in de
stand "ON" wordt gezet. Moet uitgaan als de motor wordt gestart. Als
het blijft branden, raadpleeg dan het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Gaat branden bij een
storing in airbag of
gordelspanner. Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het
instrumentenpaneel. Laat het systeem meteen
controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Dynamische
stabiliteitscontrolesysteem
(ASC)
Continu Gaat branden bij een
storing in het dynamische
stabiliteitscontrolesysteem. Er verschijnt tegelijkertijd een melding op het
instrumentenpaneel. Laat het systeem meteen
controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 29 of 244

I
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
27
Melding
weergave
Oorzaak
Oplossing/actie
Opmerkingen
Airbags
Continu Storing airbags of
gordelspanners Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Service
Continu Storing zonder specifi eke
melding. Stop en raadpleeg het
CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats
om de oorzaak op te sporen.
Motoroliedruk
Continu Motoroliedruk te laag of storing
in oliecircuit. Stop en raadpleeg het
CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Motorolieniveau
Continu Motorolieniveau te laag. Stop en controleer
het niveau met de
oliepeilstok. Indien niveau te laag,
vul motorolie bij.
Waarschuwing
brandstofniveau
Continu Brandstofniveau laag. Vul zo snel mogelijk
brandstof bij.
Brandstofcircuit
Continu Storing brandstofcircuit. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Portier of
achterklep
niet goed
gesloten
Continu Portier of achterklep niet goed
gesloten. Sluit portier of
achterklep. Display toont deel
dat niet goed is
gesloten.
Page 96 of 244

V!
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
94
"Met de rug in de rijrichting"
"Met het gezicht in de rijrichting"
*
De regels voor het vervoeren van kin-
deren zijn per land verschillend. Infor-
meer hiervoor naar de wetgeving in
uw land.
ALGEMENE INFORMATIE MET
BETREKKING TOT KINDERZITJE
S
Middelste stand
CITROËN beveelt u aan
kinderen op de
achterzitplaatsen
van uw auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting
tot
2 jaar,
- met het gezicht in de rijrichting
vanaf 2 jaar.
Wanneer een kinderzitje voor het
vervoeren met de rug in de rijrichting
op de passagiersstoel voor
wordt
geplaatst, moet de airbag aan passagiers-
zijde zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet,
dan kan het kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken
.
KINDERZITJE OP DE
PASSAGIERSSTOEL VOOR
Wanneer een kinderzitje met het gezicht
in de rijrichting op de passagiersstoel
voor
wordt geplaatst, moet de stoel in
de middelste stand van de voor-/ach-
terwaartse verstelling worden gezet
met de rugleuning rechtop en mag de
airbag aan passagierszijde niet worden
uitgeschakeld. Hoewel CITROËN bij het ontwerp van
uw auto veel aandacht heeft besteed
aan veiligheidsvoorzieningen voor uw
kinderen, is hun veiligheid natuurlijk
ook afhankelijk van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- conform de Europese wetgeving die-
nen kinderen jonger dan 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m in gehomolo-
geerde, aan het lichaamsgewicht
aangepaste kinderzitjes
op met
veiligheidsgordels of ISOFIX-beves-
tigingen uitgeruste plaatsen te wor-
den vervoerd * ,
- de veiligste plaats voor het ver-
voeren van een kind is volgens
de statistieken een plaats op de
achterbank van uw auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel
voor- als achterin met de rug in
de rijrichting worden vervoerd.