Raadpleeg "Noodreservewiel" en "Thuiskomertje"
onder "Banden — Algemene informatie" in hoofdstuk
5 voor nadere waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen
en informatie over het reservewiel, het gebruik en de
werking ervan.
7. Breng de wielmoeren aan met de conische zijde vande moer naar het wiel gekeerd. Draai de wielmoe-
ren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de
op de krik uitgeoefende kracht ver-
schuift , mogen de wielmoeren pas definitief wor-
den vastgezet als de auto weer vast op de grond
staat . Als aan deze waarschuwing geen gehoor
wordt gegeven, kan persoonlijk letsel het gevolgzijn.
8. Draai de krikas met de krikhendel naar links om het voertuig te laten zakken.
9. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de lier omlaag aan het uiteinde van de hendel, voor extra hef-
boomeffect. Haal de wielmoeren aan in een stervor-
mig patroon, tot elke moer twee keer is aangehaald.
Het juiste aanhaalmoment voor elke wielmoer is
130 N·m. Als u twijfelt of de moeren goed zijn
vastgezet, laat dit dan bij uw dealer of een service-
center nog eens controleren met een momentsleu-
tel.
10. Laat de krik weer zakken tot de sluitstand.
(afb. 150) Reservewiel monteren 217
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij een nood-
stop of ongeval naar voren schieten en
zo de inzittenden ernstig letsel toebrengen. Berg
de krik en het reservewiel altijd op de daartoe
bestemde plaatsen op. Laat de leeggelopen
(lekke) band onmiddellijk repareren of vervan-
gen.
11. Leg de lege (lekke) band in de laadruimte. De
lekke band niet wegbergen op de plaats van
de reserveband. Laat de lege (lekke) band zo
snel mogelijk repareren of vervangen.
12. Breng de in elkaar gezette krikhendel aan over de lieraandrijfmoer om de lierkabel en houder op te
bergen. Draai de in elkaar gezette krikhendel naar
rechts tot u het liermechanisme drie keer hoort
klikken. Te strak aandraaien is onmogelijk.
13. Berg de krikhendel en krik op.
14. Controleer de bandenspanning zo spoedig moge- lijk. De bandenspanning zo nodig aanpassen.
Normaal wiel monteren
Auto's met wieldoppen
1. De band op de as monteren.
2. Om de montageprocedure voor stalen velgen met wieldoppen te vergemakkelijken, brengt u twee
wielmoeren aan op de tapeinden aan weerszijden
van het ventiel. Breng de wielmoeren aan met het kegelvormige uiteinde van de moer in de richting
van het wiel. Draai de wielmoeren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de
op de krik uitgeoefende kracht ver-
schuift , mogen de wielmoeren pas definitief wor-
den vastgezet als de auto weer vast op de grond
staat . Als aan deze waarschuwing geen gehoor
wordt gegeven, kan persoonlijk letsel het gevolgzijn.
(afb. 151)
3. Zet de ventieluitsparing in de wieldop in lijn met het ventiel op het wiel. Breng de wieldop met de hand
(afb. 151) Band en wieldop of wielmoersierdop
1 — Ventiel 4 — Wieldop
2 — Ventieluitsparing 5 — Montagebout
3 — Wielmoer
218
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
aan en klik de dop over de twee montagebouten.
Gebruik nooit een hamer of buitensporige kracht
om de wieldoppen aan te brengen.
4. Breng de overblijvende wielmoeren aan met het kegelvormige uiteinde van de moer in de richting
van het wiel. Draai de wielmoeren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de
op de krik uitgeoefende kracht ver-
schuift , mogen de wielmoeren pas definitief wor-
den vastgezet als de auto weer vast op de grond
staat . Als aan deze waarschuwing geen gehoor
wordt gegeven, kan persoonlijk letsel het gevolgzijn.
5. Zet de auto weer op de grond door de krikhendel linksom te draaien.
6. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de lier omlaag aan het uiteinde van de hendel, voor extra hef-
boomeffect. Haal de wielmoeren aan in een stervor-
mig patroon, tot elke moer twee keer is aangehaald.
Het juiste aanhaalmoment voor elke wielmoer is
130 N·m. Als u twijfelt of de moeren goed zijn
vastgezet, laat dit dan bij uw dealer of een service-
center nog eens controleren met een momentsleu-
tel.
