29
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt brandt en gaat
vervolgens
knipperen.
dat de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
in combinatie met
een geluidssignaal;
blijft vervolgens
branden. tijdens het rijden dat de
veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is vastgemaakt. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in de rubriek 5 het gedeel
te
"Veiligheidsgordels".
Stuurbekrachtiging
brandt in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding op het display.
een storing in het systeem. De conventionele werking van de stuurinrichting,
zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat het sys
teem
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Airbag
vóór/zij-airbag knippert of blijft
branden.
een defecte airbag. Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk. Zie in de rubriek 5 het gedeelte
"Airbags".
Vering brandt.
een storing in de pneumatische
niveauregeling. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
ABS brandt. een storing in het systeem.
De conventionele werking van het remsysteem, zonde
r
bekrachtiging, blijft behouden. Het is echter raadz aam de auto stil
te zetten en contact op te nemen met het PEUGEOT-ne twerk.
ASR knippert. een ingreep van de ASR.
Het systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal ove
r de
wielen en verbetert zo de richtingsstabiliteit van de auto.
Zie in de rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
brandt, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding op het display.
een storing in het systeem. Raadpleeg het PEUGEOT -netwerk.
103
5
VEILIGHEID
CLAXON
Druk op het midden van het stuurwiel.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS - REF)
Het ABS zorgt samen met de elektronische
remdrukregelaar (REF) tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de
wielen, terwijl de remdrukregelaar de
remdruk over de vier wielen verdeelt.
NOODREMASSISTENTIE (AFU)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt:
trap het rempedaal volledig in zonder het los
te laten.
Het systeem wordt ingeschakeld als de
snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt groot is en zorgt ervoor dat de
benodigde bedieningskracht verandert.
Houd het rempedaal ingetrapt om de
werking van de noodremassistentie voort te
zetten.
Gebruiksvoorschrift
Het ABS treedt automatisch in werking als
één van de wielen dreigt te blokkeren. Het
systeem zorgt niet voor een kortere remweg.
Op een erg glad wegdek (sneeuw, olie, enz.)
kan de remweg door de werking van het
ABS langer zijn. Trap het rempedaal bij een
noodstop krachtig en volledig in en laat het
niet los, ook niet op een glad wegdek. Het
ABS zorgt er dan voor dat u om het obstakel
heen kunt sturen.
De normale werking van het ABS-systeem
kan merkbaar zijn door het trillen van het
rempedaal.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de voorschriften
van de constructeur voldoen.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden, duidt dit op een storing
in het antiblokkeersysteem
(ABS). Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle
over uw auto kunnen verliezen.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met het
verklikkerlampje remsysteem,
duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens
het remmen de controle over uw
auto kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het
PEUGEOT-netwerk.
Veiligheid tijdens het rijden
104
ANTISPINREGELING (ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA (ESP)
Deze systemen staan in verbinding met het
ABS en zijn hier een aanvulling op.
De ASR zorgt voor een optimale
overbrenging van de aandrijfkracht op de
weg, zodat wordt voorkomen dat u tijdens
het accelereren de controle over de auto
verliest.
Het systeem past de aandrijfkracht aan om
het doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. Het systeem zorgt ook voor
meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Houd als het ESP is ingeschakeld in een
bocht het stuurwiel altijd in de gewenste
richting en stuur niet tegen. Het ESP-systeem grijpt automatisch in
via het remsysteem en de motor als de
koers van de auto afwijkt van de door de
bestuurder gewenste richting.
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het ASR uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen slippen
en weer grip kunnen krijgen.
Werking van het ASR- en ESP-systeem
Het lampje knippert tijdens een
ingreep van de ASR of het ESP.
Druk op deze toets.
Het lampje van de toets gaat branden: de
ASR heeft geen invloed meer op de werking
van de motor, maar blijft wel actief via het
remsysteem.
STORING
Bij een storing in de ASR
zal dit verklikkerlampje gaan
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display.
Veiligheid tijdens het rijden
108
Veiligheid
VEILIGHEIDSTROEVEN
PASSIEVE VEILIGHEID
Bij een aanrijding zorgen de maximale
absorbering van krachten op het interieur
voor de bescherming van de inzittenden.
Voor een optimale stijfheid is de voorzijde
van de carrosserie voorzien van een
voorgeprogrammeerde kreukelzone en zijn
de voorportieren versterkt.
DIEFSTALBEVEILIGING
Uw auto, in bestelwagen-uitvoering,
heeft twee afzonderlijk te vergrendelen
compartimenten: de cabine en de
laadruimte.
Dit maakt het mogelijk de bescherming
van uw lading beter af te stemmen op het
gebruik van de auto. Zie de rubriek 2 voor meer informatie
over deze functie. Een inbraakalarm met omtrekbeveiliging
en beveiliging tegen opkrikken en slepen
(standaard of optie, volgens land van
bestemming) zorgt voor extra beveiliging.
113
5
VEILIGHEID
Kinderen aan boord
Zie rubriek 5, gedeelte "Airbags".
De procedure voor kinderzitjes en de
functie uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde zijn gelijk voor het hele
PEUGEOT-gamma.
Als de airbag aan passagierszijde niet kan
worden uitgeschakeld, is het absoluut verboden
een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op
de zitplaatsen voor te bevestigen.
De airbag aan passagierszijde (volgens
uitvoering) kan worden uitgeschakeld
met behulp van de toets MODE van de
boordcomputer. De regels voor het vervoeren van
kinderen zijn per land verschillend.
Raadpleeg hiervoor de wetgeving in uw
land.
Raadpleeg de lijst met de voor uw land
goedgekeurde kinderzitjes. De aanwezigheid
van ISOFIX-bevestigingen, achterzitplaatsen
en een (uitschakelbare) passagiersairbag is
afhankelijk van de uitvoering.
121
6
ACCESSOIRES
Koeling: het trekken van een aanhanger
op een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend
en is niet afhankelijk van het motortoerental.
Gebruik daarom een zo hoog mogelijke
versnelling om het toerental te beperken en
pas uw snelheid aan.
Let in elk geval goed op de aanwijzing van
de koelvloeistoftemperatuurmeter.
Banden: controleer de
bandenspanning van de auto (zie
rubriek 9 het gedeelte "Identificatie") en de
aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde. Trekhaak
Wij raden u aan gebruik te maken van een
originele PEUGEOT trekhaak inclusief
bedrading die tijdens de ontwikkeling van
uw auto uitgebreid getest is, en deze bij het
PEUGEOT-netwerk te laten monteren.
Als de trekhaak niet bij het
PEUGEOT-netwerk wordt gemonteerd, moet
gebruik worden gemaakt van de daarvoor
bestemde elektrische bedrading aan de
achterzijde van de auto en moeten de
aanwijzingen van de fabrikant nauwkeurig
worden nageleefd.
Gebruiksvoorschrift
Bij zeer zware gebruiksomstandigheden (het
trekken van het maximale aanhangergewicht
op een steile helling bij hoge temperatuur),
kan de airconditioning automatisch worden
uitgeschakeld om de prestaties van de
motor weer te verhogen.
Als het verklikkerlampje van
de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Zie in de rubriek 7 het gedeelte
"Niveaus".
Remmen: het trekken van een aanhanger
vergroot de remweg. Rijd met matige
snelheid, schakel tijdig terug en rem
geleidelijk.
Zijwind: de zijwindgevoeligheid van de auto
is groter. Rijd daarom soepel en met matige
snelheid.
ABS: dit systeem werkt uitsluitend op de
auto en niet op de aanhanger.
Parkeerhulp achter: bij het trekken van een
aanhanger is de parkeerhulp uitgeschakeld.
Trekken van een aanhanger
143
SNEL WEER OP WEG
8
Zekering vervangen
ZEKERINGEN DASHBOARD (BESTUURDERSZIJDE)
- Verwijder de schroeven en kantel de zekeringkast omlaag om bij de zekeringen te komen.
Zekering A (Ampère)
Functie
12 7,5 Dimlicht rechts
13 7,5 Dimlicht links - Koplampverstelling
31 7,5 Voeding relais
32 10 Interieurverlichting minibus - Alarmknipperlichten
33 15 12 V-aansluiting achter
34 - Niet gebruikt
35 7,5 Achteruitrijlichten - Sensor water in brandstof
36 15 Eenheid portiervergrendeling
37 7,5 Remlichtschakelaar - Derde remlicht - Instrumenten paneel
38 10 Relais interieur
39 10 Autoradio - Diagnoseaansluiting - Sirene alarm - B edieningspaneel standkachel - Bedieningspaneel
airconditioning - Tachograaf
40 15 Verwarming: achterruit (links), buitenspiegel (bes tuurderszijde)
41 15 Verwarming: achterruit (rechts), buitenspiegel (pa ssagierszijde)
42 7,5 Elektronische eenheid en sensor ABS - Sensor ESP - Remlichtschakelaar
43 30 Motor ruitenwissers vóór
44 20 Aansteker - 12 V-aansluiting vóór
45 7,5 Schakelaars ruitbediening en buitenspiegels (bestu urderszijde) - Ruitbediening passagierszijde
46 - Niet gebruikt
47 20 Motor ruitbediening bestuurderszijde
48 20 Motor ruitbediening passagierszijde
49 7,5 Regen-/lichtsensor - Autoradio - Motor ruitbedieni ng bestuurderszijde - Alarm - Schakelaars cockpit
50 7,5 Elektronische eenheid airbags en gordelspanners
51 7,5 Tachograaf - Snelheidsregelaar - Bediening aircond itioning
52 7,5 Relais interieur
53 7,5 Instrumentenpaneel - Mistachterlicht
SNEL WEER OP WEG
8
Zekering vervangen
ZEKERINGEN MOTORRUIMTE
- Verwijder de schroeven en kantel de zekeringkast omlaag om bij de
zekeringen te komen.
Zekering A (Ampère) Functie
1 40 Voeding pomp ABS/ESP
2 50 Elektronische eenheid voorgloeien (diesel)
3 30 Contactslot
4 20 Brander standkachel
5 20 Voedingsrelais standkachel
6 40/60 Motorventilateurgroep (hoge snelheid)
7 40/50 Motorventilateurgroep (lage snelheid)
8 40 Airconditioning
9 20 Pomp ruitensproeiers vóór
10 15 Claxon
11 15 Elektronische eenheid en relais voorgloeien (di esel)
14 7,5 Grootlicht rechts
15 7,5 Grootlicht links
16 7,5 Elektronische eenheid motor
17 10 Elektronische eenheid motor
18 7,5 Elektronische eenheid motor
19 7,5 Compressor airconditioning
20 30 Pomp koplampsproeiers
21 15 Voeding brandstofpomp
22 20 Elektronische eenheid motor
23 30 Voeding elektrokleppen ABS/ESP
24 - Niet gebruikt
30 15 Mistlampen vóór