Page 17 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU34341
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar“” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
DAU11004
Controle- en waarschuwings-
lampjes
DAU11020
Controlelampje
richtingaanwijzers“”
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Vrijstandcontrolelampje“”
2. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur“”
3. Waarschuwingslampje motorstoring“”
4. Controlelampje grootlicht“”
5. Controlelampje richtingaanwijzers“”
6. Waarschuwingslampje olieniveau“”
7. Controlelampje brandstofniveau“”
8. Controlelampje startblokkering
U11CD3D0.book Page 3 Thursday, October 29, 2009 9:29 AM
Page 18 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje“”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht“”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11254
Waarschuwingslampje
olieniveau“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.OPMERKING
Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of bij
plotseling afremmen of optrekken, er is
dan echter geen sprake van een sto-
ring.
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het circuit van
het waarschuwingslampje olieniveau.
Als het waarschuwingscircuit voor het
olieniveau een probleem aangeeft,
wordt de volgende cyclus herhaald tot-
dat de storing is opgeheven: Het waar-
schuwingslampje olieniveau knippert
tien keer en dooft dan gedurende 2.5
seconden. Als dit zich voordoet, vraag
dan een Yamaha dealer de machine te
controleren.
DAU42744
Waarschuwingslampje
brandstofniveau“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 3.7 L (0.98 US gal, 0.81 Imp.gal).
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
OPMERKING
Het voertuig moet op een vlakke on-
dergrond en rechtop geplaatst zijn, an-
ders zou het waarschuwingslampje
voor brandstofniveau mogelijkerwijs
niet op de juiste momenten aan en uit
kunnen gaan.
Dit model is bovendien uitgerust met
een zelfdiagnosesysteem voor het cir-
cuit van het waarschuwingslampje
brandstofniveau. Als het waarschu-
wingscircuit voor het brandstofniveau
een probleem aangeeft, wordt de vol-
gende cyclus herhaald totdat de sto-
ring is opgeheven: Het
waarschuwingslampje brandstofni-
veau knippert acht keer en dooft dan
gedurende 3.0 seconden. Als dit zich
voordoet, vraag dan een Yamaha
dealer de machine te controleren.
DAU11444
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
U11CD3D0.book Page 4 Thursday, October 29, 2009 9:29 AM
Page 19 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.OPMERKING
Bij machines met een of meer radiator-
koelvinnen schakelt de radiatorkoelvin
automatisch in of uit op basis van de
koelvloeistoftemperatuur in de radia-
tor.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-35 nadere instructies ver-
meld.
DAU42774
Waarschuwingslampje
motorstoring“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer er een probleem wordt aangege-
ven in het elektrisch circuit dat de motor
controleert. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te controle-
ren. (Zie pagina 3-8 voor uitleg over de wer-
king van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAU38623
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. (Zie pagina 3-8 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
U11CD3D0.book Page 5 Thursday, October 29, 2009 9:29 AM
Page 20 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
DAU42907
Multifunctionele meter
WAARSCHUWING
DWA12422
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter gaat aanbrengen.
Het aanbrengen van wijzigingen tijdens
het rijden kan u afleiden en vergroot het
risico op een ongeval.De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:
a snelheidsmeter
een kilometerteller
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afstand aangeeft die wordt afge-
legd op de brandstofreserve)
een klok
een voorziening voor zelfdiagnose
een helderheidsregeling
OPMERKINGVergeet niet de sleutel naar “ON” te draaien
voordat u de toets “SELECT”“/” en
de toets “RESET” gebruikt. Dat hoeft echter
niet als u de helderheid wilt instellen.
Snelheidsmeter
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-
serve/klok
1.“SELECT”-schakelaar“/”
2.“RESET”-schakelaar
1. Snelheidsmeter
U11CD3D0.book Page 6 Thursday, October 29, 2009 9:29 AM
Page 21 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
Kilometerteller, rittellers, ritteller voor
brandstofreserve en klok
Door indrukken van de“”-kant van de
“SELECT”-toets wisselt de weergave tus-
sen de kilometertellermodus “Odo”, de rit-
tellermodi “Trip 1” en “Trip 2” en de
klokmodus, in de onderstaande volgorde:
Odo → Trip 1 → Trip 2 → Klok → OdoOPMERKING
Druk op de“”-kant van de toets
“SELECT” om de weergave in omge-
keerde volgorde te laten wisselen.
