WEGWIJS IN UW AUTO133
1
PARKEERSENSOREN VOOR EN ACHTER
(in combinatie met Magic Parking)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De parkeersensoren verschaffen de bestuurder informatie
over de afstand tot obstakels achter en voor de auto (uit-
voeringen met 4 sensoren achter en 4 sensoren voor); de-
ze sensoren zijn altijd vereist voor de werking van het Ma-
gic Parking-systeem. Dit parkeerhulpsysteem signaleert
obstakels die zich buiten het gezichtsveld van de be-
stuurder bevinden. De informatie over de aanwezigheid
van en de afstand tot een obstakel wordt aan de bestuur-
der doorgegeven door middel van een akoestisch signaal,
waarvan de frequentie afhankelijk is van de afstand tot
het obstakel (als de afstand tot het obstakel kleiner wordt,
neemt de frequentie van het akoestische signaal toe).SENSOREN
Het systeem maakt voor het bepalen van de afstand tot
obstakels gebruik van 4 sensoren (indien aanwezig) in
de voorbumper fig. 80 en 4 sensoren in de achterbumper
fig. 81.
fig. 80L0E0059m
fig. 81L0E0250m
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 133
134WEGWIJS IN UW AUTO
Uitvoering met 8 sensoren
Bij de uitvoering met 4 sensoren achter en 4 sensoren voor
wordt het systeem geactiveerd door het inschakelen van
de achteruit of door op de knop fig. 82 te drukken. Als
Magic Parking wordt ingeschakeld, worden de sensoren
achter en voor niet automatisch ingeschakeld in de fase
van het zoeken naar een parkeerplek: in dat geval kunnen
ze worden ingeschakeld door te drukken op de daarvoor
bestemde knop fig. 82 of door het inschakelen van de ach-
teruit bij een snelheid van minder dan circa 15 km/h.
Als u de achteruit uitschakelt, blijven de sensoren voor en
achter actief mits de snelheid lager blijft dan 15 km/h, om
de parkeermanoeuvre volledig te kunnen uitvoeren.
Het systeem kan ook worden ingeschakeld door op de knop
fig. 82 op het middelste schakelaarpaneel te drukken: als het
systeem is ingeschakeld, brandt er een lampje op de knop.
De sensoren worden uitgeschakeld als nogmaals op de
knop fig. 82 wordt gedrukt of als de snelheid toeneemt totmeer dan 15 km/h: als het systeem is uitgeschakeld, is het
lampje op de knop gedoofd.
Als de sensoren zijn ingeschakeld, start het systeem met
de akoestische signalering m.b.v. de zoemers voor of ach-
ter die een onderbroken signaal geven zodra een obsta-
kel wordt waargenomen. De onderbreking tussen de sig-
nalen wordt korter naarmate het obstakel dichterbij komt.
Het signaal klinkt ononderbroken als de afstand tot het
obstakel minder is dan 30 cm. Afhankelijk van de plaats
van het obstakel (voor of achter) worden de geluidssig-
nalen afgegeven door de betreffende zoemer (voor of ach-
ter). Het obstakel dat zich het dichtst bij de auto bevindt,
wordt in ieder geval gesignaleerd.
Het geluidssignaal stopt onmiddellijk als de afstand tot
het obstakel groter wordt. De weergave van de tonen blijft
gelijk als de door de middelste sensoren gemeten afstand
gelijk blijft. Als deze situatie optreedt bij de zij-sensoren,
dan wordt het signaal na 3 seconden onderbroken (om
te voorkomen dat het geluid weergegeven blijft worden als
langs een muur wordt gereden).
fig. 82L0E0249m
De verantwoordelijkheid tijdens het parke-
ren en andere gevaarlijke handelingen ligt
altijd en overal bij de bestuurder. Controleer als
u de auto parkeert of zich geen personen (in het
bijzonder kinderen) of dieren in de buurt van de
auto bevinden. De parkeersensoren moeten als een
hulpmiddel voor de bestuurder beschouwd wor-
den. De bestuurder moet tijdens eventueel gevaar-
lijke parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aan-
dacht behouden, ook als de manoeuvres met lage
snelheid worden uitgevoerd.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 134
WEGWIJS IN UW AUTO135
1
AKOESTISCHE SIGNALEN
De bestuurder wordt geïnformeerd over de aanwezigheid
van en de afstand tot obstakels door middel van ge-
luidssignalen die worden gegeven door 2 zoemers in het
interieur:
❍een zoemer voorin die waarschuwt voor de aanwezig-
heid van obstakels voor de auto en een zoemer achterin die
waarschuwt voor de aanwezigheid van obstakels achter de
auto. Hierdoor krijgt de bestuurder ruimtelijke informa-
tie waar de obstakels zich ongeveer bevinden (voor/achter).
Als de achteruit wordt ingeschakeld, wordt het systeem
automatisch ingeschakeld.