7. Controleer na 40 km met een momentsleutel het aanhaalmoment van de wielmoeren, om er zeker
van te zijn dat alle wielmoeren goed aanliggen tegen
het wiel. Auto's zonder wieldoppen
1. De band op de as monteren.
2. Breng de overblijvende wielmoeren aan met het
kegelvormige uiteinde van de moer in de richting
van het wiel. Draai de wielmoeren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de
op de krik uitgeoefende kracht ver-
schuift , mogen de wielmoeren pas definitief wor-
den vastgezet als de auto weer vast op de grond
staat . Als aan deze waarschuwing geen gehoor
wordt gegeven, kan persoonlijk letsel het gevolgzijn.
3. Zet de auto weer op de grond door de krikhendel linksom te draaien.
4. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de lier omlaag aan het uiteinde van de hendel, voor extra hef-
boomeffect. Haal de wielmoeren aan in een stervor-
mig patroon, tot elke moer twee keer is aangehaald.
Het juiste aanhaalmoment voor elke wielmoer is
130 N·m. Als u twijfelt of de moeren goed zijn
vastgezet, laat dit dan bij uw dealer of een service-
center nog eens controleren met een momentsleu-
tel.
5. Controleer na 40 km met een momentsleutel het aanhaalmoment van de wielmoeren, om er zeker
van te zijn dat alle wielmoeren goed aanliggen tegen
het wiel.
219
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
VERVANGINGSLAMPEN
Alle interieurlampjes hebben een messing of glazen
wigvormige fitting. Gloeilampjes met aluminium fitting
zijn niet goedgekeurd en moeten bij vervanging niet
worden gebruikt.
GLOEILAMPEN – Interieur Gloeilampnummer
Verlichting make-upspiegel /
kaartleeslampen (gloeilamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 578
Verlichting make-upspiegel /
kaartleeslampen (optioneel LED) . . . . LED (onderhoud bijerkende dealer)
Verlichting handschoenenkastje . . . . . . . . . . . . . . . . 194
Bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 579
Optioneel portierbak /
bekerhouder . . . . . . LED (onderhoud bij erkende dealer) OPMERKING: Informeer bij uw dealer voor in-
structies over het vervangen van verlichte schakelaars. GLOEILAMPEN – Exterieur Lampje nr.
Dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . H1
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . HB3/9005
Richtingaanwijzer voor . . . . . . . . . . . . . PY27W/3757AK
Parkeerlicht vóór . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . W5W
Mistlamp vóór . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . PSX24W
Mistlamp achter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . PS19W
Zijknipperlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . WY5W
Derde remlicht . . . . LED (onderhoud bij erkende dealer)
Achter/Stop. . . . . . . LED (onderhoud bij erkende dealer)
Achterlicht achterklep . . . . . LED (onderhoud bij erkende
dealer)
Richtingaanwijzer achter . . . . . . . . . . . . . . . . . WY21W
Achteruitrijlamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . W21W
Kentekenverlichting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
220
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
GLOEILAMPEN VERVANGEN
DIMLICHT/GROOTLICHT/
RICHTINGAANWIJZER VÓÓR EN
PARKEERLICHT VÓÓR
1. Open de motorkap. OPMERKING:Het kan nodig zijn het luchtfilterhuis
uit te bouwen en de Volledig geïntegreerde vermogens-
module (TIPM) opzij te leggen om bepaalde gloeilam-
pen in het linker koplamphuis te vervangen.
2. Draai de betreffende gloeilamp en aansluitfitting een kwart slag naar links en verwijder het geheel uit het
koplamphuis. (afb. 152)
3. Maak de lamp los uit de bevestigingsconnector en sluit de nieuwe lamp aan.
Raak de nieuwe gloeilamp niet met de
vingers aan. Oliecontaminatie verkort de
levensduur van de lamp. Wanneer de
lamp in contact komt met vettigheid, reinig dan
eerst met reinigingsalcohol.
4. Breng de gloeilamp met de fitting in het koplamphuis aan en draai het geheel een kwart slag rechtsom.
MISTLAMP VÓÓR OPMERKING: Draai het stuur naar rechts als de
mistlamp linksvoor wordt vervangen of naar links als de
mistlamp rechtsvoor wordt vervangen zodat u makke-
lijker bij de voorkant van de wielkuip kunt.
1. Verwijder de houders waarmee het onderpaneel aan de voorkant van de wielholte zijn bevestigd en
verwijder het toegangspaneel.
2. Trek de stekker los van het mistlamphuis. (afb. 153)
3. Pak nu de lamp stevig vast bij de twee klemveren aan de zijkant en knijp de veren samen om de lamp los te
maken uit de achterzijde van het mistlamphuis.
