27
MONOCHROOM DISPLAY B
Dit kan de volgende informatie weerge-
ven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur * (knippert tus-sen -3 et 3°C),
- controle op geopende portieren. Het display geeft schematisch aan of
een portier geopend is,
- waarschuwingen (bijv.: "storing laden accu") of berichten (bijv.:
"brandstofniveau laag") die tijdelijk
worden weergegeven, kunnen wor-
den gewist door op knop 1 of 2 te
drukken,
- de boordcomputer. Instellen van de gegevens
Druk knop
1 in en houd deze gedurende
2 seconden ingedrukt. Het eerste gege-
ven knippert en kan worden veranderd.
Hierna kunnen door het indrukken van
knop 1 achereenvolgens de verschil-
lende gegevens geselecteerd worden:
- taal,
- snelheidseenheden (km of mijl),
- temperatuureenheden (graden Cel- sius of Fahrenheit),
- tijdsaanduiding (in 12 of 24 uur),
- uren,
- minuten,
- jaar,
- maand,
- dag.
Door het indrukken van knop 2 kan het
geselecteerde gegeven worden gewij-
zigd. Houd de knop ingedrukt om de ge-
gevens in een hoger tempo in te stellen.
Als de knop gedurende 7 seconden niet
wordt ingedrukt, geeft het display het
oorspronkelijke scherm weer en zijn de
wijzigingen opgeslagen.
Opmerking : Door knop 2 kort in te
drukken wordt de buitentemperatuur
gedurende enkele seconden weerge-
geven.
Als de buitentemperatuur tussen -3° et
3°C ligt, wordt de temperatuur weerge-
geven in plaats van de tijd.
* Uitsluitend met automatische aircon- ditioning.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
28
DISPLAY B
BOORDCOMPUTER
OP 0 ZETTEN
Druk meer dan 2 seconden op de knop. Actieradius
In deze stand geeft de computer aan
hoeveel kilometer u nog met de res-
terende hoeveelheid brandstof kunt
rijden.
Opmerking: dit getal kan verhoogd
worden door een verandering in de rij-
stijl of van het landschap, die een aan-
zienlijke verlaging van het momentele
verbruik tot gevolg heeft.
Als de actieradius minder dan 30 km
bedraagt, worden drie streepjes weer-
gegeven. Na het tanken wordt de actie-
radius weer weergegeven zodra deze
meer dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
wanneer er tijdens het rijden horizonta-
le streepjes in plaats van cijfers op het
display verschijnen.
Als de knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar meermaals
wordt ingedrukt, worden achtereenvol-
gens aangegeven:
- de actieradius,
- de afgelegde afstand,
- het gemiddelde verbruik,
- het momentele verbruik,
- de gemiddelde snelheid. Gemiddeld verbruik
Dit is het gemiddelde brandstofver-
bruik sinds de laatse nulstelling van de
boordcomputer.
Momenteel verbruik
Dit is het gemiddelde brandstofverbruik
dat geregistreerd is tijdens de laatste
seconden.
Deze informatie verschijnt alleen als
er met een snelheid van meer dan
30 km/h wordt gereden. Afgelegde afstand
In deze stand geeft de boordcomputer
de afgelegde afstand sinds de laatste
nulstelling aan.
Gemiddelde snelheid
Dit is de gemiddelde snelheid sinds de
laatste nulstelling van de boordcompu-
ter (contact aan).
34
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
1. Automatisch programma “comfort”
Automatische werking
2. Temperatuurregeling
De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald com-
fortniveau en niet op de temperatuur in
graden Celsius of Fahrenheit.
3. Automatisch programma “zicht”
In sommige gevallen kan het automati-
sche programma “comfort” niet toerei-
kend blijken om de voorruit en zijruiten
snel condens- en ijsvrij te maken (vocht,
veel inzittenden, vorst...).