Het geluidssignaal:
❍neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als
de afstand tot het obstakel groter wordt;
❍blijft constant als de gemeten afstand onveranderd blijft,
terwijl, als deze situatie zich voordoet bij de zij-sensoren,
het signaal na 3 seconden onderbroken wordt, om bij-
voorbeeld signalen te voorkomen als u langs een muur rijdt.Voor een juiste werking van het systeem mag
er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sen-
soren zitten. Wees voorzichtig bij het reini-
gen van de sensoren om krassen of beschadigingen
te voorkomen; gebruik geen droge, grove of harde
doek. De sensoren moeten worden gereinigd met
schoon water, waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wastunnels waar gebruik wordt ge-
maakt van stoom of hogedrukreiniging, moeten de
sensoren kort worden gereinigd. Houd hierbij de
spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
Wendt u voor het overspuiten van de bumpers
of het bijwerken van de lak in de buurt van
de sensoren uitsluitend tot het Lancia Ser-
vicenetwerk. Als het bijwerken van de lak niet op de
juiste manier wordt uitgevoerd, kan de werking van
de parkeersensoren in gevaar worden gebracht.
MEETBEREIK VAN DE SENSOREN
Met de sensoren kan het gebied voor (uitvoeringen met
8 sensoren) en achter de auto worden gecontroleerd.
Door hun positie wordt het midden en de zijkant aan de
voor- en achterzijde van de auto gecontroleerd.
Obstakels in het midden worden waargenomen vanaf een
afstand van minder dan 0,9 meter (voor) en 1,30 meter
(achter).
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 135
136WEGWIJS IN UW AUTO
Obstakels aan de zijkant worden waargenomen vanaf een
afstand van minder dan 0,6 meter.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitge-
schakeld als de stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de
trekhaak. De sensoren worden automatisch weer inge-
schakeld als u de aanhangerstekker loskoppelt.
BELANGRIJK Als u de trekhaak permanent gemonteerd
wilt houden als er geen aanhanger wordt getrokken, kan
de trekhaak door de sensoren in het midden als obstakel
worden waargenomen. Wendt u in dat geval tot het Lan-
cia Servicenetwerk om het systeem te laten aanpassen.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het
inschakelen van de achteruit aangegeven door het bran-
den van het symbool
S(bij aanwezigheid van het Magic
Parking-systeem) of het symbool
t(uitvoeringen zon-
der Magic Parking-systeem) op het display. Bovendien ver-
schijnt er een bijbehorende melding of gaat het lampje
èop het instrumentenpaneel branden.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd zeer goed op obsta-
kels die zich boven of onder de sensoren kunnen bevinden.Obstakels die zich dicht bij de voor- of achterkant van
de auto bevinden, worden onder bepaalde omstandighe-
den niet door het systeem gesignaleerd en kunnen dus de
auto beschadigen of zelf beschadigd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goe-
de werking van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensoren en een
minder goede werking van het parkeerhulpsysteem kan
worden veroorzaakt door de aanwezigheid op de sensoren
van: ijs, sneeuw, modder of meerdere laklagen.
❍de sensoren signaleren een niet-bestaand object („echo-
storing”); dit wordt veroorzaakt door mechanische sto-
ringen, bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen (met veel
wind) en hagel.
❍De metingen van de sensoren kunnen beïnvloed wor-
den door ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen van
vrachtwagens of pneumatische hamers) die zich in de na-
bijheid bevinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook
beïnvloed worden door de positie van de sensoren. Bij-
voorbeeld als de stand van de auto wordt gewijzigd (door
slijtage van schokdempers, wielophanging) of door de ban-
den te verwisselen, de auto te zwaar te beladen of door
speciale aanpassingen waardoor de auto verlaagd wordt.