4. Trek de lamp recht uit de opening met sleuf in het lamphuis.
5. Houd de lipjes op de nieuwe mistlamp gelijk aan de sleuven in de kraag van de lampopening in de ach-
terzijde van het mistlamphuis.
(afb. 152)
1 — Gloeilamp voorste richtingaanwijzer
2 — Gloeilamp dimlicht
3 — Gloeilamp contourverlichting vóór
4 — Gloeilamp van grootlicht 221
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Raak de nieuwe gloeilamp niet met de
vingers aan. Oliecontaminatie verkort de
levensduur van de lamp. Wanneer de
lamp in contact komt met vettigheid, reinig dan
eerst met reinigingsalcohol.
6. Steek de lamp in het lamphuis totdat de lipjes aanliggen in de sleuven van de kraag.
7. Druk de lamp stevig en gelijkmatig in het lamphuis tot de beide klemveren de lamp stevig op zijn plaats houden.
MISTLAMP ACHTER
1. Ga met uw hand achter de bumper boven de bum- perversterking en druk op de houderklemmetjes op
de mistlampbehuizing. (afb. 154)
2. Neem de mistlampbehuizing van de bumper. 3. Ontkoppel de aansluiting van de bedradingsbundel.
(afb. 155)
(afb. 153)
(afb. 154) Houderklemmetjes(afb. 155)Elektrische aansluiting
222
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
4. Pak nu de lamp stevig vast bij de twee klemveren aande zijkant en knijp de veren samen om de lamp los te
maken uit de achterzijde van het mistlamphuis.
5. Trek de lamp recht uit de opening in het mistlamp- huis.
6. Verwijder de lamp uit het contact en breng de nieuwe gloeilamp aan.
7. Houd de lipjes op de nieuwe achtermistlamp gelijk aan de sleuven in de kraag van de lampopening in de
achterzijde van het mistlamphuis.
8. Steek de lamp in het lamphuis totdat de lipjes aanliggen in de sleuven van de kraag.
9. Druk de lamp stevig en gelijkmatig in het lamphuis tot de beide klemveren de lamp stevig op zijn plaatshouden.
10. Plaats de mistlampbehuizing weer terug. ZIJKNIPPERLICHT
De zijknipperlichten bevinden zich aan weerszijden in
de spatbordpanelen vóór.
1. Duw de lens van de zijrichtingaanwijzer naar links en
laat de veer vrijkomen en trek de lens daarna naar u
toe.
2. Maak de lamp los uit de bevestigingsconnector en sluit de nieuwe lamp aan. (afb. 156)
3. Steek de rechterhaak van de zijrichtingaanwijzer in het plaatwerk (let op de juiste positie van de letters
op de lens).
4. Draai de zijrichtingaanwijzer rond tot de linkerkant op zijn plaats klikt (u hoort een lichte klik).
(afb. 156) Verwijdering lamp zijknipperlicht 223
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
RICHTINGAANWIJZER ACHTER EN
ACHTERUITRIJLAMP
De achterlichtunits bestaan uit twee delen. De achter-
lichten / richtingaanwijzers bevinden zich in de units op
de hoeken. De achterlichten en achteruitrijlampen be-
vinden zich in de achterklep.
Gloeilamp van richtingaanwijzer, achter,
vervangen
1. Open de achterklep.
2. Verwijder de twee klemmen van de binnenzijde vanhet achterlichthuis. (afb. 157)
3. Breng voorzichtig met één hand een bekledingspatel (plastic spatelvormig stuk gereedschap) aan tussen
het carrosseriepaneel en de buitenzijde van het
achterlichthuis en pak de flens aan de binnenzijde
van het achterlichthuis met de andere hand vast.
Druk met de spatel en uw hand het achterlichthuislos. 4. Draai de fitting van de betreffende gloeilamp een
kwart slag linksom en neem de gloeilamp uit het
achterlichthuis.
5. Verwijder de lamp uit het contact en breng de nieuwe gloeilamp aan.
6. Breng de gloeilamp met de fitting in het achterlicht- huis aan en draai het geheel een kwart slag
rechtsom.
7. Breng het achterlichthuis en de bevestigingen aan.
Gloeilamp van achteruitrijlamp vervangen
1. Open de achterklep.
2. Verwijder de twee klemmen waarmee het achter- lichthuis aan de binnenzijde van de achterklep is
bevestigd. (afb. 158)
3. Breng voorzichtig een bekledingspatel (plastic spa- telvormig stuk gereedschap) aan tussen het achter-
lichthuis en de achterklep. Druk met de spatel en uw(afb. 157)
(afb. 158)
224
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD