4135
Kenmerken van uw auto
7. Knop SEARCH/ENTER
Wanneer u de knop rechtsom draait,
worden de muziekstukken (categorieën)
na het muziekstuk dat wordt afgespeeld
(categorie op hetzelfde niveau)
weergegeven. Wanneer u de knop
linksom draait, worden de
muziekstukken (categorieën) vóór het
muziekstuk dat wordt afgespeeld
(categorie op hetzelfde niveau)
weergegeven.
Druk op de toets om naar het
weergegeven muziekstuk in de categorieSONG te luisteren.✽✽AANWIJZING VOOR
GEBRUIK VAN iPod
Sommige iPod-modellen ondersteunen het
communicatieprotocol mogelijk niet
waardoor de bestanden nietafgespeeld kunnen worden.(Ondersteunde iPod-modellen: mini,
4G, photo, nano, 5G.)
De zoekvolgorde of de afspeelvolgorde van muziekstukken kan bij de iPodverschillen van die van hetaudiosysteem.
Reset de iPod als deze tijdens het gebruik vastloopt. (Resetten:Raadpleeg de handleiding van deiPod.)
Wanneer de batterijen zwak zijn, werkt de iPod mogelijk niet goed.
OPMERKING BIJ
GEBRUIK VAN iPod
U hebt een apart voedingskabeltje
nodig voor de iPod om de iPod via
de toetsen van het audiosysteemte bedienen. Aansluiting via een standaard iPod USB-kabel wordtniet ondersteund, dus gebruik
deze niet met het audiosysteemvan de auto.
Wanneer u het apparaat via een iPod-kabeltje aansluit, moet u de
plug volledig insteken omstoringen in de communicatie te voorkomen.
Wanneer u de geluidseffecten van de iPod en het audiosysteem
aanpast, zullen de effecten vanbeide apparaten elkaar overlappen en kan degeluidskwaliteit afnemen of
verstoord raken.
Schakel de equalizerfunctie van de iPod uit wanneer u degeluidssterkte van het audiosysteem aanpast en zet de
equalizer van het audiosysteem uit wanneer u die van de iPodgebruikt.
(Vervolg)
5
Vóór het rijden / 5-3
Standen contactslot / 5-4
Toets engine start/stop / 5-8Handgeschakelde transmissie / 5-14Automatische transmissie / 5-17
Vierwielaandrijving (4WD) / 5-24Remsysteem / 5-31
Cruise control-systeem / 5-42 Actief ECO-systeem / 5-47 Brandstofbesparing / 5-48
Rijden onder speciale rijomstandigheden / 5-50
Rijden in de winter / 5-55
Rijden met een aanhanger / 5-59Massa van de auto / 5-69
Rijden met uw auto
Rijden met uw auto
34
5
Laat de auto controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer als de
parkeerrem niet of niet helemaal in de
vrijstand terugkeert.
Controleer of het waarschuwingslampje
van het remsysteem werkt door het
contact in stand ON te zetten (start de
motor niet). Dit lampje gaat branden
wanneer het contact in stand START of
ON wordt gezet en de parkeerrem is
geactiveerd.
Zorg ervoor dat de parkeerrem voor het
wegrijden vrij is en controleer of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem niet brandt.
Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem blijft branden nadat de
parkeerrem vrij is en de motor draait, kan
er een storing in het remsysteem zijn. Laatdit direct controleren. Breng de auto indien mogelijk direct tot
stilstand. Als dat niet mogelijk is, rijdt dan
erg voorzichtig door naar een plaats waar
u wel kunt stoppen.E070300AFD
Antiblokkeersysteem (ABS)
WAARSCHUWING
Gebruik stand P niet in plaats van de parkeerrem om de auto op zijn
plaats te houden. Activeer de
parkeerrem EN zet de
versnellingspook in de 1e
versnelling of de
achteruitversnelling
(handgeschakelde transmissie)
of zet de selectiehendel in stand
P (automatische transmissie).
Laat kinderen en personen die niet bekend zijn met de auto niet
aan de parkeerrem komen. Als de
parkeerrem per ongeluk wordt
gedeactiveerd, kan er ernstigletsel ontstaan.
Bij het parkeren van de auto moet altijd de parkeerrem worden
geactiveerd om te voorkomen dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet, waardoor de
inzittenden of voetgangers letselop zouden kunnen lopen.
W-75
WAARSCHUWING
ABS (of ESP) kan geen ongelukken
voorkomen die het gevolg zijn van
gevaarlijk rijgedrag. Hoewel de autobij een noodstop beter onder
controle gehouden kan worden, is
het toch noodzakelijk voldoende
afstand tot uw voorligger te
bewaren. U moet uw rijsnelheidaltijd aanpassen aan deomstandigheden en zo nodig uw
snelheid verlagen.
De remweg van auto’s met ABS (of
ESP) kan in de volgende situaties
langer zijn dan van auto’s zonder
een dergelijk systeem.
Rijd in dergelijke situaties met een
gereduceerde snelheid:
Op slechte wegen, wegen met steenslag of wegen die met sneeuw bedekt zijn.
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
(Vervolg)
535
Rijden met uw auto
Het ABS registreert continu de snelheid
van de wielen. Zodra de wielen dreigen
te blokkeren, vermindert het ABS de
hydraulische remdruk op de wielen.
In dat geval is een tikkend geluid hoorbaar in het remsysteem en kan het
rempedaal gaan trillen. Dit is normaal.
Het betekent dat het ABS in werking isgetreden. Om in een noodsituatie het maximale rendement uit het ABS te halen, dient u
niet zelf “pompend” te gaan remmen.
Trap het rempedaal zo hard mogelijk in
en laat het ABS verder het werk doen.
✽✽AANWIJZING
Na het starten van de motor en het
wegrijden kan er in de motorruimte een
klikkend geluid hoorbaar zijn. Dat is
normaal en geeft aan dat het ABS op de
juiste manier werkt.
Zelfs met het antiblokkeersysteem heeft uw auto nog steeds voldoende
remweg nodig. Bewaar altijd een
veilige afstand tot de auto voor u.
Rem altijd af voor een bocht. Het antiblokkeersysteem kan geen
ongevallen voorkomen die het gevolg
zijn van te snel rijden.
Op wegen met los grind of wegen die niet vlak zijn kan het
antiblokkeersysteem voor een langere
remweg zorgen dan bij auto’s zonder
antiblokkeersysteem.(Vervolg)
Op wegen met kuilen of methoogteverschillen.
Probeer de werking van het ABS
(of ESP) van uw auto niet uit bij
hoge snelheden of tijdens het
nemen van een bocht. Hiermee
kunt u zichzelf en anderen in
gevaar brengen.
537
Rijden met uw auto
Het ESP-systeem (Electronic Stability
Program) is een elektronisch systeem
dat ontworpen is om de auto onderongunstige omstandigheden beter onder
controle te kunnen houden. Het systeem
is geen vervanging voor een veilig
rijgedrag. Zaken als snelheid, conditie
van de weg en stuurcommando’s van de
bestuurder hebben invloed op de mate
waarin het ESP verlies van controle over
de auto kan voorkomen. Het blijft te allen
tijde de verantwoordelijkheid van debestuurder de snelheid aan te passen
aan de omstandigheden en te zorgen
voor een juiste veiligheidsmarge.
In dat geval is een tikkend geluid hoorbaar in het remsysteem en kan het
rempedaal gaan trillen. Dit is normaal.
Het betekent dat het ESP in werking isgetreden.
✽✽AANWIJZING
Na het starten van de motor en het
wegrijden kan er in de motorruimte een
klikkend geluid hoorbaar zijn. Dat is
normaal en geeft aan dat het ESP op de
juiste manier werkt.
E070501AUN-EE
Werking voertuigstabiliteitsregeling
Voertuigstabiliteitsregeling ingeschakeld wordt gezet, gaan de controlelampjes ESP en ESP
OFF gedurende ongeveer 3
seconden branden, waarna
de voertuigstabiliteitsregeling
wordt ingeschakeld.
Houd, om de
voertuigstabiliteitsregeling uit
te schakelen, de schakelaarESP OFF ten minste 0,5
seconden ingedrukt nadat het
contact in stand ON is gezet.(Het controlelampje ESP
OFF gaat branden.) Druk op
de schakelaar ESP OFF om
de voertuigstabiliteitsregeling
in te schakelen (hetcontrolelampje ESP OFFdooft).
motor is mogelijk een zacht
tikkend geluid hoorbaar. Dit isde automatische
zelfdiagnosefunctie van de
voertuigstabiliteitsregeling en
duidt niet op een storing.
WAARSCHUWING
Rijd niet harder dan de toestand
van de weg toelaat en neem
bochten niet met een te hoge
snelheid. De
voertuigstabiliteitsregeling (ESP)
kan aanrijdingen niet voorkomen.
Te hoge bochtensnelheden,abrupte uitwijkmanoeuvres enaquaplaning op een nat wegdekkunnen nog steeds leiden tot
ernstige ongelukken. Alleen een
bestuurder die veilig en oplettend
rijdt kan aanrijdingen voorkomendoor manoeuvres te vermijden die
kunnen leiden tot het verlies van
grip van de banden. Neem ook bij
een auto die is uitgerust met ESP
de normale voorzorgsmaatregelen
in acht en pas uw snelheid altijdaan aan de omstandigheden.
-
Rijden met uw auto
38
5
In werking
Als de voertuigstabiliteitsregeling
in werking treedt, gaat hetcontrolelampje ESP knipperen.
devoertuigstabiliteitsregeling
werkt, voelt u mogelijk lichte
trillingen in de auto. Dit wordt
veroorzaakt door het
aansturen van de remmen en
is normaal.
gladde weg neemt het
motortoerental mogelijk niet
toe, ondanks dat u het
gaspedaal intrapt. E070502AUN-EE
Voertuigstabiliteitsregeling
uitschakelen
Voertuigstabiliteitsregeling uitgeschakeld
de voertuigstabiliteitsregeling
uit te schakelen. Hetcontrolelampje ESP OFF
gaat branden.
blijft uitgeschakeld, ook als uhet contact in stand LOCK
zet. Pas wanneer de motor
opnieuw wordt gestart, zal de
voertuigstabiliteitsregeling
automatisch weer worden
ingeschakeld. E070503ACM
Controlelampje
Als het contact in stand ON wordt gezet,
gaat het controlelampje branden. Als hetsysteem in orde is dooft het lampje na
enige tijd weer.
