529
Rijden met uw auto
E100000AFD
Het brandstofverbruik van uw auto is
voornamelijk afhankelijk van uw rijstijl, de
plaatsen waar u rijdt en de
omstandigheden waaronder u rijdt.
Al deze factoren zijn van invloed op het totale aantal kilometers dat u op een liter
brandstof kunt afleggen. Door de
onderstaande suggesties op te volgen,
verbruikt uw auto zo min mogelijk
brandstof en bespaart u geld op zowel de
brandstof als op reparaties enonderhoud:
Rijd zo vloeiend mogelijk. Verhoog uwsnelheid geleidelijk. Rijd niet volgas
weg bij een verkeerslicht en houd uw
snelheid zo constant mogelijk. Sprint
niet van verkeerslicht naar
verkeerslicht. Pas uw snelheid zoveel
mogelijk aan aan de snelheid van de
overige verkeersdeelnemers zodat u
niet onnodig moet vertragen of
versnellen. Vermijd indien mogelijk
verkeersopstoppingen. Bewaar altijd
voldoende afstand tot uw voorligger,
zodat u onnodig remmen kunt
voorkomen. Dat beperkt tevens deslijtage aan het remsysteem. Rijd niet harder dan nodig is. Hoe
harder u rijdt, hoe meer brandstof uw
auto verbruikt. Rijden met een
constante, niet al te hoge snelheid,
vooral op de snelweg, is een van de
meest effectieve manieren om
brandstof te besparen.
Regel de snelheid niet met het rempedaal of het koppelingspedaal.
Dat verhoogt het brandstofverbruik en
kan tevens de slijtage aan deze
componenten bespoedigen. Verder
kan, als u uw voet tijdens het rijden op
het rempedaal laat rusten, het
remsysteem oververhit raken,
waardoor de remwerking in negatieve
zin beïnvloed kan worden, hetgeen
ernstige consequenties kan hebben.
Zorg goed voor uw banden. Houd de bandenspanning op de geadviseerde
waarde. Een onjuiste bandenspanning,te hoog of te laag, leidt tot onnodige
bandenslijtage. Controleer de
bandenspanning minimaal een keerper maand. Zorg ervoor dat de wielen goed
uitgelijnd zijn. Een onjuiste uitlijning
van de wielen kan het gevolg zijn van
het rijden tegen stoepranden of van
het met een te hoge snelheid rijden
over een weg met kuilen en hobbels.
Een onjuiste uitlijning zorgt voor eensnellere bandenslijtage en kan naast
een hoger brandstofverbruik ook nog
andere problemen veroorzaken.
Houd uw auto in een goede conditie. Laat het onderhoud aan uw auto
uitvoeren volgens hetonderhoudsschema in hoofdstuk 7.
Dat is essentieel voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik en zo laag
mogelijke onderhoudskosten. Bij ongunstige
gebruiksomstandigheden dient er
vaker onderhoud te worden uitgevoerd
(zie hoofdstuk 7 voor meer details).
BRANDSTOFBESPARING
535
Rijden met uw auto
Brandstof, koelvloeistof en motorolie
Bij het rijden met hoge snelheden wordt
meer brandstof verbruikt dan bij het
rijden in de stad. Vergeet niet zowel het
koelvloeistofpeil als het motoroliepeil tecontroleren.
Aandrijfriem
Een onvoldoende gespannen of
beschadigde aandrijfriem kan leiden tot
oververhitting van de motor. E111000AEN
Verkleinen van de kans op over
de kop slaan
Dit type personenauto, dat geschikt is
voor meerdere doeleinden, wordt een
Sports Utility Vehicle (SUV) genoemd.
Een SUV heeft een grotere
bodemvrijheid en een kleinere
spoorbreedte. Dit maakt de inzetbaarheid
op vele terreinen mogelijk. Door het
specifieke ontwerp ligt het zwaartepunt
hoger dan bij normale personenauto's.
Een voordeel van de grotere
bodemvrijheid is dat u een beter overzicht
over de weg hebt. Hierdoor kunt u beter
anticiperen. Net zo min als sportauto's
zijn ontworpen om op onverhard terrein te
rijden is uw auto ontworpen om snelle
bochten mee te rijden.
Vanwege dit risico, raden wij de
bestuurder en passagiers sterk aan om
hun veiligheidsgordel vast te maken. Dekans dat een persoon die zijn of haar
veiligheidsgordel niet draagt zeer ernstig
gewond raakt als de auto over de kop
slaat, is aanmerkelijk groter dan bij een
persoon die wel zijn of haar
veiligheidsgordel draagt. Er zijn stappen
die een bestuurder kan ondernemen om
de kans op over de kop slaan te
verkleinen.
Neem scherpe bochten zo voorzichtig
mogelijk en voer geen abrupte
manoeuvres uit, laad geen zwarebagage op het dak en breng geenmodificaties aan uw auto aan.
WARNING - Over de kop slaan
Een onjuiste bediening van de auto
kan ertoe leiden dat u de macht
over het stuur kwijtraakt of dat de
auto over de kop slaat.
SUV's hebben bij een ongeval een grotere kans op over de kop slaan dan andere typen
personenauto's.
(Vervolg)
(Vervolg)
Door het specifieke ontwerp(grotere bodemvrijheid, kleinere
spoorbreedte, enz.) ligt het
zwaartepunt hoger dan bij
normale personenauto's.
Een SUV is niet ontworpen om met dezelfde snelheid als
conventionele auto's bochten tenemen.
Neem scherpe bochten zo voorzichtig mogelijk en voer
geen abrupte manoeuvres uit.
De kans dat een persoon die zijn of haar veiligheidsgordel niet
draagt zeer ernstig gewond raakt
als de auto over de kop slaat, is
aanmerkelijk groter dan bij een
persoon die wel zijn of haar
veiligheidsgordel draagt. Zorg
ervoor dat alle inzittenden hun
veiligheidsgordel goed dragen.
Rijden met uw auto
42
5
E140300AUN
Remsysteem aanhanger
Controleer of uw aanhanger voldoet aan
de wettelijke voorschriften als uw
aanhanger is uitgerust met eenremsysteem.
Als uw aanhanger zwaarder is dan het maximaal toegestane ongeremde
aanhangergewicht, moet de aanhanger
zijn voorzien van een eigen, goed
werkend remsysteem. Volg de instructies
van de fabrikant voor het gebruiken,
afstellen en onderhouden van het
remsysteem van de aanhanger.
Breng nooit wijzigingen aan in het
remsysteem van de auto. E140400AUN
Rijden met een aanhanger
Voor het rijden met een aanhanger is
enige ervaring vereist. Ga, voordat u zich
op de openbare weg begeeft, eerst
oefenen met het rijden met een
aanhanger. Probeer vertrouwd te raken
met het gewijzigde stuur- en remgedrag.Houd altijd in gedachten dat de auto metaanhanger langer is en minder snel
reageert.
Controleer voordat u gaat rijden de
bevestiging van de koppeling en de
losbreekvoorziening, de elektrische
aansluiting, de verlichting, de banden en
de afstelling van de spiegels. Als de
aanhanger is voorzien van elektrischeremmen, controleer dan de remmen door
langzaam te gaan rijden met deaanhanger en de remmen handmatig te
bekrachtigen. Dit is tevens een goede
controle van de elektrische aansluiting.
Controleer tijdens het rijden af en toe of
de lading nog goed vastzit en of de
verlichting en de remmen nog werken. E140401AUN
Afstand tot voorganger
Houd tenminste tweemaal zo veel
afstand als tijdens het rijden zonder
aanhanger. Hierdoor kunt u plotselingeremacties en uitwijkmanoeuvres
voorkomen.
E140402AUN
Inhalen
Het inhalen met een aanhanger neemt
meer tijd in beslag. Bovendien moet u
door de extra lengte de in te halen auto
verder voorbij voordat u weer terug kunt
keren naar de oorspronkelijke rijbaan.
E140403AUN
Achteruitrijden
Houd het stuurwiel aan de onderzijde
vast met één hand. Beweeg uw handnaar links om de aanhanger naar links te
laten gaan. Beweeg uw hand naar rechtsom de aanhanger naar rechts te laten
gaan. Rijd altijd langzaam achteruit enlaat u indien mogelijk door iemandanders begeleidenWAARSCHUWING
-
Remsysteem aanhanger
Ga niet rijden met een aanhanger
met eigen remsysteem voordat dit
systeem goed is afgesteld. Voor het
afstellen is specifieke vakkennis
benodigd. Laat dit daarom
uitvoeren bij een gespecialiseerd
bedrijf.
Rijden met uw auto
48
5
MASSA VAN DE AUTO
E160000AUN
In dit deel vindt u informatie over de
juiste manier van beladen van uw auto
en/of aanhanger, zodat u ervoor kunt
zorgen dat u het maximaal toelaatbaar
totaalgewicht, met of zonder aanhanger,
niet overschrijdt. Een juiste manier van
beladen zorgt ervoor dat de prestaties
van de auto zo min mogelijk in negatieve
zin beïnvloed worden. Zorg ervoor dat u,
voordat u uw auto gaat beladen, weet
wat de volgende termen betekenen,
zodat u uw auto, met of zonder
aanhanger, op de juiste manier kunt
beladen. De informatie vindt u bij despecificaties en op het typeplaatje:
E160100AUN
Rijklaar gewicht
Dit is het gewicht van de auto met een
volle brandstoftank en de complete
standaarduitrusting. Dit gewicht is zonder
passagiers, lading en extra uitrusting.
E160200AUN
Leeggewicht
Dit is het gewicht van de auto bij
aflevering plus het gewicht van de
achteraf gemonteerde uitrusting. E160300AUN BeladingDit getal heeft betrekking op al het
gewicht dat opgeteld wordt bij het rijklaar
gewicht, dus het gewicht van de lading
en de extra uitrusting.
E160400AUN
GAW (maximale asbelasting)
Dit is het totaalgewicht op elke as (voor
en achter) - opgebouwd uit het rijklaar
gewicht en de totale belasting.
E160500AUN
GAWR (maximale toelaatbare asbelasting)
Dit is de maximale toegestane belasting
op een enkele as (voor of achter). Deze
cijfers staan op het typeplaatje. De totale belasting op een as mag de
GAWR nooit overschrijden.
E160600AUN GVW
(maximaal toelaatbaar totaalgewicht)
Dit is het rijklaar gewicht plus het gewicht
van de lading en van de passagiers.
E160700AUN
GVWR (maximale massa voertuig)
Dit is het maximaal toelaatbaar gewicht
van de volledig belaste auto (inclusief
opties, uitrusting, passagiers en lading).De GVWR staat op het typeplaatje op de
dorpel van het bestuurdersportier (of
voorpassagiersportier).
E160800AUN Overbeladen
WAARSCHUWING -
Maximale gewichten
De maximale asbelasting en de
maximale massa van het voertuigstaan vermeld op het typeplaatje
bevestigd aan het
bestuurdersportier (of
voorpassagiersportier). Het
overschrijden van deze waardes
kan een ongeval of schade aan de
auto veroorzaken. U kunt het
gewicht van uw lading berekenen
door de voorwerpen (en personen)
vooraf te wegen. Wees voorzichtig
uw auto niet te overbeladen.
Wat te doen in een noodgeval
6
6
ALS DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT
F050000AFD
Als uw temperatuurmeter een te hoge
temperatuur aangeeft, als u een
vermogensverlies bespeurt of wanneer uluid kloppende of pingelende geluiden
hoort, is de motor waarschijnlijk
oververhit geraakt. Als dat gebeurt moetu:
1. De auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand brengen.
2. De selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of de
vrijstand (handgeschakelde
transmissie) zetten en de parkeerrem
activeren. De airconditioning
uitschakelen als deze ingeschakeld is.
3. Zet de motor uit als er koelvloeistof onder de auto uitloopt of stoom onder
de motorkap vandaan komt. Open de
motorkap niet zolang er nog
koelvloeistof onder de auto uitloopt of
stoom onder de motorkap vandaan
komt. Laat de motor draaien als er
geen koelvloeistof of stoom te zien is
en controleer of de koelventilator
draait. Zet de motor uit als de
koelventilator niet draait. 4. Controleer of de aandrijfriem voor de
waterpomp aanwezig is. Controleer als
dat het geval is of de aandrijfriem
voldoende gespannen is. Controleer
als de aandrijfriem in orde lijkt of er
koelvloeistof lekt uit de radiateur, de
slangen of onder de auto. (Als de
airconditioning ingeschakeld was, is
het normaal dat er water onder deauto uitloopt als u de auto tot stilstandbrengt.)
5. Zet de motor onmiddellijk uit als de ventilatorriem gebroken is of er
koelvloeistof lekt en roep de hulp van
een officiële HYUNDAI Erkend
Reparateur in. 6. Wacht tot de motortemperatuur weer
normaal is als u de oorzaak van de
oververhitting niet kunt vinden. Vul het
koelvloeistofreservoir voorzichtig bij tot
het merkteken halverwege als het
koelvloeistofniveau te laag is.
7. Rijd voorzichtig verder en wees alert op verdere tekenen van oververhitting.Neem contact op met een officiële
HYUNDAI Erkend Reparateur als de
motor weer oververhit raakt.
WAARSCHUWING
Voorkom letsel en zorg ervoor dat
uw haar, handen en kleding niet in
aanraking komen met bewegende
onderdelen van de motor zoals de
koelventilator en de aandrijfriemenals de motor draait.
WAARSCHUWING
Verwijder de radiateurdop nooit als
de motor heet is. Hierdoor kan er
koelvloeistof naar buiten spuiten
en kunt u ernstige brandwondenoplopen.
OPMERKING
Als er veel koelvloeistof verdwenen is, duidt dit op een lekkage in hetkoelsysteem en moet hetkoelsysteem zo snel mogelijk gecontroleerd worden door eenofficiële HYUNDAI ErkendReparateur.