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de ven-
tilatie geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht uit-
sluitend naar de voorruit, de zijruiten en
de beenruimte van de passagiers ver-
deeld.
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Druk op de toets “AUTO” .
Het symbool “AUTO” wordt
weergegeven.
Druk op de pijltjestoetsen
1 (omhoog en omlaag) om
deze waarde te wijzigen.
Kies dan het automatisch
programma “zicht”.
Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling en
de luchtrecirculatie automatisch en op-
timaal aan de hand van de door u inge-
stelde waarde. Het systeem regelt automatisch de air-
conditioning en de luchtopbrengst en
zorgt voor een optimale luchttoevoer
naar de voorruit en zijruiten.
Druk nogmaals op de toets “AUTO”
om dit programma af te sluiten.
Instelling op een waarde van ongeveer
21 biedt een optimaal comfort. Desge-
wenst kunt u een andere waarde instel-
len, die gebruikelijk tussen 18 en 24 ligt.
Als de temperatuur in de auto bij het in-
stappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin
om voor een optimale temperatuur de
ingestelde waarde te wijzigen. Het sy-
steem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
i
4545
Stuurslot
Ontgrendel het stuurwiel door vóór het
starten het stuurwiel iets te draaien ter-
wijl u gelijktijdig de contactsleutel om-
draait.
Trap het koppelingspedaal in tijdens het
starten om het aanslaan te vergemak-
kelijken. ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo
het starten van de motor bij een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht
d i e o v e r e e n s p e c i fi e k e c o d e b e s c h i k t .
Bij het aanzetten van het contact moet
de code van de sleutel worden herkend
door de startblokkering, waarna de mo-
tor gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem zal, als
het contact wordt aangezet (2e stand
van de sleutel), het verklikkerlampje
van de schakelaar centrale vergrende-
ling op de middenconsole snel gaan
knipperen.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
PEUGEOT-netwerk.
Sleutel in contact-/stuurslot
Als de sleutel in het contact-/stuur-
slot wordt gelaten, klinkt een ge-
luidssignaal bij het openen van het
bestuurdersportier.
Lokaliseren van de auto
Om de eerder vergrendelde auto te lo-
kaliseren op een parkeerplaats:
Druk op de knop A , de plafonniers
gaan branden en de knipperlich-
ten knipperen gedurende enkele
seconden. Batterij van afstandsbediening
vervangen
Type batterij: CR2016 / 3 V.
Er verschijnt een melding op het display
B als de batterij van de afstandsbedie-
ning leeg is.
Draai de schroef los en wip het huis met
een muntstuk bij het oog los om de bat-
terij te vervangen.
Als de afstandsbediening na het ver-
vangen van de batterij niet werkt, moet
deze opnieuw gesynchroniseerd wor-
den.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Zet het contact uit.
Zet het contact weer aan.
Druk direct gedurende enkele se-
conden op de knop A .
Zet het contact uit en verwijder
de sleutel uit het contactslot. De
af-standsbediening werkt nu weer.
i
4545
Stuurslot
Ontgrendel het stuurwiel door vóór het
starten het stuurwiel iets te draaien ter-
wijl u gelijktijdig de contactsleutel om-
draait.
Trap het koppelingspedaal in tijdens het
starten om het aanslaan te vergemak-
kelijken. ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo
het starten van de motor bij een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht
d i e o v e r e e n s p e c i fi e k e c o d e b e s c h i k t .
Bij het aanzetten van het contact moet
de code van de sleutel worden herkend
door de startblokkering, waarna de mo-
tor gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem zal, als
het contact wordt aangezet (2e stand
van de sleutel), het verklikkerlampje
van de schakelaar centrale vergrende-
ling op de middenconsole snel gaan
knipperen.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
PEUGEOT-netwerk.
Sleutel in contact-/stuurslot
Als de sleutel in het contact-/stuur-
slot wordt gelaten, klinkt een ge-
luidssignaal bij het openen van het
bestuurdersportier.
Lokaliseren van de auto
Om de eerder vergrendelde auto te lo-
kaliseren op een parkeerplaats:
Druk op de knop A , de plafonniers
gaan branden en de knipperlich-
ten knipperen gedurende enkele
seconden. Batterij van afstandsbediening
vervangen
Type batterij: CR2016 / 3 V.
Er verschijnt een melding op het display
B als de batterij van de afstandsbedie-
ning leeg is.
Draai de schroef los en wip het huis met
een muntstuk bij het oog los om de bat-
terij te vervangen.
Als de afstandsbediening na het ver-
vangen van de batterij niet werkt, moet
deze opnieuw gesynchroniseerd wor-
den.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Zet het contact uit.
Zet het contact weer aan.
Druk direct gedurende enkele se-
conden op de knop A .
Zet het contact uit en verwijder
de sleutel uit het contactslot. De
af-standsbediening werkt nu weer.
54
AUTOMATISCH INSCHAKELEN
VAN DE VERLICHTING
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de licht-
sterkte van de omgeving onvoldoende
is of als de ruitenwissers onafgebroken
wissen en worden uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer vol-
doende is of de ruitenwissers worden
uitgeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen en
zullen de lichten niet automatisch
worden ingeschakeld.
Indien nodig
moet u het dimlicht handmatig in-
schakelen.
B i j d e a fl e v e r i n g v a n d e a u t o i s d e z e
functie ingeschakeld.
In- of uitschakelen van de functie:
- zet het contact in de stand acces- soires (1e stand van de sleutel).
- zet de lichtschakelaar in de stand 0 .
- houd het uiteinde van de lichtscha- kelaar meer dan 4 seconden inge-
drukt.
Dek de lichtsensor, die aan de regen-
sensor is gekoppeld en zich in het
midden van de voorruit, achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. Deze
sensor regelt de automatische ver-
lichting. Controle van werking
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie is een
geluidssignaal te horen en verschijnt
een melding op het multifunctionele dis-
play.
Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie klinkt
een geluidssignaal.
Als de bestuurder de verlichting hand-
matig bedient, wordt de functie tijdelijk
uitgeschakeld.
Bij een storing in de lichtsensor
wordt de verlichting ingeschakeld ,
klinkt een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Afhankelijk van de belading van de auto
wordt aanbevolen de koplampen te ver-
stellen.
0. 1 of 2 personen op de voorstoelen.
-. 3 personen.
1. 5personen.
2. 5 personen + maximaal toegestane
belading.
3. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Stand 0: basisinstelling.
i
56
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werkt de ruitenwisser
automatisch en wordt de snelheid van
de wissers aan de hoeveelheid neer-
slag aangepast .
Controle van werking
Inschakelen
Bij het inschakelen van de automatische
ruitenwissers verschijnt een melding op
het multifunctionele display.
In het geval van een storing wordt de
bestuurder gewaarschuwd met een ge-
luidssignaal.
Als de schakelaar in de stand AUTO
staat, werken de ruitenwissers dan in
de intervalstand.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om
het systeem te laten controleren.
Dek de regensensor, op de voorruit
achter de binnenspiegel, niet af.
Zet het contact uit als de auto gewas-
sen wordt in een wasstraat of zorg er-
voor dat de schakelaar niet in de stand
AUTO staat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de voor-
ruit ontdooid is.
Ruitensproeiers voor
Trek de hendel naar u toe: de ruiten-
sproeiers treden in werking en na enige
tijd worden ook de ruitenwissers inge-
schakeld. Ruitenwisser achter
Draai de ring
A in de eerste stand voor
de intervalschakeling.
Nadat het contact is afgezet en weer
is aangezet, dient de schakelaar op-
nieuw te worden geactiveerd . Zet
daarvoor de schakelaar eerst in een wil-
lekeurige stand en zet hem vervolgens
in de gewenste stand.
Automatische werking ruitenwisser
achter
Als de ruitenwissers vóór zijn inge-
schakeld en u de achteruitversnelling
in-schakelt, wordt de ruitenwisser ach-
ter ingeschakeld in de intervalstand.
Ruitensproeier achter
Draai de ring A voorbij de eerste stand,
zodat de ruitensproeier in werking treedt
en vervolgens de ruitenwisser enige tijd
wordt ingeschakeld. Raadpleeg bij gebruik van een
fi e t s e n d r a g e r h e t P E U G E O T -
netwerk om deze functie te laten
uitschakelen of gebruik een spe-
ciale, door PEUGEOT gehomolo-
g e e r d e fi e t s e n d r a g e r . PLAFONNIERS
Via de plafonniers kunt u de interieur-
verlichting instellen en inschakelen.
Plafonnier vóór (knop A)
- als de auto wordt ontgrendeld,
- als een portier wordt geopend,
- als het contact wordt afgezet.
De plafonnier gaat uit als de auto wordt
vergrendeld.
De plafonnier knippert als tijdens het rij-
den een portier niet goed is gesloten.
Permanent uit.
Brandt constant als het contact
aan is of in de stand accessoi-
res staat.
In deze stand gaat de plafon-
nier ongeveer 30 seconden
branden:
i
56
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werkt de ruitenwisser
automatisch en wordt de snelheid van
de wissers aan de hoeveelheid neer-
slag aangepast .
Controle van werking
Inschakelen
Bij het inschakelen van de automatische
ruitenwissers verschijnt een melding op
het multifunctionele display.
In het geval van een storing wordt de
bestuurder gewaarschuwd met een ge-
luidssignaal.
Als de schakelaar in de stand AUTO
staat, werken de ruitenwissers dan in
de intervalstand.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om
het systeem te laten controleren.
Dek de regensensor, op de voorruit
achter de binnenspiegel, niet af.
Zet het contact uit als de auto gewas-
sen wordt in een wasstraat of zorg er-
voor dat de schakelaar niet in de stand
AUTO staat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van het automatisch wissen tot de voor-
ruit ontdooid is.
Ruitensproeiers voor
Trek de hendel naar u toe: de ruiten-
sproeiers treden in werking en na enige
tijd worden ook de ruitenwissers inge-
schakeld. Ruitenwisser achter
Draai de ring
A in de eerste stand voor
de intervalschakeling.
Nadat het contact is afgezet en weer
is aangezet, dient de schakelaar op-
nieuw te worden geactiveerd . Zet
daarvoor de schakelaar eerst in een wil-
lekeurige stand en zet hem vervolgens
in de gewenste stand.
Automatische werking ruitenwisser
achter
Als de ruitenwissers vóór zijn inge-
schakeld en u de achteruitversnelling
in-schakelt, wordt de ruitenwisser ach-
ter ingeschakeld in de intervalstand.
Ruitensproeier achter
Draai de ring A voorbij de eerste stand,
zodat de ruitensproeier in werking treedt
en vervolgens de ruitenwisser enige tijd
wordt ingeschakeld. Raadpleeg bij gebruik van een
fi e t s e n d r a g e r h e t P E U G E O T -
netwerk om deze functie te laten
uitschakelen of gebruik een spe-
ciale, door PEUGEOT gehomolo-
g e e r d e fi e t s e n d r a g e r . PLAFONNIERS
Via de plafonniers kunt u de interieur-
verlichting instellen en inschakelen.
Plafonnier vóór (knop A)
- als de auto wordt ontgrendeld,
- als een portier wordt geopend,
- als het contact wordt afgezet.
De plafonnier gaat uit als de auto wordt
vergrendeld.
De plafonnier knippert als tijdens het rij-
den een portier niet goed is gesloten.
Permanent uit.
Brandt constant als het contact
aan is of in de stand accessoi-
res staat.
In deze stand gaat de plafon-
nier ongeveer 30 seconden
branden: