71
SNELHEIDSBEGRENZER
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de wagensnelheid de door de bestuur-
der ingestelde maximumsnelheid over-
schrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is
bereikt, heeft het dieper intrappen van
het gaspedaal geen effect.
Het inschakelen van de snelheidsbe-
grenzer geschiedt handmatig: de inge-
stelde snelheid dient minimaal 30 km/h
te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbe-
grenzer geschiedt eveneens handmatig
met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zwa-
re punt in te trappen, kan de ingestelde
snelheid tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens gelei-
delijk weer wordt losgelaten en de
wagensnelheid onder de ingestelde
maximumsnelheid komt, wordt de snel-
heidsbegrenzer weer geactiveerd.
De ingestelde maximumsnelheid blijft
na het afzetten van het contact opge-
slagen in het geheugen.
Bij het gebruik van de snelheidsbegren-
zer moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn aan-
dacht op het verkeer blijven vestigen en
zijn verantwoordelijkheid nemen. De bediening van de snelheidsbegren-
zer is ondergebracht in de hendel
A .
1. Knop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer
2. Toets voor het verlagen van de inge-
stelde snelheid
3. Toets voor het verhogen van de in-
gestelde snelheid
4. Toets voor het in-/uitschakelen van
de snelheidsbegrenzing De informatie van de snelheidsbegren-
zer wordt weergegeven op het display
van het instrumentenpaneel.
5. Snelheidsbegrenzing AAN/UIT
6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd
7. Ingestelde snelheid
Stuurkolomschakelaars Weergave op het display