Onderhoud
8
7
ONDERHOUDSSCHEMA
G040000ATQ
Volg het “Onderhoudsschema bij normaal
gebruik” wanneer de auto
normaalgesproken wordt gebruikt onder
andere dan de hieronder vermelde
omstandigheden. Volg in de onderstaande
gevallen het “Onderhoudsschema bij
verzwaard gebruik”.
Veel korte ritten.
Rijden in extreem stoffige of zanderige gebieden.
Intensief gebruik van het remsysteem.
Rijden in gebieden waar veel zout of andere agressieve stoffen worden
gebruikt.
Rijden op ruwe, modderige wegen.
Rijden in heuvelachtige gebieden.
Langdurig stationair draaien of rijden met lage toerentallen.
Gedurende lange tijd rijden bij lage temperaturen en/of in een extreem
vochtig klimaat.
Voor meer dan 50% rijden in druk stadsverkeer bij temperaturen bovende 32°C (90°F).
Wanneer uw auto wordt gebruikt onder
een van de bovenstaandeomstandigheden dienen voor hetcontroleren, vervangen en verversen
kortere intervallen te wordenaangehouden dan aangegeven in het“Onderhoudsschema bij normaal
gebruik”. Volg het voorgeschrevenonderhoudsschema op. Let op deTijdsinterval/Kilometerstand. Hiervoorgeldt, welke het eerst wordt bereikt!
Onderhoud
42
7
OPMERKING
Een te lage bandenspanning
resulteert ook in overmatigeslijtage, slechterijeigenschappen en eenverhoogd brandstofverbruik. Vervorming van de band isook mogelijk. Houd de bandenop de juiste spanning. Laateen band controleren door een officiële HYUNDAI-dealerwanneer er regelmatig luchtbij moet.
Een te hoge bandenspanning heeft een negatieve invloed ophet rijcomfort en zorgt vooreen verhoogde slijtage in hetmidden van het loopvlak. Bovendien bestaat er eengrotere kans op beschadigingdoor oneffenheden in het wegdek.
WAARSCHUWING - Bandenspanning
Een te hoge of een te lage
bandenspanning reduceert de
levensduur van de banden,
beïnvloedt de rijeigenschappen
van de auto in negatieve zin en
kan tot onverwachte
bandproblemen leiden.
Hierdoor bestaat de kans dat u
de macht over de auto verliesten letsel oploopt.OPMERKING
Wanneer banden warm zijn, zal de bandenspanningnormaalgesproken 0,3 tot 0,4bar hoger zijn dan wanneer zekoud zijn. Laat om de banden op de juiste spanning tebrengen geen luchtontsnappen uit warmebanden. Hierdoor zal de bandenspanning te laagworden.
Vergeet niet de ventieldopjes terug te plaatsen. Zonder hetventieldopje kan er vuil en vocht in het ventiel komen,waardoor lucht kanontsnappen. Zorg bij verlies van een ventieldopje zo snelmogelijk voor een nieuwexemplaar.
Onderhoud
44
7
G200400AUN Wielen verwisselen
Om de banden zo gelijkmatig
mogelijk te laten slijten wordt
aangeraden de wielen iedere 12.000
km (7.500 mijl) of eerder, indien het
slijtagepatroon daartoe aanleiding
geeft, te verwisselen.
Controleer bij het verwisselen van de
wielen tevens de balans. Controleer de banden bij het
verwisselen van de wielen opongelijkmatige slijtage en
beschadigingen. Abnormale slijtage
wordt meestal veroorzaakt door eenonjuiste bandenspanning, een
onjuiste wieluitlijning, onbalans,
veelvuldig hard remmen en snelle
bochten. Controleer het profiel en de
zijkant van de band op zwellingen.
Vervang de band wanneer u deze
aantreft. Vervang de band als het
canvas of de koordlagen zichtbaar
zijn. Breng na het verwisselen van dewielen de banden op de juistespanning en controleer of de
wielmoeren vastzitten.
Zie "Banden en velgen" in hoofdstuk 9.
WAARSCHUWING
Controleer de bandenspanning regelmatig.
Controleer de banden
daarnaast op slijtage en
beschadigingen. Gebruikaltijd een
bandenspanningsmeter.
Banden met een te hoge of een te lage spanning hebben
een negatieve invloed op het
rijgedrag en kunnen ervoor
zorgen dat u de macht over de
auto verliest, waardoor eenaanrijding met (ernstig) letsel
het gevolg kan zijn. De
aanbevolen bandenspanningstaat in dit instructieboekje enop het bandenspanningslabel
op de middenstijl aan
bestuurderszijde.
(Vervolg)(Vervolg)
Versleten banden kunnenongelukken veroorzaken.
Vervang banden die
(ongelijkmatig) versleten of
beschadigd zijn.
Controleer de bandenspanning van het
reservewiel. Het wordt
aanbevolen om bij het
controleren van de
bandenspanning ook die van
het reservewiel te
controleren.