FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAU38624
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-12 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-
teem.)
DAU11601
Snelheidsmeter De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.
DAU11872
Toerenteller Met de elektrische toerenteller kan de mo-
torrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot aan het hoogste aantal toe-
ren per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 9000 tpm en hoger
1. Toerenteller
2. Snelheidsmeter
3. Multifunctioneel display
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
U1DAD1D0.book Page 6 Wednesday, August 25, 2010 4:03 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
DAU12348
Stuurschakelaars LinksRechts
DAU12380
Lichtsignaalschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om met de koplam-
pen een lichtsignaal te geven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar“/”
Zet deze schakelaar op“” voor grootlicht
en op“” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar“/”
Druk deze schakelaar naar“” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar“” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12493
Verstelknop kuipruit“”
Om de kuipruit hoger te stellen, drukt u de
knop in richting (a). Om de kuipruit lager te
stellen, drukt u de knop in richting (b).OPMERKINGAls de contactsleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid, keert de kuipruit automatisch terug
naar de laagste stand.
DAU12500
Claxonschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
1. Lichtsignaalschakelaar“”
2. Verstelknop kuipruit“”
3. Dimlichtschakelaar“/”
4. Richtingaanwijzerschakelaar“/”
5. Claxonschakelaar“”
6. Schakelaar handmatig schakelen
1. Noodstopschakelaar“/”
2. Schakelaar alarmverlichting“”
3. Startknop“”
1. Verstelknop kuipruit“”
U1DAD1D0.book Page 14 Wednesday, August 25, 2010 4:03 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
3
DAU12660
Noodstopschakelaar“/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op“”. Zet deze schakelaar op“” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAUM1132
Startknop“”
Druk bij bekrachtigde voor- of achterrem
deze knop in om de motor via de startmotor
te starten. Zie pagina 5-1 voor startinstruc-
ties voordat u de motor start.
DAU42340
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje
gaan branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of“” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
DAU40381
Schakelaar handmatig schakelen
De schakelaar handmatig schakelen maakt
schakelen met de handschakelhendel mo-
gelijk. Als de schakelaar wordt ingesteld op
handmatig schakelen, gaat het controle-
lampje handmatig schakelen branden.
OPMERKING
Met het schakelpedaal kan gescha-
keld worden ongeacht of handmatig
schakelen wel of niet is ingesteld.
Als het contactslot op “OFF” wordt ge-
zet, wordt handmatig schakelen auto-
matisch uitgeschakeld. Druk deze
schakelaar kort in na het starten van
de motor om handmatig schakelen
mogelijk te maken.
1. Handschakelhendel
2. Schakelaar handmatig schakelen
3. Controlelampje handmatig schakelen
U1DAD1D0.book Page 15 Wednesday, August 25, 2010 4:03 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-33
3
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. De noodstopschakelaar moet op “ ” staan.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Knijp de voor- of achterrem in en houd deze vast.
6. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
7. Beweeg de zijstandaard omhoog.
8. Knijp de voor- of achterrem in en houd deze vast.
9. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
10. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
11. Beweeg de zijstandaard omhoog.
12. Laat de rem los.
13. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. Het voertuig mag worden gebruikt.De vrijstandschakelaar, de remschakelaar of het
YCC-S-systeem werkt mogelijk niet goed.
Het voertuig mag niet worden gebruikt
voordat het is nagekeken door een Yamaha dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
Het voertuig mag niet worden gebruikt
voordat het is nagekeken door een Yamaha dealer.
Een remschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Het voertuig mag niet worden gebruikt
voordat het is nagekeken door een Yamaha dealer.
NEE JA JA NEE JA NEE
Bij deze inspectie moet de machine op de
middenbok worden gezet.
Als zich een storing voordoet, vraag dan
alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer
het systeem te controleren.WAARSCHUWING
U1DAD1D0.book Page 33 Wednesday, August 25, 2010 4:03 PM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU46632
OPMERKINGDit model is uitgerust met:
een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. In dat geval
wordt op het multifunctionele display
foutcode 30 weergegeven, maar dit
betreft geen storing. Draai de sleutel
naar “OFF” en vervolgens naar “ON”
om de foutcode te wissen. Als u dat
niet doet zal de motor niet starten, on-
danks dat de motor wordt aangezwen-
geld als u op de startknop drukt.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. In dat geval
wordt op het multifunctionele display
foutcode 70 weergegeven, maar dit
betreft geen storing. Druk op de start-
schakelaar om de foutcode te wissen
en de motor opnieuw te starten.
DAU40337
Starten van de motor Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De voor- of achterrem wordt bekrach-
tigd met de versnellingsbak in de vrij-
stand, waarbij de zijstandaard omhoog
of omlaag is.
De voor- of achterrem wordt bekrach-
tigd met een versnelling ingeschakeld,
en de zijstandaard is omhoog.
Zie pagina 3-32 voor meer informatie.WAARSCHUWING
DWA14541
Bekrachtig altijd de voor- of achterrem
terwijl het contactslot in de stand “ON”
staat en een versnelling ingeschakeld is,
anders kan het achterwiel vrij bewegen.1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op“” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes,
het volgende controlelampje en de vol-
gende indicatoren moeten enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieni-
veau
Waarschuwinglampje en contro-
lelampjes motorstoring en
YCC-S
U1DAD1D0.book Page 1 Wednesday, August 25, 2010 4:03 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-38
6
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWAT1040
Verwijder de radiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen
de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze links-
om en verwijder de dop.
OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
U1DAD1D0.book Page 38 Wednesday, August 25, 2010 4:03 PM
INDEXAABS ....................................................... 3-17
ABS-waarschuwingslampje .................... 3-5
Accessoirebox....................................... 3-25
Accu ...................................................... 6-30
Achterbrugscharnierpunten, smeren..... 6-28
Achteruitkijkspiegels ............................. 3-27
Achterwielophanging, smeren............... 6-29
Antidiefstal-alarmsysteem (optie).......... 3-13BBanden.................................................. 6-20
Bougies, controleren ............................. 6-12
Brandstof............................................... 3-19
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ... 5-3CCardanolie............................................. 6-16
Claxonschakelaar ................................. 3-14
Contactslot/stuurslot ............................... 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ...... 3-4
Controlelampje grootlicht ........................ 3-4
Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-4
Controlelampje startblokkeersysteem ..... 3-6DDimlichtschakelaar ................................ 3-14GGasgreep en gaskabel, controleren en
smeren................................................ 6-26
Gelijkstroom aansluitcontact voor
accessoires......................................... 3-34
Gereedschapsset .................................... 6-2
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ........................................... 6-35HHandschakelhendel .............................. 3-16Hoogte bestuurderszadel, verstellen .... 3-22
IIdentificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode .............................................. 5-4KKabels, controleren en smeren............. 6-26
Klepspeling ........................................... 6-19
Koelvloeistof ......................................... 6-17
Koplampgloeilamp ................................ 6-33
Koplamphoogte, aanpassen ................. 3-26LLichtsignaalschakelaar ......................... 3-14
Luchtfilterelement ................................. 6-18MMatkleur, let op ....................................... 7-1
Middenbok en zijstandaard,
controleren en smeren ....................... 6-28
Modelinformatiesticker............................ 9-1
Motorolie en oliefilterpatroon ................ 6-13
Multifunctioneel display .......................... 3-7NNoodstopschakelaar ............................. 3-15OOnderhoud, uitstootcontrolesysteem ...... 6-3
Opbergcompartiment ............................ 3-24PPanelen, verwijderen en aanbrengen ..... 6-9
Parkeerlichtgloeilamp ........................... 6-35
Parkeren ................................................. 5-4
Plaats van de onderdelen ....................... 2-1
Problemen oplossen ............................. 6-36RRem- en schakelpedalen, controleren
en smeren .......................................... 6-27Remhendel ............................................ 3-17
Remhendel, controleren en smeren ...... 6-27
Remlichtschakelaars ............................. 6-23
Rempedaal ............................................ 3-17
Richtingaanwijzergloeilamp of
gloeilamp in remlicht/achterlicht,
vervangen ........................................... 6-34
Richtingaanwijzerschakelaar................. 3-14
SSchakelaar alarmverlichting .................. 3-15
Schakelaar handmatig schakelen ......... 3-15
Schakelen ............................................... 5-2
Schakelpedaal....................................... 3-16
Schokdemperunit, afstellen ................... 3-29
Smering en onderhoud, periodiek ........... 6-5
Snelheidsmeter ....................................... 3-6
Specificaties ............................................ 8-1
Stalling .................................................... 7-3
Stand van het stuur, verstellen.............. 3-26
Startblokkeersysteem.............................. 3-1
Starten van de motor............................... 5-1
Startknop ............................................... 3-15
Startspersysteem .................................. 3-32
Stationair toerental, controleren ............ 6-19
Stelknop handvatverwarming ................ 3-31
Storingzoekschema’s ............................ 6-37
Stroomlijnpanelen, openen en sluiten ... 3-26
Stuurschakelaars .................................. 3-14
Stuursysteem, controleren .................... 6-30TTankbeluchtingsslang/overloopslang .... 3-20
Tankdop ................................................ 3-18
Toerenteller ............................................. 3-6
U1DAD1D0.book Page 1 Wednesday, August 25, 2010 4:03 PM