Page 41 of 80

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
DAUW0112
Panelen A en B
Om een van de panelen te verwijderen1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-10.)
2. Verwijder de schroeven en trek het pa-
neel los zoals getoond.Om het paneel aan te brengen
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven
aan.
2. Breng het zadel aan.
DAU19632
Bougie controleren De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat gemakkelijk te controleren is. Door hitte
en aanslag slijten bougies op de lange duur.
Daarom moeten bougies worden verwijderd
en gecontroleerd volgens het periodieke
onderhouds- en smeerschema. Bovendien
kan aan het uiterlijk van de bougie de con-
ditie van de motor worden afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-6.)
2. Verwijder de bougiedop.
3. Verwijder de bougie zoals getoond
met behulp van de bougiesleutel in de
boordgereedschapsset.
1. Schroef
2. Drukclip
1. Bougiedop
U5D1D1D0.book Page 7 Friday, September 5, 2008 1:14 PM
Page 42 of 80

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur als nor-
maal met het voertuig wordt gereden).OPMERKIN
G
Wanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamahadealer.
2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-ment worden aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.
1. Bougiesleutel
Voorgeschreven bougie:
NGK/DR8EA1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
17.5 Nm (1.75 m·kgf, 13 ft·lbf)
U5D1D1D0.book Page 8 Friday, September 5, 2008 1:14 PM
Page 43 of 80

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
DAU37804
Motorolie en oliefilterelement Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het algemene periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechts onder
in het carter.OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievulplug en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
OPMERKINGControleer of de ring beschadigd is en ver-vang indien nodig.
5. Verwijder de aftapbout van het oliefil-
terelement om de olie uit het oliefiltere-
lement te laten stromen.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Peilstok
1. Olieaftapplug
U5D1D1D0.book Page 9 Friday, September 5, 2008 1:14 PM
Page 44 of 80

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
OPMERKINGSla de stappen 6–8 over als het oliefilterele-ment niet wordt vervangen.
6. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.7. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ringen.
OPMERKINGZorg dat de o-ringen correct aanliggen.
8. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
9. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
10. Breng de aftapbout van het oliefiltere-
lement aan en zet deze dan vast met
het voorgeschreven aanhaalmoment.
11. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievulplug aan en zet
deze vast.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motoren het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
1. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
2. Aftapbout oliefilterelement
1. Oliefilterelement
2. O-ring
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.4 ft·lbf)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug:
20 Nm (2.0 m·kgf, 15 ft·lbf)
Aftapbout oliefilterelement:
7 Nm (0.7 m·kgf, 5.25 ft·lbf)
Aanbevolen olie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van het oliefiltere-
lement:
1.35 L (1.43 US qt, 1.19 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
1.45 L (1.53 US qt, 1.28 Imp.qt)
U5D1D1D0.book Page 10 Friday, September 5, 2008 1:14 PM
Page 45 of 80
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
12. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
13. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
DAU20881
Luchtfilterelement reinigen Het luchtfilter moet worden gereinigd vol-
gens de aangegeven intervalperioden. Rei-
nig het luchtfilterelement vaker als u in zeer
vochtige of stoffige gebieden rijdt.
1. Verwijder het paneel B. (Zie pagina
6-6.)
2. Verwijder het luchtfilterhuis door de
schroeven te verwijderen.
3. Neem het filter uit het luchtfilterhuis.4. Verwijder het luchtfilterelement van de
geleider en reinig het met oplosmiddel.
Verwijder na het reinigen het achterge-
bleven oplosmiddel door het element
uit te wringen.1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
1. Luchtfilterelement
1
U5D1D1D0.book Page 11 Friday, September 5, 2008 1:14 PM
Page 46 of 80

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
5. Breng de aanbevolen olie aan op het
hele oppervlak van het element en
wring de overtollige olie uit. Het opper-
vlak moet nat zijn maar mag niet drui-
pen.
6. Steek de geleider van het filterelement
in het luchtfilter en monteer het in het
deksel. LET OP: Zorg ervoor dat het
filterelement goed aanligt in het
luchtfilterhuis. Laat de motor nooit
draaien met het luchtfilterelement
uitgenomen, hierdoor kunnen de
zuiger(s) en/of cilinder(s) overmatig
versleten raken.
[DCA10481]
7. Monteer het luchtfilterdeksel en het
paneel door de schroeven aan te bren-
gen.
DAU34301
Afstellen van het stationair toe-
rental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
Controleer het stationair toerental en stel dit
indien nodig volgens de specificatie af door
de stationair stelschroef te verdraaien.
Draai de schroef in de richting (a) om het
stationair toerental te verhogen. Draai de
schroef in de richting (b) om het stationair
toerental te verlagen.OPMERKINGAls het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan eenYamaha dealer de afstelling uit te voeren.
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer. Aanbevolen olie:
Motorolie
Stationair toerental:
1300–1500 tpm
1. Vrije slag gaskabel
U5D1D1D0.book Page 12 Friday, September 5, 2008 1:14 PM
Page 47 of 80

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21562
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10501
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machinekan leiden tot een ongeval.Bandenspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Vo o r :
225 kPa (2.25 kgf/cm², 33 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
90–167 kg (198–368 lb):
Vo o r :
225 kPa (2.25 kgf/cm², 33 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Maximale belasting*:
167 kg (368 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
U5D1D1D0.book Page 13 Friday, September 5, 2008 1:14 PM
Page 48 of 80

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht.Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden.
WAARSCHUWING
DWA10461
Monteer altijd voor- en achterbanden
van hetzelfde merk en type. Verschillen-
de banden kunnen het weggedrag van
de machine veranderen, wat kan leidentot een ongeval.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-ring beschikt.
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
Voorband:
Maat:
100/80-17M/C 52S
Fabrikant/model:
PIRELLI/SPORT DEMON
Achterband:
Maat:
130/70-17M/C 62S
Fabrikant/model:
PIRELLI/SPORT DEMON
U5D1D1D0.book Page 14 Friday, September 5, 2008 1:14 PM