❍Obstakels aan de bovenzijde van de auto kunnen niet
gesignaleerd worden, omdat het systeem obstakels sig-
naleert die de auto aan de onderzijde kunnen raken.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 136
NOODGEVALLEN209
4
ZEKERINGENTABEL – Zekeringenkast dashboard
F12
F12
F13
F13
F31
F32
F33
F34
F35
F36
F37
F38
F39
F40
F417,5
15
7,5
15
5
–
20
20
5
20
7,5
10
10
30
7,538
38
38
38
38
–
38
38
38
38
38
38
38
38
38
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Dimlicht rechts
Dimlicht rechts met Xenon-gasontladingslampen
Dimlicht links, koplampverstelling
Dimlicht links met Xenon-gasontladingslampen
Spoel van relais ventilateur voor airco, body computer
Beschikbaar
Ruitbediening linksachter
Ruitbediening rechtsachter
Achteruitrijlichten, relaisspoelen zekeringenkast
motorruimte, rempedaalschakelaar (contact normaal gesloten),
waterdetectiesensor in brandstoffilter, luchtkwantummeter
Regeleenheid portiervergrendeling, tankklepje, dead lock,
achterklepontgrendeling
Derde remlicht, instrumentenpaneel, regeleenheid adaptieve
verlichting, regeleenheid op gasontladingslamp links
Plafondlampje voor en middenachter (voor bepaalde uitvoeringen/
markten, met elektrisch bediend opendak), zonneklepverlichting aan
bestuurderszijde en passagierszijde, bagageruimteverlichting
en dashboardkastverlichting
Autoradio, radionavigatiesysteem, regeleenheid Blue&Me, sirene
diefstalalarm, alarmsysteem in plafondlampje, regeleenheid
airconditioning, regeleenheid bandenspanningcontrole,
diagnosestekker, plafondlampjes achter
Achterruitverwarming
Verwarming elektrische buitenspiegels, verwarming ruitensproeiers voor
175-214 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:53 Pagina 209
210NOODGEVALLEN
38
38
38
–
38
38
38
38
38
38
38
38F42
F43
F44
F45
F46
F47
F48
F49
F50
F51
F52
F535
30
15
–
20
20
20
5
7,5
5/7,5 (*)
15
7,5
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Regeleenheid remsysteem, gierhoeksensor
Module voor ruitenwissers op de stuurkolomschakelaar, module
voor tweeweg-pomp ruitensproeiers voor/achter
op de stuurkolomschakelaar
Aansteker/stekkerdoos op tunnelconsole, stekkerdoos bagageruimte
Beschikbaar
Motor opendak
Ruitbediening voor bestuurderszijde
Ruitbediening voor passagierszijde
Schakelaarpanelen waarschuwingsknipperlichten, rechts, links
en in het midden op de autoradio/radionavigatiesysteem (verlichting),
bedieningsorganen op het stuurwiel (verlichting), Schakelaarpaneel
op plafondverlichting voor (verlichting), regeleenheid interieurbewaking,
elektrisch bedienbaar opendak (regeleenheid, verlichting schakelaars),
regensensor/schemersensor, elektronisch dimbare binnenspiegel,
inschakeling verwarmingselementen in voorstoelen
Regeleenheid Airbag
Aansteker (verlichting), bediening cruise-control,
convergenceregeleenheid, regeleenheid parkeersensoren,
AQS-sensor, regeleenheid airconditioning, elektrisch verstelbare
buitenspiegels, regeleenheid bandenspanningcontrole, regeleenheid
rijstrookbewaking, regeleenheid op gasontladingslamp rechts (*)
Module voor achterruitwisser op de stuurkolomschakelaar
Instrumentenpaneel, richtingaanwijzers achter
175-214 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:53 Pagina 210
INDEX269
7
Parkeerhulp (Magic Parking) ..... 123
Parkeersensoren .......................... 120
– Magic Parking (Parkeerhulp) . 123
Parkeren ..................................... 168
Portieren ..................................... 82
– kinderveiligheidsslot............... 84
– noodportiervergrendeling
achter .................................... 85
Portiervergrendeling.................... 82
Prestaties .................................... 257
Radiozendapparatuur
en mobiele telefoons .................. 138
Reactive Suspension System ........ 104
Regensensor ................................ 65
Remmen...................................... 250
Richtingaanwijzers
– bediening ............................... 62
– gloeilampen vervangen ...........198
Rijstrookbewaking
(Driving Advisor)...................... 105
Roetfilter (DPF) .......................... 141
Rubber slangen........................... 236Ruitbediening.............................. 85
Ruiten (reinigen) ......................... 241
Ruitensproeiers............................ 63
Ruitenwissers
– bediening............................... 63
– ruitensproeiers....................... 238
– wisserblad .............................. 237
SBR-systeem.............................. 145
Sensor automatische koplampen
(schemersensor)........................ 61
Slepen van de auto ...................... 214
Sleutels....................................... 38
Sneeuwkettingen ......................... 174
Snelheid (maximum)................... 257
Spiegels ...................................... 49
Sport (functie)............................. 102
Start-/contactslot ........................ 44
Startblokkering Lancia CODE ..... 37
Starten en rijden.......................... 165
Stekkerdoos................................. 78
Stuurinrichting............................ 252
Stuurslot..................................... 44 Montagevoorbereiding
voor Isofix-kinderzitje............... 155
Motor- en carrosseriecodes........... 246
Motor starten............................... 166
Motor
– identificatiecode..................... 224
– technische specificaties ...........247
Motorkap .................................... 97
Motorruimte (reinigen)................ 241
MSR-systeem.............................. 112
Niveaus controleren .................... 223
Noodgevallen.............................. 175
Onderhoud en zorg ..................... 215
– geprogrammeerd onderhoud .. 216
– Onderhoudsschema................ 217
– periodieke controles ............... 221
– zwaar gebruik van de auto ..... 221
Opbergvak.................................. 74
Opendak..................................... 79
Opkrikken van de auto ................ 213
267-274 Delta NL 3ed Allin. 4ed 21-04-2010 15:29 Pagina 269