Het controlelampje ESP knippert als het
ESP werkt of gaat branden als het ESP
niet in werking treedt. Het controlelampje ESP OFF gaat
branden als het ESP wordt uitgeschakeld
met de schakelaar.
■
ESP indicator light
■ ESP OFF indicator light
Rijden met uw auto
48
5
E100000AFD
Het brandstofverbruik van uw auto is
voornamelijk afhankelijk van uw rijstijl, de
plaatsen waar u rijdt en de
omstandigheden waaronder u rijdt.
Al deze factoren zijn van invloed op het totale aantal kilometers dat u op een liter
brandstof kunt afleggen. Door de
onderstaande suggesties op te volgen,
verbruikt uw auto zo min mogelijk
brandstof en bespaart u geld op zowel de
brandstof als op reparaties enonderhoud:
Rijd zo vloeiend mogelijk. Verhoog uw
snelheid geleidelijk. Rijd niet volgas
weg bij een verkeerslicht en houd uw
snelheid zo constant mogelijk. Sprint
niet van verkeerslicht naar
verkeerslicht. Pas uw snelheid zoveel
mogelijk aan aan de snelheid van de
overige verkeersdeelnemers zodat u
niet onnodig moet vertragen of
versnellen. Vermijd indien mogelijk
verkeersopstoppingen. Bewaar altijd
voldoende afstand tot uw voorligger,
zodat u onnodig remmen kunt
voorkomen. Dat beperkt tevens deslijtage aan het remsysteem. Rijd niet harder dan nodig is. Hoe
harder u rijdt, hoe meer brandstof uw
auto verbruikt. Rijden met een
constante, niet al te hoge snelheid,
vooral op de snelweg, is een van de
meest effectieve manieren om
brandstof te besparen.
Regel de snelheid niet met het rempedaal of het koppelingspedaal.
Dat verhoogt het brandstofverbruik en
kan tevens de slijtage aan deze
componenten bespoedigen. Verder
kan, als u uw voet tijdens het rijden op
het rempedaal laat rusten, het
remsysteem oververhit raken,
waardoor de remwerking in negatieve
zin beïnvloed kan worden, hetgeen
ernstige consequenties kan hebben.
Zorg goed voor uw banden. Houd de bandenspanning op de geadviseerde
waarde. Een onjuiste bandenspanning,te hoog of te laag, leidt tot onnodige
bandenslijtage. Controleer de
bandenspanning minimaal een keerper maand. Zorg ervoor dat de wielen goed
uitgelijnd zijn. Een onjuiste uitlijning
van de wielen kan het gevolg zijn van
het rijden tegen stoepranden of van
het met een te hoge snelheid rijden
over een weg met kuilen en hobbels.
Een onjuiste uitlijning zorgt voor eensnellere bandenslijtage en kan naast
een hoger brandstofverbruik ook nog
andere problemen veroorzaken.
Houd uw auto in een goede conditie. Laat het onderhoud aan uw auto
uitvoeren volgens hetonderhoudsschema in hoofdstuk 7.
Dat is essentieel voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik en zo laag
mogelijke onderhoudskosten. Bij ongunstige
gebruiksomstandigheden dient er
vaker onderhoud te worden uitgevoerd
(zie hoofdstuk 7 voor meer details).
BRANDSTOFBESPARING
Rijden met uw auto
54
5
Brandstof, koelvloeistof en motorolie
Bij het rijden met hoge snelheden wordt
meer brandstof verbruikt dan bij het
rijden in de stad. Vergeet niet zowel het
koelvloeistofpeil als het motoroliepeil tecontroleren.
Aandrijfriem
Een onvoldoende gespannen of
beschadigde aandrijfriem kan leiden tot
oververhitting van de motor.
WAARSCHUWING
Banden met een te hoge of een te lage spanning hebben een
negatieve invloed op het
rijgedrag en kunnen ervoor
zorgen dat u de macht over de
auto verliest, waardoor eenaanrijding met (ernstig) letsel het
gevolg kan zijn. Controleer
voordat u gaat rijden altijd eerst
de bandenspanning. Zie voor de
juiste bandenspanning “Banden
en velgen” in hoofdstuk 8.
Het rijden met banden zonder of met onvoldoende profiel is
gevaarlijk. Versleten banden
kunnen ertoe leiden dat u de
controle over uw auto verliest,
waardoor (ernstig) letsel kan
ontstaan. Versleten banden
moeten zo spoedig mogelijk
worden vervangen. Controleer
het profiel van uw banden altijd
voordat u gaat rijden. Zie voor
meer informatie en de
slijtagelimiet “Banden en velgen”in hoofdstuk 7.