66WEGWIJS IN UW AUTO
Uitschakelen
Draai de contactsleutel in stand STOP.
Als de motor daarna wordt gestart (sleutel in stand MAR),
schakelt de regensensor niet weer in, ook niet als de hen-
del in stand B-fig. 29 is blijven staan. Voor het inschake-
len van de regensensor moet de hendel in stand A of C
worden gezet en daarna in stand B.
Als de regensensor op deze wijze opnieuw wordt inge-
schakeld, maken de ruitenwissers ten minste 1 slag, ook
bij een droge ruit.CRUISE-CONTROL
(snelheidsregelaar)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij
een snelheid boven 30 km/h) op lange, rechte en droge
trajecten en bij weinig verandering in de rij-omstandig-
heden (bijv. snelwegen), met een constante en vooraf in-
gestelde snelheid blijft rijden zonder het gaspedaal te hoe-
ven bedienen.
Het gebruik van dit systeem biedt geen voordelen in druk
verkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai de draaiknop A-fig. 31 in stand ON.
Het systeem kan alleen worden ingeschakeld in de 4e ver-
snelling of hoger.
Schakel de regensensor niet in als de auto in
een wastunnel wordt gereinigd.
Controleer als er ijs op de voorruit zit, of de
regensensor is uitgeschakeld.
Voor het reinigen van de voorruit moet altijd
worden gecontroleerd of het systeem is uit-
geschakeld.
fig. 31L0E0022m
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 66
WEGWIJS IN UW AUTO105
1
Bij de uitvoering 1.4 Turbo Jet 150pk wordt door het in-
drukken van de SPORT-knop ook de turbodruk verhoogd
(overboost); het motormanagement verhoogt tijdelijk in
relatie tot de stand van het gaspedaal de maximale tur-
bodruk, waardoor een hoger motorkoppel geleverd wordt
dan onder normale omstandigheden.
Deze functie is zeer nuttig als tijdelijk maximale presta-
ties vereist zijn (bijv. tijdens het inhalen).
BELANGRIJK Als u tijdens het accelereren de SPORT-
functie gebruikt, kunt u stoten in het stuurwiel voelen, die
kenmerkend zijn voor een sportieve instelling.
BELANGRIJK Als u de SPORT-knop indrukt, wordt de
functie na ongeveer 5 seconden ingeschakeld.
Storing in het systeem
De bestuurder wordt geattendeerd op een eventuele sto-
ring in het systeem, doordat er op het instelbare multi-
functionele display van het instrumentenpaneel een bij-
behorende melding verschijnt en het gele symbool
igaat
branden.
Wendt u in dat geval tot het Lancia Servicenetwerk.
DRIVING ADVISOR (Waarschuwing
bij verlaten van rijstrook)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De Driving Advisor is een systeem dat de bestuurder
waarschuwt als de auto door onoplettendheid de rij-
strook dreigt te verlaten.Een videosensor op de voor-
ruit nabij de binnenspiegel registreert de stand van de au-
to ten opzichte van de rijstrookbelijning.
BELANGRIJK Wanneer de voorruit moet worden ver-
vangen van auto’s met een Driving Advisor, wendt u dan
tot het Lancia Servicenetwerk. Als u de voorruit laat ver-
vangen door een gespecialiseerd bedrijf, dient u zich in ie-
der geval tot het Lancia Servicenetwerk te wenden om
de videosensor te laten kalibreren.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 105
WEGWIJS IN UW AUTO117
1
BELANGRIJK De benodigde stuurkracht kan toenemen
bij langdurige parkeermanoeuvres; dit is een normaal ver-
schijnsel om oververhitting van de motor voor de stuur-
bekrachtiging te voorkomen. In deze situatie zijn er geen
reparaties vereist. Als u de auto een volgende keer weer
gebruikt, zal de stuurbekrachtiging weer normaal werken.TPMS-SYSTEEM
(Tyre Pressure Monitoring System)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto kan zijn uitgerust met een controlesysteem voor
de bandenspanning TPMS (Tyre Pressure Monitoring Sys-
tem). Dit systeem bestaat uit een sensor die op radiogol-
ven werkt, in de velg van elk wiel. Deze sensor stuurt in-
formatie over de spanning van iedere band naar de
regeleenheid.
AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK
VAN HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgeslagen en worden dus
niet aangegeven als de motor wordt uitgezet en vervolgens
weer wordt gestart. Als de storingen blijven bestaan, stuurt
de regeleenheid de betreffende meldingen pas naar het in-
strumentenpaneel als de auto een korte tijd rijdt.
Zet altijd de motor uit en verwijder de con-
tactsleutel uit het contactslot, waardoor het
stuurwiel wordt vergrendeld, voordat er on-
derhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd, voor-
al als de auto met de wielen los van de grond staat.
Als dit niet mogelijk is (als de sleutel in stand MAR
moet staan of de motor moet draaien), moet de
hoofdzekering van de elektrische stuurbekrachti-
ging worden verwijderd.
Het TPMS is niet in staat om te waarschu-
wen voor een plotselinge vermindering van de
bandenspanning (bijvoorbeeld bij een klap-
band). Zet in dat geval de auto stil door voorzich-
tig te remmen en maak daarbij geen plotselinge
stuurbewegingen.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 117
118WEGWIJS IN UW AUTO
Het vervangen van de normale banden door
winterbanden en omgekeerd, vereist ook een
aanpassing van het TPMS, die uitsluitend
door het Lancia Servicenetwerk mag worden uitge-
voerd.
