10. Steek de sleutel in het contact en zet het
contact in de stand ON.
11. SelecteerAfstandsbediening gekoppeld
aan geheugen in het Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) en voer Ye s (ja) in.
Raadpleeg “Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)/Door de klant te programmeren
functies in Functies van het instrumentenpa-
neel voor meer informatie.
12. Herhaal de bovenstaande stappen om de
volgende geheugenpositie in te stellen met de
andere genummerde geheugentoets of om een
andere afstandsbediening aan het geheugen
te koppelen.
Geheugenpositie oproepen
OPMERKING:
De versnellingshendel moet in de stand
Park staan om geheugenposities op te roe-
pen. Als u een geheugenpositie probeert op
te roepen terwijl de auto niet in de stand
PARK staat, wordt er een bericht weergege-
ven op het Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC). Druk op geheugentoets 1 op het bestuur-
dersportier als u de instellingen voor bestuur-
der 1 wilt oproepen, of druk op de ontgrendel-
toets van de afstandsbediening die is
gekoppeld aan geheugenpositie 1.
Druk op geheugentoets 2 op het bestuur-
dersportier als u de instellingen voor bestuur-
der 2 wilt oproepen, of druk op de ontgrendel-
toets van de afstandsbediening die is
gekoppeld aan geheugenpositie 2.
U kunt het oproepen annuleren door tijdens de
oproep op een van de geheugentoetsen op het
bestuurdersportier te drukken (S, 1 of 2). Als
een oproep wordt geannuleerd, stoppen de
bestuurdersstoel, buitenspiegel aan bestuur-
derszijde en pedalen met bewegen. Na een
vertraging van één seconde kunt u een nieuwe
oproep selecteren.
Een afstandsbediening uitschakelen
die is gekoppeld aan het geheugen
1. Draai de contactsleutel naar de stand LOCK
en verwijder de sleutel.
2. Druk geheugentoets nummer 1 in en laat
weer los. Eventuele instellingen van geheugen
1 worden opgeroepen. Wacht totdat het sys-
teem gereed is met oproepen voordat u verder
gaat naar stap 3.
3. Druk de geheugentoets SET (S) kort in op
het bestuurdersportier.
4. Druk binnen 5 seconden toets 1 op het
bestuurdersportier in en laat de toets vervol-
gens los.
5. Druk binnen vijf seconden de ontgrendel-
toets op de afstandsbediening kort in.
Herhaal stap 1 tot en met 5 om een andere
afstandsbediening die is gekoppeld aan een
van de geheugenposities uit te schakelen.
OPMERKING:
Nadat het programmeren is voltooid, kunt u
alle afstandsbedieningen die zijn gekoppeld
aan een van de geheugenposities, gemakke-
lijk gelijktijdig in- of uitschakelen. Raad-
pleeg “Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te programmeren
functies
in Functies van het instrumenten-
paneel voor meer informatie.
11 3
Stoel met de functie Easy
Entry/Easy Exit
(Gemakkelijk in- en uitstappen)
Met deze functie wordt de bestuurdersstoel
automatisch in de goede stand gezet. Hierdoor
kan de bestuurder gemakkelijk in en uit het
voertuig stappen.
Er zijn twee mogelijke standen beschikbaar
voor Gemakkelijk In-/Uitstappen:
•De zitting schuift ongeveer 6 cm naar ach-
teren als de beginstand van de stoel groter
of gelijk is aan 6,8 cm vóór de achterste
stoelaanslag als de sleutel uit het contact is
verwijderd. De stoel schuift vervolgens on-
geveer 6 cm naar voren wanneer de sleutel
in het contact wordt geplaatst en uit de stand
LOCK wordt gedraaid.
• De stoel verschuift naar de stand die zich
bijna 1 cm vóór de achteraanslag bevindt als
de beginstand ligt tussen 2,3 en 6,8 cm vóór
de achteraanslag wanneer de sleutel uit het
contact is verwijderd. De stoel schuift naar
voren naar de in het geheugen vastgelegde
rijpositie op het moment dat de sleutel in het contact wordt gestoken en uit de stand
LOCK naar de stand ACC/ON wordt ge-
draaid.
De functie Easy Entry/Easy Exit wordt automa-
tisch afgezet als de stoel zich al op minder dan
2,3 cm afstand vóór de eindaanslag achter
bevindt. Bij deze positie heeft het voor de
bestuurder geen zin om de stoel te verplaatsen
voor gemakkelijk in- en uitstappen.
Iedere instelling die in het geheugen is opge-
slagen heeft een daarmee verbonden stand
voor gemakkelijk in- en uitstappen.
OPMERKING:
De functie Easy Entry/Easy Exit is niet inge-
schakeld wanneer het voertuig door de fa-
briek wordt afgeleverd. Deze functie kan
worden ingeschakeld (of later worden uitge-
schakeld) met de programmeerbare functies
in het voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Raadpleeg “Elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC)/Door de klant te program-
meren functies in Functies van het instru-
mentenpaneel voor meer informatie.
OPENEN EN SLUITEN VAN DE
MOTORKAP
Om de motorkap te openen moet u twee ver-
grendelingen losmaken.
1. Trek aan de ontgrendeling onder het instru-
mentenpaneel voor het bestuurdersportier.
2. Steek uw hand onder de motorkap, beweeg
de veiligheidsgrendel naar links en til de mo-
torkap op.
Motorkapontgrendeling
11 4
Voorste en achterste mistlampen -
indien aanwezig
De mistlichten voor en achter kunt u naar wens
gebruiken als het zicht door mist is verslech-
terd. De mistlampen worden in deze volgorde
ingeschakeld: als u de schakelaar koplampen
één keer indrukt, gaan de mistkoplampen aan.
Druk de schakelaar een tweede keer in om de
mistachterlichten in te schakelen (mistkoplam-
pen blijven aan). Druk de schakelaar een derde
keer in om de mistachterlichten uit te schakelen
(mistkoplampen blijven aan). Druk de schake-
laar een vierde keer in om de mistkoplampen
uit te schakelen. Bij auto’s zonder mistkoplam-
pen worden de mistachterlichten ingeschakeld
als u de schakelaar de eerste keer indrukt.
BinnenverlichtingDe plafond- en instaplichten gaan branden
wanneer de voorportieren worden geopend,
wanneer de dimmerregelaar (draaiwieltje
rechts van de koplampschakelaar) naar de
bovenste stand wordt gedraaid, of wanneer
(indien aanwezig) de toets UNLOCK (ontgren-
delen) op de afstandsbediening wordt inge-
drukt. Als een portier is geopend en de interi-
eurverlichting is ingeschakeld, kunnen alle
interieurlampen worden uitgeschakeld door de
dimmerregelaar helemaal omlaag te draaien
naar de UIT-stand. Dit wordt ook wel defeest - functie genoemd, omdat de portieren hierdoor
lang open kunnen blijven zonder dat de accu
leeg loopt.
De helderheid van de instrumentenverlichting
kan worden ingesteld door de dimmerregelaar
omhoog (lichter) of omlaag (donkerder) te
draaien. Wanneer de koplampen branden, kunt
u de helderheid van de kilometerteller, dagtel-
ler, radio en dakconsole instellen door de dim-
merregelaar helemaal omhoog te draaien tot u
een klik hoort. Dit wordt ook wel de
parade -
functie genoemd, omdat dit handig is als u
overdag met ingeschakelde koplampen rijdt.
Werking van de mistlampen
Dimmerknop
11 9
Waarschuwing lichten-aanAls de koplampen, stadslichten of bagage-
ruimteverlichting nog branden wanneer u de
contactschakelaar uitzet, zal er een geluidssig-
naal klinken wanneer u het bestuurdersportier
opent.
AccuspaarfunctieTer bescherming van de levensduur van uw
accu wordt voor zowel de interieur- als de
buitenverlichting de belasting afgeschakeld.
Als de contactschakelaar in de stand OFF staat
en een van de portieren gedurende 10 minuten
open blijft of de dimmerregelaar gedurende
10 minuten helemaal omhoog gedraaid blijft in
de stand plafondverlichting AAN, wordt de
interieurverlichting automatisch uitgeschakeld.
Als de koplampen blijven branden terwijl de
contactschakelaar wordt uitgezet, zal de bui-
tenverlichting na acht minuten automatisch
worden uitgeschakeld. Als de koplampen zijn
ingeschakeld en acht minuten blijven branden
terwijl de contactschakelaar uitstaat, zal de
buitenverlichting automatisch worden uitge-
schakeld.OPMERKING:
De accuspaarfunctie wordt geannuleerd
wanneer de contactschakelaar wordt uitge-
zet.
Leeslampjes voorin
De leeslampjes voorin bevinden zich in de
dakconsole.
U schakelt de lampjes in door op een van de
schakelaars links of rechts op de console te
drukken. Deze knoppen zijn voorzien van ach-
tergrondverlichting voor goede zichtbaarheid
in het donker. U schakelt de lampjes uit door
nogmaals op de schakelaar te drukken. De
lampjes gaan ook branden wanneer u op de
toets UNLOCK (ontgrendelen) van de af-
standsbediening drukt.
Leeslampjes voorinSchakelaars voor leeslampjes voorin
120
•ACC/FCW Unavailable Vehicle System Er-
ror (Storing voertuigsysteem ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van een tijdelijke sto-
ring waardoor de functionaliteit beperkt
wordt. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
• ACC/FCW Unavailable Service Radar Sen-
sor (Onderhoud radarsensor ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt door een interne systeemfout die
door een erkende dealer hersteld dient te
worden. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig).
• Coolant low (Koelvloeistofpeil laag)
• Service air suspension system (Onderhoud
pneumatisch ophangsysteem)
• Oil change due (Vervang olie)
• Key in ignition (Sleutel in contactslot)
• Lights on (Lampen aan) •
Key in Ignition Lights On (Sleutel in con-
tactslot Lampen aan)
• Ignition or Accessory On (Contactschake-
laar op ON of ACC)
• Ignition or Accessory On. (Contactschake-
laar op ON of ACC) Lights On (Lampen aan)
• Turn signal on (Richtingaanwijzer aan)
• Park assist on (Parkeerhulp ingeschakeld)
• Warning object detected (Waarschuwing
obstakel gedetecteerd)
• Memory 1 profile set (Gebruikersprofiel
1 ingesteld)
• Memory 2 profile set (Gebruikersprofiel
2 ingesteld)
• Memory system unavailable — Not in Park
(Geheugen niet beschikbaar — Voertuig niet
in parkeerstand)
• Memory system unavailable — Seatbelt
buckled (Geheugen niet beschikbaar —
stoelriem vast)
• Memory 1 profile recall
(Gebruikersprofiel 1
opheffen) •
Memory 2 profile recall (Gebruikersprofiel 2
opheffen)
• Wrong Key (verkeerde sleutel)
• Damaged Key (Sleutel beschadigd)
• Key not programmed (Sleutel niet gepro-
grammeerd)
• Function currently unavailable — Power Lift-
gate (Functie tijdelijk niet beschikbaar —
Bediening achterklep)
• Unlock to operate — Power Liftgate (Niet
bedienbaar — Bediening achterklep)
• Put in Park to operate — Power Liftgate
(Zet in parkeerstand om te bedienen —
Bediening achterklep)
• Automatic high beams on (Automatisch
groot licht aan)
• Automatic high beams off (Automatisch
groot licht uit)
• Service Four Wheel Drive System (Onder-
houd vierwielaandrijving)
• Four Wheel Drive System in neutral (Vier-
wielaandrijving in neutrale stand)
181
men, passeert de meternaald de waardeH,
blijft het controlelampje aanhoudend knipperen
en klinkt er een aanhoudend geluidssignaal tot
de motor kan afkoelen.
Tijdens het rijden moet u de auto zo snel
mogelijk aan de kant zetten. Als de airco (A/C)
aanstaat, zet deze dan uit. Zet de versnellings-
bak ook in NEUTRAAL en laat de motor statio-
nair draaien. Als de temperatuurnaald niet te-
rugkeert naar normaal, zet de motor dan
onmiddellijk uit en bel de wegenwacht. Raad-
pleeg Wanneer de motor oververhit raakt on-
der Wat doen in geval van nood voor meer
informatie.
• Lampje temperatuur versnellingsbak
Dit lampje geeft aan dat de tempe-
ratuur van de versnellingsbak-
vloeistof te hoog is omdat u het
voertuig zwaar belast, bijvoor-
beeld door een aanhangwagen te
trekken. Dit kan ook voorkomen bij
bedrijf onder een hoog koppel en slippen van
de koppelomvormer, zoals bij gebruik van de
vierwielaandrijving (bijv. sneeuwploegen, of-
froadgebruik). Wanneer dit lampje gaat bran-
den, zet de auto dan stil en laat de motor stationair (of sneller) draaien terwijl de keuze-
hendel in de stand N (Neutraal) staat. Wacht tot
het lampje uitgaat.
LET OP!
Wanneer u door blijft rijden terwijl het waar-
schuwingslampje versnellingsbaktemperatuur
brandt, kan de versnellingsbak ernstig be-
schadigd of defect raken.
WAARSCHUWING!
Wanneer u door blijft rijden terwijl het waar-
schuwingslampje versnellingsbaktemperatuur
brandt, kan onder bepaalde omstandigheden
de vloeistof overkoken, in aanraking komen
met de hete motor of uitlaatcomponenten en
brand veroorzaken.
Indicatiesysteem voor olie verversen
Vervang olie
Uw voertuig is uitgerust met een oliebeurt-
indicatielampje. De volgende geplande oliever-
versing wordt aangeduid door de melding
Oil
Change Due (Vervang olie), die ongeveer 10 seconden lang knippert op het EVIC-display
nadat er een geluidsignaal heeft geklonken.
Het indicatielampje voor olieverversing rea-
geert op de belasting van de motor, zodat de
frequentie van de periodieke olieverversingen
afhankelijk is van uw rijstijl.
Tenzij dit bericht opnieuw wordt ingesteld, ver-
schijnt het iedere keer als u de contactsleutel
inschakelt. Om het bericht tijdelijk af te zetten
drukt u de MENU-knop kort in. Om het
oliebeurt-indicatielampje (na het periodieke on-
derhoud) opnieuw in te stellen, volgt u de
volgende stappen:
1. Draai het contact naar de stand ON maar
start de motor niet.
2. Trap binnen 10 seconden drie keer lang-
zaam het gaspedaal volledig in.
3. Draai de contactsleutel in de stand OFF/
LOCK.
OPMERKING:
Als het indicatiebericht aangaat wanneer u
de motor start, is het oliebeurt-indicatie-
lampje niet opnieuw afgesteld. Herhaal deze
procedure zonodig.
187
1. Schakel het contact in.
2. Druk de toetsen OMHOOG of OMLAAG
totdat het menu Setup (Instellingen) (Door de
klant te programmeren functies) bereikt is. Druk
dan SELECTEREN.
3. Druk de toets OMLAAG totdat de melding
“Compass Variance” (Kompasafwijking) in het
EVIC weergegeven wordt en druk dan op SE-
LECTEREN. Het laatst gebruikte zonenummer
verschijnt in het EVIC.
4. Druk kort op de toets SELECTEREN totdat
de juiste afwijkingszone volgens de kaart is
geselecteerd.
5. Druk kort op de toets RETURN om af te
sluiten.
Door de klant te programmeren
functies (Systeeminstellingen)
Via Personal Settings (Persoonlijke Instellingen)
kunt u functies instellen en weer oproepen
wanneer de transmissie in PARK is geschakeld.
Wanneer de transmissie niet in PARK staat of
het voertuig begint te rijden, verschijnt de waar-
schuwingSETUP NOT AVAILABLE (PER-
SOONLIJKE INSTELLING NIET BESCHIK- BAAR). Deze melding wordt binnen drie
seconden gevolgd door
VEHICLE NOT IN
PARK (VOERTUIG NIET IN PARKEERSTAND).
Druk kort op de toets OMHOOG of OMLAAG
totdat Setup (Instellingen) verschijnt in het
EVIC.
Gebruik de toets OMHOOG of OMLAAG om
een van de volgende opties weer te geven.
Taalkeuze
In dit scherm kunt u kiezen uit vijf talen voor de
schermweergave, met inbegrip van de trip-
functies en het navigatiesysteem (indien aan-
wezig). Gebruik in dit scherm de toetsen OM-
HOOG of OMLAAG om door de beschikbare
talen te bladeren. Druk de toets SELECTEREN
om een keuze te maken uit: English, Spanish
(Español), French (Français), Italian (Italiano),
German (Deutsch) en Dutch (Nederlands). Alle
verdere informatie wordt getoond in de taal van
uw keuze.
Navigatie –Bocht na bocht
Wanneer u deze functie gekozen heeft, zal het
navigatiesysteem u, door middel van gespro-
ken aanwijzingen, kilometer na kilometer en
bocht na bocht langs de gekozen route bege- leiden totdat u de eindbestemming bereikt
heeft. Om uw keuze te maken drukt u herhaald
kort op de toets SELECTEREN, totdat een
vinkje naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is uitge-
schakeld.
Automatisch ontgrendelen, portieren
Wanneer u deze functie selecteert, worden alle
portieren ontgrendeld wanneer het voertuig
stopt, de transmissie in de stand PARK of
NEUTRAL geschakeld wordt en het bestuur-
dersportier geopend wordt. Om uw keuze te
maken drukt u herhaald kort op de toets SE-
LECTEREN, totdat een vinkje naast de functie
verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Op afstand ontgrendelen
Wanneer de optie
Unlock Driver Door Only
On 1st Press is geselecteerd, wordt alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld bij de eerste
druk op de toets UNLOCK van de afstandsbe-
diening. Als u Driver Door 1st Press selecteert,
193
moet u twee keer op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening drukken om de andere por-
tieren te ontgrendelen. Wanneer uAll Doors
1st Press selecteert, ontgrendelen alle portie-
ren bij de eerste keer indrukken op de
UNLOCK-toets op de afstandsbediening. Om
een selectie te maken bladert u op of neer
totdat de gewenste instelling gemarkeerd is,
vervolgens drukt u kort op SELECTEREN totdat
naast de instelling een vinkje verschijnt welke
aangeeft dat de instelling geselecteerd is.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig is uitgerust met het
Enter-N-Go-systeem voor sleutelloze toe-
gang en het EVIC is geprogrammeerd om alle
portieren na eenmaal drukken te ontgrende-
len, dan zullen alle portieren worden ont-
grendeld, ongeacht welke portierhandgreep
wordt vastgepakt. Als Driver Door 1st Press
(Ontgrendel bestuurdersportier na één keer
drukken) is geprogrammeerd, wordt alleen
het bestuurdersportier ontgrendeld wanneer
dit wordt vastgepakt. Wanneer bij Passive
Entry de functie Driver Door 1st Press (Ont-
grendel bestuurdersportier na één keer druk-
ken) is geprogrammeerd en de handgreep meer dan één keer wordt aangeraakt, wordt
het bestuurdersportier geopend. Wanneer de
functie
Ontgrendel bestuurdersportier na
één keer drukken is geselecteerd en het
bestuurdersportier is geopend, dan kunnen
de overige portieren ontgrendeld worden
met behulp van de ontgrendel-/vergrendel-
schakelaar in het voertuig (of gebruik de
afstandsbediening).
RKE Linked To Memory
(Afstandsbediening gekoppeld aan
geheugen)
Wanneer u deze functie selecteert, kunt u met
de afstandsbediening één of twee voorgepro-
grammeerde geheugenprofielen oproepen. Elk
geheugenprofiel bevat de voorkeurinstellingen
voor de bestuurdersstoel, zijspiegel, verstel-
bare pedalen (indien aanwezig), verstelbare
stuurkolom (indien aanwezig), evenals de voor-
keuzezenders voor de radio. Als u OFF selec-
teert, kunt u alleen met de geheugentoets op
het bedieningspaneel op het bestuurderspor-
tier een geheugenprofiel oproepen. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort op de
toets SELECTEREN, totdat een vinkje naast de
functie verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg
“Geheugen bestuurdersstoel” onder “De func-
ties van uw voertuig”.
Flash Lamps with Lock - Lampen
knipperen bij vergrendelen
Wanneer deze functie geselecteerd is, knippe-
ren de richtingaanwijzers voor en achter wan-
neer u de portieren vergrendelt of ontgrendelt
via de afstandsbediening. Deze functie kan
worden geselecteerd met of zonder claxonsig-
naal bij vergrendelen. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de toets SELECTE-
REN, totdat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Headlamp Off Delay - Vertraagd uitgaan
koplampen
Als u deze functie selecteert, kunt u kiezen of
bij uitstappen de koplampen nog 30, 60 of
90 seconden blijven branden. Om een selectie
te maken bladert u op of neer totdat de ge-
194