WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (in/cm) Meer dan 200 cm 79-39 in (200-100 cm)39-25 in
(100-65 cm) 25-12 in
(65-30 cm) Minder dan 12 in
(30 cm)
Afstand voor (in/cm) Meer dan 120 cm 47-39 in (120-100 cm)39-25 in
(100-65 cm) 25-12 in
(65-30 cm) Minder dan 12 in
(30 cm)
Hoorbare waarschu- wing (klokgeluid) Geen Enkele toon
secondeSlow (Vertraagd) Snel Continu
Displaybericht Parkeerhulp aan Waarschuwing voor- werp gedetecteerdWaarschuwing voor-
werp gedetecteerd Waarschuwing voor-
werp gedetecteerd Waarschuwing voorwerp
gedetecteerd
Boogjes Geen 3 brandend (continu)3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam knipperend
Dempen radiogeluid Nee Ja Ja Ja Ja
OPMERKING:
ParkSense zet het geluid van de radio,
wanneer deze aan staat, zachter wanneer
het systeem een geluidssignaal produceert.
ParkSense in- en uitschakelenParkSense kan worden in- en uitgeschakeld
met een knop die zich in het schakelpaneel van
het dashboard bevindt, of via de door de klant
te programmeren functies van de EVIC. De
beschikbare keuzes zijn: OFF (uit), Sound Only
(alleen geluid) of Sound and Display (geluid en
display). Voor meer informatie raadpleegt u
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Persoonlijke Instellingen (door de klant
te programmeren functies) in De functies op
uw dashboard .
Wanneer de ParkSense schake-
laar wordt ingedrukt om het sys-
teem uit te schakelen, geven de
instrumenten gedurende ongeveer
vijf seconden het bericht PARK
ASSIST OFF (Parkeerhulp uitge-
schakeld) weer. Voor meer informatie raad-
pleegt u het Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC) in De functies op uw dashboard
. Wanneer de schakelhendel, met
uitgeschakelde parkeerhulp, in de stand RE-
VERSE (achteruit) of DRIVE (rijden) wordt gezet
(bij een snelheid van 18 km/h of lager), zal het
EVIC het bericht “PARK ASSIST OFF” (Parkeer-
hulp uitgeschakeld) weergeven zolang het
voertuig in de achteruitversnelling staat, of ge-
durende vijf seconden wanneer het voertuig in
de rijstand staat.
De LED van de parkeerhulp brandt wanneer de
parkeerhulp uitgeschakeld of defect is. De LED
van de schakelaar van de parkeerhulp brandt
niet als het systeem is ingeschakeld.
146
•Wanneer u de ParkSense parkeerhulp
uitschakelt, toont de instrumentengroep
de melding PARK ASSIST OFF (parkeer-
hulp uitgeschakeld). ParkSense blijft uit-
geschakeld, ook wanneer u de contact-
schakelaar aanzet, totdat u de
parkeerhulp opnieuw inschakelt.
• Wanneer u, met uitgeschakelde Park-
Sense , de schakelhendel in stand RE-
VERSE (achteruit) of DRIVE (rijden) zet,
zal de instrumentengroep de melding
“PARK ASSIST OFF” (parkeerhulp uitge-
schakeld) weergeven zolang het voertuig
in REVERSE staat of in DRIVE en langza-
mer rijdt dan 18 km/h.
• Als de parkeerhulp ingeschakeld is wordt
de radio gedempt wanneer er een geluids-
signaal klinkt.
• Reinig alle sensors van de parkeerhulp
regelmatig, maar let daarbij op dat u geen
krassen of schade toebrengt. De sensors
mogen niet bedekt raken met ijs, sneeuw,
modder, vuil of afval. Verontreiniging van
de sensors kan leiden tot een slechte
systeemwerking. Mogelijk zal de Park-
Sense parkeerhulp hierdoor obstakels voor of achter de bumper niet waarne-
men, of het systeem kan een foutieve
melding geven van een voorwerp voor of
achter de bumper.
• Voorwerpen zoals fietsendragers, trekha-
ken, etc. mogen tijdens het rijden niet
binnen 30 cm van het achterpaneel/de
achterbumper geplaatst zijn. Als dit wel
het geval is, zal het systeem een nabijge-
legen voorwerp mogelijk interpreteren als
sensorprobleem en de melding SERVICE
PARK ASSIST SYSTEM (parkeerhulpsys-
teem laten nakijken) tonen in het instru-
mentenpaneel.
LET OP!
• De parkeerhulp is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is niet in
staat ieder voorwerp, inclusief kleine obsta-
kels, waar te nemen. Stoepranden kunnen
tijdelijk of helemaal niet worden gedetec-
teerd. Op kleine afstanden worden obsta-
kels boven of onder de sensors niet gede-
tecteerd.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
• Bij gebruik van ParkSense moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetecteerd.
Het is raadzaam om tijdens het achteruit-
rijden over uw schouder te kijken, ook
wanneer u gebruik maakt van ParkSense .
WAARSCHUWING!
• Bestuurders moeten altijd voorzichtig ach-
teruit rijden, ook wanneer gebruik gemaakt
wordt van de ParkSense parkeerhulp.
Controleer het gebied achter de auto altijd
zorgvuldig, kijk naar achteren en wees be-
dacht op voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen, obstakels en dode hoeken. U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en dient
uw aandacht voortdurend bij de omgeving
te houden. Anders bestaat er een risico op
ernstig of dodelijk letsel.
(Vervolgd)
148
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Het wordt sterk aanbevolen om, voordat u
de ParkSense parkeerhulp gaat gebrui-
ken, de trekhaak van de auto te verwijde-
ren als de auto niet voor trekken wordt
gebruikt. Als u dit niet doet, kan persoonlijk
letsel of schade aan voertuigen ontstaan
doordat de trekhaak zich veel dichter bij het
obstakel bevindt dan de achterbumper als
het waarschuwingsdisplay de knipperende
boog laat zien en de aanhoudende toon
laat horen. Afhankelijk van de afmetingen
en vorm van de trekhaak is het ook moge-
lijk dat de sensors de trekhaak detecteren
en abusievelijk aangeven dat er een obsta-
kel achter de auto aanwezig is.ACHTERUITRIJCAMERA
(PARKVIEW ) — INDIEN AANWEZIG
Uw auto is mogelijk voorzien van een Park-
View achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het
gebied achter de auto op het scherm zien
wanneer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE (achteruit) wordt gezet. Het beeld wordt
weergegeven op het navigatie-/multimedia-
radioscherm samen met de waarschuwing
check entire surroundings (let op de gehele
omgeving) aan de bovenkant van het scherm.
Na vijf seconden verdwijnt deze opmerking. De
ParkView camera bevindt zich aan de achter-
zijde van het voertuig boven de kentekenplaat.
Als u uit de achteruitversnelling schakelt, wordt
de achteruitrijcamera uitgeschakeld en ver-
schijnt het navigatie- of audioscherm. Indien getoond, geven statische rasterlijnen de
breedte van het voertuig aan, terwijl een onder-
broken centerlijn de middellijn van het voertuig
aangeeft. Deze lijnen kunnen bijv. van dienst
zijn bij het uitlijnen van het voertuig voor een
aanhanger. De statische rasterlijnen geven ver-
schillende zones aan waarmee u de afstand tot
de achterzijde van het voertuig kunt inschatten.
De onderstaande tabel geeft bij benadering de
afstanden weer voor elk van deze zones:
Zone Afstand tot de achterzijde van het voertuig
Rood 0 - 30 cm
Geel 30 c m-1m
Groen 1 m of meer
149
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten voorzichtig achteruit rij-
den, ook al wordt er gebruik gemaakt van de
achteruitrijcamera. Kijk altijd goed vóór of
achter uw auto, controleer of zich daar geen
voetgangers, dieren, andere voertuigen of ob-
stakels bevinden en let op dode hoeken voor-
dat u voor- of achteruitrijdt. U bent verant-
woordelijk voor de veiligheid van uw
omgeving en moet blijven opletten als u ach-
teruitrijdt. Anders bestaat er een risico op
ernstig of dodelijk letsel.LET OP!
•Om schade aan het voertuig te voorkomen
mag de achteruitrijcamera alleen worden
gebruikt als parkeerhulp. De achteruitrijca-
mera kan niet elk obstakel of voorwerp
detecteren.
• Om schade aan het voertuig te voorkomen
moet u langzaam rijden bij gebruik van de
achteruitrijcamera, zodat u tijdig kunt stop-
pen als u een obstakel ziet. Het wordt de
bestuurder aanbevolen om regelmatig over
zijn/haar schouder te kijken bij het gebruik
van de achteruitrijcamera.
OPMERKING:
Wanneer de cameralens bedekt is met
sneeuw, ijs, modder of ander vuil, moet de
lens worden gereinigd, met water worden
gespoeld en met een zachte doek worden
gedroogd. De lens niet afdekken.ParkView aan of uit zetten —
met navigatie-/multimedia-radio
1. Druk op de harde toets menu .
2. Selecteer de soft-toets system set up (sys-
teeminstellingen).
3. Druk op de soft-toets camera setup .
4. Schakel de functie achteruitrijcamera in of
uit door de soft-toets enable rear camera in
reverse (camera inschakelen bij achteruit rij-
den) te selecteren.
5. Druk op de soft-toets save .
ParkView aan of uit zetten —
zonder navigatie-/multimedia-radio
1. Druk op de harde toets menu .
2. Selecteer de soft-toets system set up (sys-
teeminstellingen).
3. Schakel de functie achteruitrijcamera in of
uit door de soft-toets enable rear camera in
reverse (camera inschakelen bij achteruit rij-
den) te selecteren.
150
OPMERKING:
•Om geluidsoverlast te voorkomen wan-
neer de dwarsdragers niet gebruikt wor-
den, kunt u de voorste en achterste
dwarsdragers op ongeveer 61 cm afstand
van elkaar bevestigen. Optimale geluids-
reductie bereikt u dan door de voorste
dwarsdrager met stappen van 2,5 cm naar
voren of naar achteren af te stellen.
• Als de achterste dwarsdrager (of een an-
der metalen voorwerp) wordt geplaatst
boven de antenne van de satellietradio
(indien aanwezig), kan dit storingen ver-
oorzaken in de satellietradio-ontvangst.
Om verzekerd te blijven van een optimale
ontvangst van de satellietradio, dient u
plaatsing van de achterste dwarsdrager
boven de satellietantenne te voorkomen.
• De handgrepen aan de achterzijde van de
wagen (indien aanwezig) mogen niet wor-
den gebruikt voor slepen.LET OP!
• Om schade aan het dak van de auto te
voorkomen, mag u nooit bagage op uw
daktransportsysteem vervoeren zonder dat
de dwarsdragers zijn aangebracht. De ba-
gage moet op de dwarsdragers worden
gezet en hieraan worden bevestigd, niet
rechtstreeks op het dak zelf. Als u toch
bagage op het dak moet vervoeren, ge-
bruik dan een deken tussen de bagage en
het autodak.
• Om schade aan de auto en het daktrans-
portsysteem te voorkomen mag de maxi-
male dakbelasting van 68 kg niet worden
overschreden. Verdeel zware lading altijd
zo gelijkmatig mogelijk en bind alles stevig
vast.
• Lange objecten die voorbij de voorruit ste-
ken, zoals houten panelen of surfplanken,
moet u zowel aan de voorzijde als aan de
achterzijde van de auto vastmaken.
(Vervolgd)LET OP!(Vervolgd)
• Rijd met gereduceerde snelheid en neem
bochten voorzichtig als u een grote of
zware lading op het dak hebt bevestigd.
Windstoten, die door passerend vrachtver-
keer of op natuurlijke wijze worden veroor-
zaakt, kunnen plotselinge opwaartse
krachten uitoefenen op de lading. Dit geldt
vooral bij grote en platte objecten. Hierdoor
kan schade aan de lading of aan de auto
worden toegebracht.
WAARSCHUWING!
Bind de lading stevig vast voordat u met uw
auto gaat rijden. Onzorgvuldig vastgebonden
lading kan van de auto afvliegen, vooral bij
hoge snelheden, waardoor letsel en materiële
schade kan ontstaan. Volg de opmerkingen
voor daktransportsysteem op wanneer u la-
ding op het dak vervoert.
165
•Bandenspanning ........................ 190
• Display sleutelloze voertuigtoegang —
Indien aanwezig ......................... 190
• Display kompas / temperatuur ................ 191
• Door de klant te programmeren functies
(Systeeminstellingen) ..................... 193
• GELUIDSSYSTEMEN ........................ 197
• UNIVERSAL CONSUMER INTERFACE (UCI) (universele
gebruikersinterface) 1.0 — INDIEN AANWEZIG ......... 197
• De iPod of het externe USB-apparaat aansluiten ..... 198
• Gebruik van deze functie ................... 198
• De iPod of het externe USB-apparaat bedienen
met de radioknoppen ...................... 198
• De Play-modus ......................... 199
• De List-modus (Browse-modus) ............... 200
• Bluetooth Streaming Audio (BTSA) ............. 201
• STUURBEDIENING VOOR AUDIO ................. 202
• Bediening van de radio .................... 202
• Cd-speler ............................. 202
• ONDERHOUD VAN CD/DVD-SCHIJFJES ............. 203
• RADIOWEERGAVE EN MOBIELE TELEFOONS ......... 203
168
INSTRUMENTENPANEEL
1 — Ventilatieopening 6 — Onderste rij schakelaars 11 — Ontgrendeling motorkap
2 — Instrumentenpaneel 7 — Schakelaar gevarenlichten 12 — Ontgrendeling tankklepje
3 — Radio 8 — Contactschakelaar 13 — Schakelaar voor koplampen
4 — Handschoenenvakje 9 — Toets ESC 14 — Dimmerknop
5 — Klimaatregeling 10 — Contactschakelaar
170
moet u twee keer op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening drukken om de andere por-
tieren te ontgrendelen. Wanneer uAll Doors
1st Press selecteert, ontgrendelen alle portie-
ren bij de eerste keer indrukken op de
UNLOCK-toets op de afstandsbediening. Om
een selectie te maken bladert u op of neer
totdat de gewenste instelling gemarkeerd is,
vervolgens drukt u kort op SELECTEREN totdat
naast de instelling een vinkje verschijnt welke
aangeeft dat de instelling geselecteerd is.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig is uitgerust met het
Enter-N-Go-systeem voor sleutelloze toe-
gang en het EVIC is geprogrammeerd om alle
portieren na eenmaal drukken te ontgrende-
len, dan zullen alle portieren worden ont-
grendeld, ongeacht welke portierhandgreep
wordt vastgepakt. Als Driver Door 1st Press
(Ontgrendel bestuurdersportier na één keer
drukken) is geprogrammeerd, wordt alleen
het bestuurdersportier ontgrendeld wanneer
dit wordt vastgepakt. Wanneer bij Passive
Entry de functie Driver Door 1st Press (Ont-
grendel bestuurdersportier na één keer druk-
ken) is geprogrammeerd en de handgreep meer dan één keer wordt aangeraakt, wordt
het bestuurdersportier geopend. Wanneer de
functie
Ontgrendel bestuurdersportier na
één keer drukken is geselecteerd en het
bestuurdersportier is geopend, dan kunnen
de overige portieren ontgrendeld worden
met behulp van de ontgrendel-/vergrendel-
schakelaar in het voertuig (of gebruik de
afstandsbediening).
RKE Linked To Memory
(Afstandsbediening gekoppeld aan
geheugen)
Wanneer u deze functie selecteert, kunt u met
de afstandsbediening één of twee voorgepro-
grammeerde geheugenprofielen oproepen. Elk
geheugenprofiel bevat de voorkeurinstellingen
voor de bestuurdersstoel, zijspiegel, verstel-
bare pedalen (indien aanwezig), verstelbare
stuurkolom (indien aanwezig), evenals de voor-
keuzezenders voor de radio. Als u OFF selec-
teert, kunt u alleen met de geheugentoets op
het bedieningspaneel op het bestuurderspor-
tier een geheugenprofiel oproepen. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort op de
toets SELECTEREN, totdat een vinkje naast de
functie verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg
“Geheugen bestuurdersstoel” onder “De func-
ties van uw voertuig”.
Flash Lamps with Lock - Lampen
knipperen bij vergrendelen
Wanneer deze functie geselecteerd is, knippe-
ren de richtingaanwijzers voor en achter wan-
neer u de portieren vergrendelt of ontgrendelt
via de afstandsbediening. Deze functie kan
worden geselecteerd met of zonder claxonsig-
naal bij vergrendelen. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de toets SELECTE-
REN, totdat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Headlamp Off Delay - Vertraagd uitgaan
koplampen
Als u deze functie selecteert, kunt u kiezen of
bij uitstappen de koplampen nog 30, 60 of
90 seconden blijven branden. Om een selectie
te maken bladert u op of neer totdat de ge-
194