10
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
CONTINU BRANDEN:Te lage motoroliedruk
(rood)
KNIPPEREN:Oliekwaliteit onvoldoende
(voor bepaalde uitvoeringen/markten – rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje bran-
den. Het moet doven zodra de motor is aangeslagen.
1. Te lage motoroliedruk
Het lampje gaat continu branden en er verschijnt een melding op
het display (voor bepaalde uitvoeringen/markten) als de motor-
oliedruk onvoldoende is.
v
Als het lampje vtijdens het rijden gaat branden
(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een mel-
ding op het display), zet dan onmiddellijk de mo-
tor uit en wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
2. Oliekwaliteit onvoldoende
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat knipperen en er verschijnt (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) een bijbehorende melding op het display.
Afhankelijk van de uitvoering knippert het lampje op de volgende
manier:
❍elke twee uur 1 minuut;
❍telkens 3 minuten, waarbij het lampje telkens 5 seconden
dooft, totdat de olie wordt ververst.Iedere keer als de motor na de eerste melding wordt gestart, blijft
het lampje knipperen op de hierboven beschreven wijze, totdat
de olie wordt ververst. Als aanvulling op het lampje toont het dis-
play (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ook een bijbehoren-
de melding.
Het knipperen van dit lampje duidt niet op een defect aan de au-
to, maar geeft aan dat door het normale gebruik van de auto de
olie moet worden ververst.
Motorolie wordt slechter van kwaliteit door:
❍overwegend stadsgebruik van de auto waardoor het regene-
ratieproces van het DPF vaker moet worden uitgevoerd;
❍gebruik van de auto voor korte ritten, waardoor de motor niet
goed op bedrijfstemperatuur komt;
❍het vaak onderbreken van het regeneratieproces dat wordt aan-
gegeven door het branden van het DPF-lampje.
Als het lampje gaat branden, moet de motorolie
van onvoldoende kwaliteit zo snel mogelijk wor-
den ververst; er mag zeker niet nog meer dan
500 km worden doorgereden nadat het lampje voor de
eerste keer is gaan branden. Als bovenstaande richtlijn
niet wordt opgevolgd, dan kan dat ernstige schade aan
de motor veroorzaken en het vervallen van de garantie
tot gevolg hebben. Onthoud dat het branden van dit lamp-
je geen betrekking heeft op de hoeveelheid olie in de mo-
tor. Als het lampje gaat knipperen, dan is het absoluut niet
nodig motorolie bij te vullen.
11
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Te hoge koelvloeistoftemperatuur
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje
doven. Het lampje gaat branden als de motor te warm is. Op het
display verschijnt de bijbehorende melding.
Als het lampje gaat branden, moeten de volgende maatregelen
worden genomen:
❍bij normale rij-omstandigheden: stop de auto, zet de motor uit
en controleer of het niveau van de koelvloeistof in het reser-
voir niet onder het MIN-merkteken staat. Als dat wel het geval
is, wacht dan enkele minuten zodat de motor kan afkoelen,
open vervolgens langzaam en voorzichtig de dop, vul koel-
vloeistof bij en controleer of de koelvloeistof tussen het MIN- en
MAX-merkteken op het reservoir staat. Controleer ook of er geen
vloeistof weglekt. Als bij het starten van de motor het lampje
opnieuw gaat branden, wendt u dan tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk.
❍Als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt
(bijvoorbeeld het trekken van een aanhanger bergopwaarts of
met volbeladen auto): verlaag de snelheid en breng, als het
lampje blijft branden, de auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3 mi-
nuten met draaiende motor en geef iets gas voor een snellere
circulatie van de koelvloeistof. Zet vervolgens de motor uit. Con-
troleer het vloeistofniveau zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is het raadzaam de
motor enkele minuten te laten draaien met iets ingetrapt gaspe-
daal voordat u de motor uitzet.
u
Niet goed gesloten portieren (rood)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat bran-
den als een of meer portieren of de achterklep niet goed
gesloten zijn. Als de auto in beweging is met geopende portieren,
dan klinkt er een akoestisch signaal. Op enkele uitvoeringen gaat
het lampje (of het symbool op het display) ook branden als de mo-
torkap niet goed gesloten is.´
Storing EOBD-/inspuitsysteem (geel)
Als u onder normale omstandigheden de contactsleu-
tel in stand MAR draait, dan gaat het lampje branden.
Het lampje moet doven als de motor is aangeslagen.
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, dan
werkt het inspuitsysteem niet optimaal; als het lampje constant
brandt, dan duidt dit op een storing in het motormanagementsy-
steem; dit kan tot gevolg hebben dat de schadelijke uitlaatgas-
emissie toeneemt, de prestaties verminderen, de auto slechter gaat
rijden en het brandstofverbruik toeneemt.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op
het display.
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te veel van
de motor te eisen of met hoge snelheid te rijden. Als lang met
een brandend waarschuwingslampje wordt doorgereden, kunnen
beschadigingen ontstaan. Wendt u zo snel mogelijk tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk.
Het lampje dooft als de storing verdwijnt. De storing wordt door
het systeem in het geheugen opgeslagen.U
12
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VDC-systeem (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje
doven. Als het lampje (of het symbool op het display) niet dooft
of als het blijft branden tijdens het rijden, wendt u dan zo snel
mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk. Op enkele uitvoerin-
gen verschijnt de bijbehorende melding op het display. Als het lamp-
je knippert tijdens het rijden, dan geeft dit aan dat het VDC-sys-
teem werkt.
Storing ASR
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje bran-
den. Na enkele seconden moet het lampje doven. Als het lampje
(of het symbool op het display) niet dooft of als het blijft bran-
den tijdens het rijden, wendt u dan zo snel mogelijk tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk. Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display. Als het lampje knippert tijdens
het rijden, dan geeft dit aan dat het ASR-systeem werkt.
Storing Hill Holder
Het lampje gaat branden en op enkele uitvoeringen verschijnt
het symbool
*en een melding op het display, bij een storing in
het Hill Holder-systeem. Wendt u in dit geval tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
á
OPMERKING
(alleen geldig voor benzinemotoren)
Een knipperend lampje duidt op een mogelijke beschadiging van
de katalysator.
Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden losgelaten zo-
dat de motor met lage toerentallen draait en het lampje niet meer
knippert; u kunt met matige snelheid doorrijden waarbij rij-om-
standigheden moeten worden vermeden die kunnen leiden tot het
opnieuw gaan knipperen van het lampje. U dient zo snel moge-
lijk contact op te nemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en lamp-
je
Ugaat niet branden of het gaat tijdens de rit
continu of knipperend branden (op enkele uitvoe-
ringen verschijnt ook een melding op het display), wendt
u dan zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
De werking van het lampje
Ukan met speciale appara-
tuur door de verkeerspolitie gecontroleerd worden. Houdt
u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.
13
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Storing Alfa Romeo-CODE/
Storing diefstalalarm (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat bran-
den (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een melding op het dis-
play) bij een storing in het Alfa Romeo CODE-systeem of het dief-
stalalarm (voor bepaalde uitvoeringen/markten): wendt u in dat
geval zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Inbraakpoging
Als het lampje gaat knipperen of als bij bepaalde uitvoeringen het
symbool op het display gaat branden (er verschijnt ook een mel-
ding), dan is er een inbraakpoging gesignaleerd. Wendt u zo snel
mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Y
Voorgloei-installatie
(dieseluitvoeringen) (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Het lampje dooft als de voorgloeibou-
gies de vooraf ingestelde temperatuur hebben bereikt. U kunt de
motor starten zodra het lampje gedoofd is.
BELANGRIJK Bij een gematigde of hoge buitentemperatuur kan het
lampje zeer kort branden.
Storing voorgloei-installatie
(dieseluitvoeringen)
Het lampje gaat knipperen (op enkele uitvoeringen verschijnt ook
een melding op het display) als er een storing is in de voorgloei-in-
stallatie. Wendt u zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenet-
werk om de storing te laten verhelpen.
m
Water in dieselfilter
(dieseluitvoeringen) (geel)
Het lampje gaat tijdens het rijden continu branden (er
verschijnt ook een melding op het display) als er water
in het brandstoffilter aanwezig is.c
Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsys-
teem ernstig beschadigen en de motor kan onre-
gelmatig gaan draaien. Als het lampje
cop het in-
strumentenpaneel gaat branden (en er verschijnt ook een
melding op het display), wendt u dan zo snel mogelijk tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk om het systeem te laten af-
tappen. Als het lampje direct na het tanken gaat branden,
bestaat de mogelijkheid dat er tijdens het tanken water in
de brandstoftank is gekomen: zet in dit geval de motor
direct uit en wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
14
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Brandstofreser ve – Beperkte
actieradius (geel)
Het lampje gaat branden als er nog 8 tot 10 liter brand-
stof aanwezig is. Als de actieradius kleiner is dan circa
50 km (of gelijke waarde in mijl), verschijnt op enkele uitvoerin-
gen een waarschuwing op het display.K
Als het lampje knippert tijdens het rijden, wendt
u dan tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Cruise-control (groen)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de sleutel in stand MAR draait, gaat het lampje
branden, maar het moet na enkele seconden doven als de
cruise-control niet geactiveerd is. Als u de knop van de cruise-con-
trol in stand ON draait, gaat het lampje branden (zie de paragraaf
„Cruise-control” in dit hoofdstuk). Op het display verschijnt de bij-
behorende melding.Ü
Reiniging van roetfilter (DPF) bezig
(alleen dieseluitvoeringen met DPF)
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lamp-
je branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lamp-
je gaat continu branden om de bestuurder er op te wijzen dat het
DPF-systeem het regeneratieproces moet uitvoeren om de verza-
diging met verontreinigende stoffen (partikels) te verhelpen.
Het lampje gaat niet bij iedere regeneratie van het roetfilter bran-
den, maar alleen als de rijomstandigheden vereisen dat de be-
stuurder er op attent wordt gemaakt. Om het lampje te laten do-
ven moet de auto doorrijden, totdat het regeneratieproces is
voltooid.
