•Spankrachtbegrenzer ....................... 35
• Functie vergrendelautomaten (ALR) – indien aanwezig . . . 35
• Veiligheidsgordels op passagierszitplaatsen ......... 36
• Gordelspanners .......................... 36
• Extra actieve hoofdsteunen (AHR) ............... 36
• Geavanceerd autogordelwaarschuwingssysteem
(BeltAlert ) ............................. 39
• Vergrendelde veiligheidsgordel ................. 39
• Veiligheidsgordels en zwangerschap ............. 39
• Extra beveiligingssysteem (SRS) — Airbags ......... 39
• Kenmerken van de geavanceerde airbags voorin ...... 41
• Sensors en regelknoppen voor ontvouwing van de
airbags ............................... 44
• EDR (Event Data Recorder, Gebeurtenisrecorder) ...... 49
• Veiligheidssystemen voor kinderen .............. 50
• AANBEVELINGEN BIJ INRIJDEN VAN DE MOTOR ........ 59
• Aanvullende vereisten voor dieselmotoren — Indien
aanwezig .............................. 59
• VEILIGHEIDSTIPS ........................... 59
• Passagiers meenemen ...................... 59
• Uitlaatgassen ........................... 60
• Veiligheidscontroles in de auto ................. 60
• Veiligheidscontroles buiten de auto .............. 62
11
Geavanceerd
autogordelwaarschuwingssysteem
(BeltAlert)
BeltAlert is een voorziening die de bestuurder
en voorpassagier (indien BeltAlert voor de
voorpassagier aanwezig is) eraan herinnert de
veiligheidsgordel vast te gespen. Deze voor-
ziening is altijd actief wanneer het contact is
ingeschakeld. Als de autogordel van de be-
stuurder of voorpassagier niet is vastgegespt,
gaat het waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden totdat beide gordels
vóór zijn vastgegespt. Het BeltAlert -systeem
wordt geactiveerd binnen 60 seconden nadat
de auto een snelheid boven 8 km/u heeft
bereikt. De waarschuwingscyclus duurt 96 se-
conden of totdat de betreffende veiligheidsgor-
dels zijn vastgegespt. Nadat de cyclus is vol-
tooid, blijft het waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels branden totdat beide gor-
dels vóór zijn vastgegespt. De bestuurder be-
hoort ook alle overige inzittenden op te dragen
hun veiligheidsgordels vast te gespen. Als een
veiligheidsgordel vóór niet is vastgegespt ter-
wijl er wordt gereden met een snelheid boven
8 km/u, laat BeltAlert als eenmalige waarschu- wing een geluidssignaal klinken, gaat het waar-
schuwingslampje voor de veiligheidsgordels
branden en wordt vervolgens de waarschu-
wingscyclus van 96 seconden geactiveerd.
De BeltAlert
voor de voorstoel aan passa-
gierszijde is niet actief wanneer er niemand in
de stoel zit. BeltAlert kan worden geactiveerd
wanneer zich op de voorstoel aan passagiers-
zijde een dier of zwaar voorwerp bevindt of
wanneer de stoel is neergeklapt (indien deze
voorziening aanwezig is). Het wordt aanbevo-
len huisdieren aangelijnd, of in een met de
veiligheidsgordels bevestigde reismand, op de
achterbank te vervoeren en bagage goed op te
bergen.
OPMERKING:
• De BeltAlert kan door uw erkende dealer
geactiveerd of gedeactiveerd worden.
• Chrysler Group LLC raadt aan de
BeltAlert niet te deactiveren.
Als BeltAlert buiten werking wordt gesteld,
blijft het waarschuwingslampje voor de vei-
ligheidsgordels branden zolang de veilig-
heidsgordel van de bestuurder niet is vast-
gemaakt.
Vergrendelde veiligheidsgordelDe veiligheidsgordel midden achter is uitgerust
met een vergrendelingssysteem, dat ervoor
zorgt dat de middelste gordelband alleen kan
worden uitgetrokken als de bovenste grendel
van de achterbank is ingeschakeld.
Veiligheidsgordels en zwangerschapWij adviseren vrouwen die in verwachting zijn
om ook dan de autogordel te gebruiken. Een
veilig zittende moeder vormt de beste bescher-
ming voor de nog ongeboren baby.
Een aanstaande moeder hoort het heupge-
deelte van de gordel laag over het middel en zo
strak mogelijk over de heupen te dragen. Houd
de gordel laag, zodat deze niet over de buik
loopt. Op deze wijze zullen de heupen de
krachten opvangen bij een ongeval.
Extra beveiligingssysteem (SRS) —
Airbags
Deze auto is ter aanvulling op de veiligheids-
gordels voorzien van geavanceerde voorair-
bags voor zowel de bestuurder als de voorpas-
sagier. De geavanceerde voorairbag voor de
bestuurder bevindt in het midden van het stuur.
De geavanceerde voorairbag voor de passa-
39
wordt aangegeven dat de twee gesprekken
samengevoegd zijn tot één vergadergesprek.
Driewegsgesprekken
Als u een driewegsgesprek wilt starten, drukt u
tijdens een gesprek op de toets
en belt
u het tweede nummer, zoals wordt beschreven
in Een tweede telefoontje plegen terwijl het
huidige gesprek aan de gang is . Nadat het
tweede gesprek tot stand is gekomen, houdt u
de toets
ingedrukt totdat u twee pieptonen
hoort, die aanduiden dat de twee gesprekken
zijn samengebracht in één vergadergesprek.
Gesprek beëindigen
Om een actief gesprek te beëindigen, drukt u
kort op de
toets. Alleen het actieve ge-
sprek (de actieve gesprekken) wordt beëin-
digd en als er een gesprek in de wacht is gezet
wordt dit het nieuwe actieve gesprek. Als het
actieve gesprek door de andere beller wordt
beëindigd, wordt het gesprek in de wacht
mogelijk niet automatisch actief. Dit hangt af
van de mobiele telefoon. Om het gesprek uit de
wacht te zetten houdt u de
toets ingedrukt
tot u één enkele pieptoon hoort. Opnieuw kiezen
•
Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereed en de daaropvol-
gende pieptoon zegt u Opnieuw kiezen .
• De UConnect™ Phone belt het laatst geko-
zen nummer op uw mobiele telefoon.
OPMERKING:
Het is mogelijk dat dit niet het laatste num-
mer is dat u via de UConnect™ Phone hebt
gekozen.
Voortzetting telefoongesprek
De functie Voortzetting telefoongesprek maakt
het mogelijk een telefoongesprek via de
UConnect™ Phone voort te zetten nadat de
contactschakelaar naar de stand OFF is ge-
draaid. De functie Voortzetting telefoongesprek
is in drie versies verkrijgbaar in het voertuig:
• Nadat de contactschakelaar naar de stand
OFF is gedraaid, kunt u het gesprek voort-
zetten via de UConnect™ Phone totdat het
wordt beëindigd, of totdat de accu van de
auto dermate leeg is dat het gesprek moet
worden doorgeschakeld naar de mobiele
telefoon. •
Nadat de contactschakelaar naar de stand
OFF is gedraaid, kunt u een gesprek gedu-
rende een bepaalde tijd voortzetten via de
UConnect™ Phone, waarna het gesprek au-
tomatisch wordt doorgeschakeld naar de
mobiele telefoon.
• Een actief gesprek wordt automatisch over-
gezet naar de mobiele telefoon nadat het
contactsleuteltje wordt uitgezet.
Functies van de Uconnect™Phone
Taalkeuze
Taal van de UConnect™ Phone wijzigen:
• Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereed en de daarop vol-
gende pieptoon spreekt u de naam in van de
taal die u wilt gebruiken (Engels, Neder-
lands, Frans, Duits, Italiaans of Spaans, in-
dien aanwezig).
• Blijf de prompts van het systeem volgen om
de taalkeuze te voltooien.
Nadat u een taal heeft geselecteerd, worden
alle prompts en gesproken opdrachten in die
taal uitgevoerd.
87
OPMERKING:
Nadat u de taal van de UConnect™ Phone
hebt gewijzigd, is alleen het telefoonboek
met 32 namen beschikbaar dat bij de nieuwe
taal hoort. De gekoppelde telefoonnaam is
niet specifiek voor de taal en kan voor alle
talen worden gebruikt.
RaadpleegVertalingen voor informatie over
vertalingen en andere opdrachten in de onder-
steunde talen.
Hulp in noodgevallen — indien aanwezig
Als u zich in een noodsituatie bevindt en de
mobiele telefoon is binnen handbereik:
• Pak de telefoon en kies zelf het lokale num-
mer voor noodgevallen.
Als de telefoon niet binnen handbereik is, maar
de UConnect™ Phone wel is ingeschakeld,
kunt u het nummer voor noodgevallen als volgt
bellen:
• Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereed’’ en de daarop vol-
gende pieptoon zegt u ’’Noodgeval’’. Vervol-
gens zal de UConnect™ Phone aan de ge- koppelde mobiele telefoon de opdracht
geven het alarmnummer te bellen.
OPMERKING:
• Het standaardnummer is 112. Het is mo-
gelijk dat het gekozen nummer niet van
toepassing is op de beschikbare mobiele
telefoonservice en de regio waar u zich
bevindt.
• Sommige systemen bieden de mogelijk-
heid het alarmnummer, indien onder-
steund, in te stellen. Druk hiertoe op de
toets
en zeg Instellen , gevolgd door
Noodgeval .
• Wanneer u via de UConnect™ Phone belt,
is de kans dat de oproep tot stand wordt
gebracht iets kleiner dan wanneer u recht-
streeks via de mobiele telefoon belt.
WAARSCHUWING!
Als u het Uconnect™Phonesysteem wilt ge-
bruiken bij noodgevallen, moet uw mobiele
telefoon:
• zijn ingeschakeld;
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• zijn gekoppeld aan het Uconnect™-
systeem;
• netwerkdekking hebben.
Sleephulp — indien aanwezig
Als u sleephulp nodig heeft:
• Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereed en de daaropvol-
gende pieptoon zegt u Sleephulp .
OPMERKING:
Het nummer voor sleephulp moet vóór ge-
bruik worden ingesteld. Als u dit nummer
wilt instellen, drukt u op de toets
, zegt u
Instellen, sleephulp en volgt u de prompts.
Oproepen per pieper
Raadpleeg “Werken met automatische syste-
men” voor informatie over het oproepen via een
pieper. Het oproepen via een pieper werkt
correct, behalve bij piepers van sommige fir-
ma’s die iets te vroeg uitgaan om goed samen
te werken met de Uconnect™Phone.
88
Voicemail bellen
RaadpleegWerken met automatische syste-
men voor informatie over het beluisteren van
uw voicemail.
Werken met automatische systemen
Deze methode wordt gebruikt in situaties
waarin normaal gesproken cijfers moeten wor-
den ingedrukt op het toetsenbord van de mo-
biele telefoon tijdens het navigeren door een
geautomatiseerd telefoonsysteem.
U kunt de UConnect™ Phone gebruiken voor
toegang tot uw voicemail of een geautomati-
seerde service, zoals een oproepservice voor
piepers of een geautomatiseerde klantenser-
vice. Bij sommige diensten moet onmiddellijk
een respons worden gegeven. In een aantal
gevallen is het mogelijk dat deze respons niet
snel genoeg kan worden gegeven via de
UConnect™ Phone.
Wanneer u via de Uconnect™Phone een num-
mer belt waarvoor u normaal gesproken een
serie toetsen op uw mobiele telefoon moet
indrukken, kunt u de toets
indrukken en
de serie inspreken die u wilt invoeren, gevolgd
door het woord Zenden . Als u bijvoorbeeld uw pincode en daarna een hekje (
3746#)moet
invoeren, kunt u op de toets
drukken en
vervolgens zeggen: “ 3746hekje zenden”. Het
inspreken van een nummer of een serie num-
mers, gevolgd door zenden kan ook worden
gebruikt om door de menustructuur van een
geautomatiseerd klantencentrum te navigeren
of een nummer achter te laten op een pieper.
