FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-20
3
DAU49416
Tractieregeling De tractieregeling draagt bij aan het behou-
den van grip bij het optrekken op gladde op-
pervlakken, zoals onverharde of natte
wegen. Wanneer sensoren detecteren dat
het achterwiel begint te slippen (ongecon-
troleerde slip), grijpt de tractieregeling in
door het motorvermogen te reguleren totdat
de grip is hersteld. Het controlelampje trac-
tieregeling knippert om de bestuurder te la-
ten weten dat de tractieregeling is
ingeschakeld.OPMERKINGEr zijn mogelijk ook kleine veranderingen in
het motor- en uitlaatgeluid waarneembaar
wanneer de tractieregeling wordt ingescha-
keld.
WAARSCHUWING
DWA15431
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijd
bijzonder gladde oppervlakken.
De tractieregeling kent drie modi:
“
TCS” -modus “1 ”: Standaardmodus
“TCS” -modus “2 ”: Sportieve modus
In deze modus grijpt de tractieregeling
minder snel in, waardoor het achter-
wiel vrijer kan slippen dan in “TCS”-
modus “1 ”.
“TCS” -modus “Off ”: De tractieregeling
is uitgeschakeld. Bij sommige rijom-
standigheden kan het systeem ook au-
tomatisch worden uitgeschakeld (zie
“ Terugstellen” op pagina 3-21).
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, wordt de tractieregeling ingescha-
keld en wordt “TCS” “ 1 ” weergegeven op de
multifunctionele meter.
De modus van de tractieregeling kan alleen
worden gewijzigd met de sleutel in de stand
“ ON ” en het voertuig in stilstand.
OPMERKINGAls de machine vast is komen te zitten in
modder, zand of een ander zacht opper-
vlak, kies dan de “TCS” -modus “Off ” om het
vrijmaken van het achterwiel te vergemak-
kelijken.
LET OP
DCA16800
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
banden. (Zie pagina 6-18.) Bij gebruik
van banden met een andere maat zal de
tractieregeling de wielrotatie niet nauw-
keurig kunnen regelen.Tractieregeling instellen
WAARSCHUWING
DWA15440
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen aanbrengt in de instellingen
van de tractieregeling. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op een
ongeval.Druk de schakelaar van de tractieregeling
op de multifunctionele meter minder dan
een seconde lang in om te wisselen tussen
“ TCS ”-modus “1 ” en “ 2”. Houd de schake-
laar minstens twee seconden lang inge-
drukt om de “TCS ”-modus “Off” te
selecteren en de tractieregeling uit te scha-
kelen. Druk de schakelaar opnieuw in om
terug te keren naar de eerder geselecteer-
de modus “1 ” of “2 ”.
U23PD1D0.book Page 20 Wednesday, August 18, 2010 9:16 AM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU48710
OPMERKINGDit model is uitgerust met:
een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. In dat geval
wordt op het multifunctionele display
foutcode 30 weergegeven, maar dit
betreft geen storing. Draai de sleutel
naar “OFF ” en vervolgens naar “ON ”
om de foutcode te wissen. Als u dat
niet doet zal de motor niet starten, on-
danks dat de motor wordt aangezwen-
geld als u op de startknop drukt.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Als de motor
stopt, druk dan simpelweg op de start-
knop om de motor opnieuw te starten.
DAU49541
Starten van de motor Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-32 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en controlelampjes moeten enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieni-
veau
Waarschuwingslampje motorsto-
ring
Waarschuwingslampje koelvloei-
stoftemperatuur
ABS-waarschuwingslampje
Controlelampje tractieregeling
Controlelampje startblokkering
U23PD1D0.book Page 1 Wednesday, August 18, 2010 9:16 AM