Dit duurt gemiddeld 15 minuten. De optimale omstandigheden om
het proces te voltooien, worden bereikt wanneer de auto 60 km/h
rijdt bij een toerental boven 2000 toeren/min.
Het branden van het lampje duidt niet op een defect aan de auto.
Het is dus niet nodig om de auto naar de garage te brengen. Als
het lampje gaat branden, verschijnt op het display een bijbehorende
melding (voor bepaalde uitvoeringen/markten).
h
15
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Snelheidslimiet overschreden (rood)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (voor bepaalde uitvoeringen/markten) gaat
branden als harder dan 120 km/h wordt gereden.
Als de auto de in het Setup-menu ingestelde snelheidslimiet over-
schrijdt (bijv. 120 km/h), dan verschijnen op enkele uitvoeringen
een melding en een symbool op het display en klinkt er een akoes-
tisch signaal.
X
De rijsnelheid moet altijd worden aangepast aan
de verkeerssituatie en de weersomstandigheden
en u dient zich altijd aan de geldende verkeers-
wetgeving te houden. U kunt de motor ook uitzetten met
een brandend DPF-lampje; het herhaaldelijk onderbreken
van het regeneratieproces kan echter een vroegtijdige
verslechtering van de motoroliekwaliteit veroorzaken. Het
is daarom aan te raden altijd te wachten tot het lampje
gedoofd is voordat u de motor uitzet en de hierboven
beschreven aanwijzingen op te volgen. Het is niet aan te
raden het regeneratieproces van het DPF te voltooien bij
een stilstaande auto.Storingsmelding (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat bij de volgende omstandigheden branden.
In deze gevallen moet u zich zo snel mogelijk tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk wenden om de storing te laten verhelpen.
Storing buitenverlichting
Zie hetgeen beschreven is voor lampje 6.
Storing remlichten
Zie hetgeen beschreven is voor „Storing remlichten”.
Brandstofnoodschakeling
Het lampje gaat branden als de brandstofnoodschakeling is inge-
schakeld. Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
Storing Start&Stop
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in het Start&Stop-
systeem.
Storing regensensor
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in de regensensor.
è
17
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Dimlicht (groen)
Het lampje gaat branden als het dimlicht wordt inge-
schakeld.2U
Grootlicht (blauw)
Het lampje gaat branden als het grootlicht wordt in-
geschakeld.1
Richtingaanwijzer links (groen)
Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhen-
del omlaag wordt gezet en als de drukknop voor de
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
Richtingaanwijzer rechts (groen)
Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhen-
del omhoog wordt gezet en als de drukknop voor de
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
R
E
In-/uitschakeling Start&Stop-systeem
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Storing Start&Stop-systeem
Inschakeling Start&Stop-systeem
De inschakeling van het Start&Stop-systeem wordt aangegeven
door een melding op het display.
In dit geval dooft het lampje op de knop
Tdie zich op het scha-
kelaarpaneel (zie de paragraaf „Start&Stop-systeem” in dit hoofd-
stuk) op het dashboard bevindt.
Uitschakeling Start&Stop-systeem
❍Uitvoeringen met multifunctioneel display: de uitschakeling van
het Start&Stop-systeem wordt aangegeven door een melding
op het display.
❍Uitvoeringen met instelbaar multifunctioneel display: de uit-
schakeling van het Start&Stop-systeem wordt aangegeven door
de weergave van symbool
T+ een melding op het display.
Bij uitgeschakeld systeem brandt het lampje
Top de knop.
Storing Start&Stop-systeem
Bij een storing in het Start&Stop-systeem gaat het symbool U(uit-
voeringen multifunctioneel display)
j(uitvoeringen instelbaar mul-
tifunctioneel display) op het display knipperen. Voor bepaalde uit-
voeringen/markten, indien aanwezig, wordt er ook een bericht
weergegeven. Wendt u in dat geval tot het Alfa Romeo Service-
netwerk.
24
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het menu bevat de volgende opties:
– MENU
– SNELHEIDSZOEMER
– SCHEMERSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
– REGENSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
– INSCHAKELEN/GEGEVENS TRIP B
– TIJD INSTELLEN
– DATUM INSTELLEN
– EERSTE PAGINA (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
– ZIE RADIO
– AUTOCLOSE
– MEETEENHEID
– TAAL
– VOLUME GELUIDSSIGNALEN
– VOLUME TOETSEN
– BEEP/BUZZ. GORDELS
– SERVICE
– AIRBAG/BAG PASSAGIER
– DAGVERLICHTING
– GREETINGS LIGHTS
– MENU VERLATEN
OPMERKING Op auto’s met navigatiesysteem (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) worden enkele onderdelen op het display van
het navigatiesysteem weergegeven.SETUP-MENU
Het menu bestaat uit onderdelen, die met de knoppen „Ò▲”
en „
▼” worden gekozen, waarna u de volgende keuzemoge-
lijkheden kunt selecteren of instellingen (setup) kunt uitvoeren.
Bij enkele opties is er een submenu.
Het Setup-menu kan worden geactiveerd door de knop SET ESC
kort in te drukken.