Het TPMS vereist het gebruik van speciale
apparatuur. Raadpleeg het Lancia Service-
netwerk over de accessoires die geschikt zijn
voor het systeem (wielen, wieldeksels enz.). Het ge-
bruik van andere accessoires kan de normale wer-
king van het systeem verhinderen.
De bandenspanning kan variëren afhanke-
lijk van de buitentemperatuur. Het TPMS
kan tijdelijk een te lage bandenspanning sig-
naleren. Controleer in dat geval de bandenspanning
bij koude banden en herstel, indien nodig, de juis-
te spanning.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moet
bij het demonteren van een band, ook het rub-
ber van het ventiel vervangen worden. Wendt
u tot het Lancia Servicenetwerk.
Als de auto is uitgerust met het TPMS, moe-
ten bij het monteren/demonteren van de ban-
den en/of velgen speciale voorzorgsmaatre-
gelen in acht worden genomen. Om te voorkomen dat
de sensoren beschadigen of verkeerd gemonteerd
worden, mogen de banden en/of de velgen uitslui-
tend door gespecialiseerd personeel vervangen wor-
den. Wendt u tot het Lancia Servicenetwerk.
Sterke straling op een radiofrequentie kan het
TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt aan de
bestuurder aangegeven door het brandende
lampje
nof het symbool op het instrumentenpaneel
en het verschijnen van een melding op het display.
Deze melding verdwijnt automatisch zodra de sto-
ring het systeem niet meer ontregelt.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 118
WEGWIJS IN UW AUTO119
1
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
Het beschadigde wiel
repareren
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
–
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
––
NEE
NEE
JA
JA
JAJA
JA
JA
NEE
NEE
NEE
(*) Velgmaten die als alternatief staan vermeld in het instructieboekje en die zijn gekozen uit het Lancia Lineaccessori-programma.
(**) Niet kruiselings (de banden moeten aan dezelfde zijde van de auto blijven).
Zie voor het juiste gebruik van het systeem als de velgen/banden vervangen worden, de volgende tabel:
Handeling Aanwezigheid sensor Signalering Uitgevoerd door het
storing Lancia
Servicenetwerk
–
Een wiel vervangen
door het reservewiel
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door andere
met afwijkende afmetingen (*)
Wielen omwisselen
(voor/achter) (**)
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 119
120WEGWIJS IN UW AUTO
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 75
en attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssig-
naal op de aanwezigheid van obstakels achter de auto.
IN-/UITSCHAKELING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de ach-
teruit wordt ingeschakeld. Als de afstand tot het obsta-
kel achter de auto kleiner wordt, neemt de frequentie van
het geluidssignaal toe.
fig. 75L0E0059m
AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als u de achteruit inschakelt en er een obstakel achter de
auto aanwezig is, klinkt er een akoestisch signaal waar-
van de frequentie afhankelijk is van de afstand van het
obstakel tot de achterbumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
❍neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk
als de afstand tot het obstakel groter wordt;
❍blijft constant als de afstand tot het obstakel constant
blijft.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 120
WEGWIJS IN UW AUTO121
1
Meetbereik
Meetbereik in het midden: 140 cm
Meetbereik aan de zijkanten: 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan re-
ageren zij alleen op die obstakels die zich het dichtst bij
de auto bevinden.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het
inschakelen van de achteruit aangegeven door het bran-
den van het lampje
èop het instrumentenpaneel. Op het
multifunctionele display verschijnt ook de bijbehorende
melding.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitge-
schakeld als de stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de
trekhaak.
De sensoren worden automatisch opnieuw ingeschakeld
als u de aanhangerstekker loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem mag
er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sen-
soren zitten. Wees voorzichtig bij het reini-
gen van de sensoren om krassen of beschadigingen
te voorkomen; gebruik geen droge, grove of harde
doek. De sensoren moeten worden gereinigd met
schoon water, waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wastunnels waar gebruik wordt ge-
maakt van stoom of hogedrukreiniging, moeten de
sensoren kort worden gereinigd. Houd hierbij de
spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
ALGEMENE OPMERKINGEN
❍Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen ob-
stakels op of onder het sensorsysteem bevinden.
❍Obstakels die zich dicht bij de auto bevinden, worden
onder bepaalde omstandigheden niet door het systeem
gesignaleerd en kunnen dus de auto beschadigen of zelf
beschadigd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goe-
de werking van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensor en een
vermindering van de prestaties van het parkeerhulp-
systeem kunnen veroorzaakt worden door de aanwe-
zigheid op de sensor van: ijs, sneeuw, modder, meer-
dere laklagen.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 121
122WEGWIJS IN UW AUTO
❍De sensor signaleert een niet bestaand object („echo-
storing”); dit wordt veroorzaakt door mechanische sto-
ringen, bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen (met
veel wind) en hagel.
❍De metingen van de sensor kunnen beïnvloed wor-
den/zijn door ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneumatische hamers)
die zich in de nabijheid bevinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook
beïnvloed worden door de positie van de sensoren. Bij-
voorbeeld als de stand van de auto wordt gewijzigd (door
slijtage van schokdempers, wielophanging) of door de
banden te verwisselen, de auto te zwaar te beladen of
door speciale aanpassingen waardoor de auto verlaagd
wordt.De verantwoordelijkheid tijdens het parke-
ren en andere gevaarlijke handelingen ligt al-
tijd en overal bij de bestuurder. Controleer
als u de auto parkeert of zich geen personen (in het
bijzonder kinderen) of dieren in de buurt van de au-
to bevinden. De parkeersensoren moeten als een
hulpmiddel voor de bestuurder beschouwd worden.
De bestuurder moet tijdens eventueel gevaarlijke
parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht
behouden, ook als de manoeuvres met lage snelheid
worden uitgevoerd.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 122