In elke geselecteerde weergavemo-
dus kunt u de toets “RESET” minder
dan 1 seconde lang ingedrukt houden
om de klok 5 seconden lang te laten
weergeven.
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau gaat branden (zie pagina 3-3), wisselt
de weergave automatisch naar de brand-
stofreserve-ritteller “Trip F” en wordt de af-
gelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. In dat geval wordt door het in-
drukken van de“”-kant van de toets “SE-
LECT” in de onderstaande volgorde
gewisseld tussen de diverse weergaven
van rittellers, kilometerteller en klok:
Trip F → Trip 1 → Trip 2 → Klok → Odo →
Trip FOPMERKINGDruk op de“”-kant van de toets “SE-
LECT” om de weergave in omgekeerde
volgorde te laten wisselen.Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de“”-kant
of“”-kant van de toets “SELECT” te
drukken en houdt u daarna de toets “RES-
ET” minstens 1 seconde lang ingedrukt.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt
de vorige weergavemodus weer.De klok op tijd zetten:
1. Druk op de“”-kant of“”-kant
van de toets “SELECT” om te wisselen
naar de klokweergave.
2. Druk minstens 2 seconden lang tege-
lijkertijd op de“”-kant van de toets
“SELECT” en de toets “RESET”.
3. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, druk dan op de“”-kant of“”-
kant van de toets “SELECT” om de
uren in te stellen.
4. Als u op de toets “RESET” drukt, gaat
de minutenaanduiding knipperen.
5. Druk op de“”-kant of“”-kant
van de toets “SELECT” om de minuten
in te stellen.
6. Druk op de “RESET”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
1. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-
serve/klok
1. Klok
U11CD3D0.book Page 7 Thursday, October 29, 2009 9:29 AM
Page 22 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en geeft
het kilometerteller-/ritteller-/klokdisplay een
foutcode weer.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in de circuits van het startblokkeersys-
teem een storing wordt gedetecteerd, gaat
het controlelampje startblokkering knippe-
ren en geeft het display een foutcode weer.
OPMERKINGAls het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het transpon-
dersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
Als het kilometerteller/ritteller/klok-display
foutcodes weergeeft, noteer deze dan en
vraag een Yamaha dealer om het voertuig
te controleren.
LET OP
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.Helderheidsregeling
Met deze functie regelt u de helderheid van
de snelheidsmeterunit, afgestemd op het
aanwezige daglicht.
Om de helderheid in te stellen1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk op de“”-kant van de toets
“SELECT” en houd deze ingedrukt.
1. Weergave foutcode1
1. Snelheidsmeterpaneel
2. Helderheidsniveau1
2
U11CD3D0.book Page 8 Thursday, October 29, 2009 9:29 AM
Page 23 of 88
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht min-
stens vijf seconden en laat dan de
“SELECT”-toets los.
4. Druk op de“”-kant of“”-kant
van de toets “SELECT” om het ge-
wenste helderheidsniveau te selecte-
ren.
5. Druk op de toets “RESET” om het ge-
selecteerde helderheidsniveau te be-
vestigen. Het display keert terug naar
de kilometerteller-, ritteller- of
klokweergave.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem (op-
tie) Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
DAU12348
Stuurschakelaars Links1. Lichtsignaalschakelaar“”
2. Dimlichtschakelaar“/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar“/”
4. Claxonschakelaar“”
U11CD3D0.book Page 9 Thursday, October 29, 2009 9:29 AM
Page 24 of 88

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
Rechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar“/”
Zet deze schakelaar op“” voor grootlicht
en op“” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar“/”
Druk deze schakelaar naar“” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar“” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaarterug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar“/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op“”. Zet deze schakelaar op“” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop“”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU41700
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of“” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
DAU42524
“SELECT”-schakelaar“/”
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de kilometertellerweergave
en rittellerweergaven en om de klok en de
helderheidsregeling van de multifunctionele
meter in te stellen.
Zie “Multifunctionele meter” op pagina 3-6
voor meer informatie.
1. Noodstopschakelaar“/”
2. Schakelaar alarmverlichting“”
3.“SELECT”-schakelaar“/”
4.“RESET”-schakelaar
5. Startknop“”U11CD3D0.book Page 10 Thursday, October 29, 2009 9:29 AM