U kunt ook de opgeslagen namen en nummers
in het UConnect™ Phoneboek verzenden als
tonen, zodat u snel en gemakkelijk toegang
krijgt tot voicemail en piepers. Om deze functie
te gebruiken kiest u het nummer dat u wilt
bellen en drukt u vervolgens op de
toets
en zegt Zenden . Het systeem geeft u een
prompt voor de naam of het nummer en u zegt
de naam uit het telefoonboek die u wilt zenden.
De UConnect™ Phone zal vervolgens het tele-
foonnummer dat aan deze naam is gekoppeld,
via de telefoon verzenden als tonen.
OPMERKING:
• Het is mogelijk dat u wegens de netwerk-
configuratie van de mobiele telefoon niet
alle tonen kunt horen, dit is echter nor-
maal. •
Sommige leveranciers van pieper- en
voicemaildiensten hebben een uitscha-
keltijd die te kort is waardoor deze functie
niet bruikbaar is.
Overheersende prompts
De toets Spraakherkenning kan worden ge-
bruikt als u een deel van een prompt wilt
overslaan en de gesproken opdracht onmid-
dellijk wilt geven. Als bijvoorbeeld de prompt
Wilt u een telefoon koppelen, annule , klinkt,
kunt u de toets
indrukken en zeggen
Een telefoon koppelen om die optie te selec-
teren zonder dat u naar de rest van de prompt
hoeft te luisteren.
Bevestigingsprompts aan-/uitzetten
Als u de bevestigingsprompts uitschakelt, be-
vestigt het systeem uw keuzen niet meer (de
UConnect™ Phone zal bijvoorbeeld het tele-
foonnummer niet herhalen voordat u een op-
roep activeert).
• Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereed en de daaropvol-
gende pieptoon zegt u Instellen bevesti-
ging . De UConnect™ Phone geeft de hui-
89
•ACC/FCW Unavailable Vehicle System Er-
ror (Storing voertuigsysteem ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van een tijdelijke sto-
ring waardoor de functionaliteit beperkt
wordt. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
• ACC/FCW Unavailable Service Radar Sen-
sor (Onderhoud radarsensor ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt door een interne systeemfout die
door een erkende dealer hersteld dient te
worden. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig).
• Coolant low (Koelvloeistofpeil laag)
• Service air suspension system (Onderhoud
pneumatisch ophangsysteem)
• Oil change due (Vervang olie)
• Key in ignition (Sleutel in contactslot)
• Lights on (Lampen aan) •
Key in Ignition Lights On (Sleutel in con-
tactslot Lampen aan)
• Ignition or Accessory On (Contactschake-
laar op ON of ACC)
• Ignition or Accessory On. (Contactschake-
laar op ON of ACC) Lights On (Lampen aan)
• Turn signal on (Richtingaanwijzer aan)
• Park assist on (Parkeerhulp ingeschakeld)
• Warning object detected (Waarschuwing
obstakel gedetecteerd)
• Memory 1 profile set (Gebruikersprofiel
1 ingesteld)
• Memory 2 profile set (Gebruikersprofiel
2 ingesteld)
• Memory system unavailable — Not in Park
(Geheugen niet beschikbaar — Voertuig niet
in parkeerstand)
• Memory system unavailable — Seatbelt
buckled (Geheugen niet beschikbaar —
stoelriem vast)
• Memory 1 profile recall
(Gebruikersprofiel 1
opheffen) •
Memory 2 profile recall (Gebruikersprofiel 2
opheffen)
• Wrong Key (verkeerde sleutel)
• Damaged Key (Sleutel beschadigd)
• Key not programmed (Sleutel niet gepro-
grammeerd)
• Function currently unavailable — Power Lift-
gate (Functie tijdelijk niet beschikbaar —
Bediening achterklep)
• Unlock to operate — Power Liftgate (Niet
bedienbaar — Bediening achterklep)
• Put in Park to operate — Power Liftgate
(Zet in parkeerstand om te bedienen —
Bediening achterklep)
• Automatic high beams on (Automatisch
groot licht aan)
• Automatic high beams off (Automatisch
groot licht uit)
• Service Four Wheel Drive System (Onder-
houd vierwielaandrijving)
• Four Wheel Drive System in neutral (Vier-
wielaandrijving in neutrale stand)
181