103
F0V0077mfig. 102
❒klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als
de afstand tot het obstakel groter wordt;
❒blijft constant als de afstand tot het obstakel constant
blijft.
STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensoren wordt tijdens het in-
schakelen van de achteruit aangegeven door een geluids-
signaal met een duur van 3 seconden.
PARKEERSENSOREN
Deze bevinden zich in de achterbumper fig. 102 en atten-
deren de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op
de aanwezigheid van obstakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de ach-
teruit wordt ingeschakeld.
Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner
wordt, neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
AKOESTISCHE SIGNALEN
De frequentie van het geluidssignaal:
❒neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitge-
schakeld als de stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de
trekhaak.
De sensoren worden automatisch opnieuw ingeschakeld
als u de aanhangerstekker loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem
mag er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op
de sensoren zitten. Wees voorzichtig bij het reini-
gen van de sensoren om krassen of beschadigin-
gen te voorkomen; gebruik geen droge, grove of
harde doek. De sensoren moeten worden gereinigd
met schoon water, waaraan eventueel autosham-
poo is toegevoegd. In wastunnels waar gebruik
wordt gemaakt van stoom of hogedrukreiniging,
moeten de sensoren kort worden gereinigd. Houd
hierbij de spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 103
F0V0040mfig. 103
START&STOP-SYSTEEM
INLEIDING
Het Start&Stop-systeem zet automatisch de motor uit als
de auto stilstaat en start de motor zodra de bestuurder
weer wil gaan rijden.
Zo wordt de doelmatigheid van de auto vergroot door
een vermindering van het brandstofverbruik, de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen en de akoestische vervuiling.
Het systeem schakelt in iedere keer als de motor wordt
gestart.
WERKING
Uitschakelmethode van de motor
MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Als auto stilstaat, wordt de motor uitgezet als de ver-
snellingspook in de vrijstand staat en het koppelingspedaal
is losgelaten.
104
ALGEMENE OPMERKINGEN
❒Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen
obstakels op of onder de sensoren bevinden.
❒Obstakels die zich dicht bij de achterkant van de auto
bevinden, worden onder bepaalde omstandigheden niet
door het systeem gesignaleerd en kunnen dus de au-
to beschadigen of zelf beschadigd worden.
❒De metingen van de sensoren kunnen beïnvloed wor-
den/zijn door beschadiging van de sensoren zelf, door
vuil, sneeuw of ijs op de sensoren of door ultrasone
systemen (bijv. luchtdrukremmen van vrachtwagens
of pneumatische hamers) die zich in de nabijheid
bevinden.
❒De parkeersensoren werken op de juiste wijze als de
achterdeuren gesloten zijn. Bij geopende achterdeuren
kunnen de sensoren verkeerde metingen geven: sluit
dus altijd de achterdeuren.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De verantwoordelijkheid tijdens het par-
keren en andere gevaarlijke handelingen
ligt altijd en overal bij de bestuurder. Controleer
als u de auto parkeert of zich geen personen (in
het bijzonder kinderen) of dieren in de buurt van
de auto bevinden. Het systeem moet als een hulp-
middel voor de bestuurder beschouwd worden. De
bestuurder moet tijdens eventueel gevaarlijke par-
keermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht be-
houden, ook als deze met lage snelheid worden
uitgevoerd.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 104
105
MET AUTOMATISCH BEDIENDE
VERSNELLINGSBAK
De motor wordt uitgezet als u de auto stilzet met inge-
trapt rempedaal.
Als u de versnellingspook in stand N zet, blijft deze toe-
stand gehandhaafd zonder het rempedaal in te trappen.
Opmerking: De motor wordt uitsluitend automatisch uit-
gezet nadat sneller is gereden dan circa 10 km/h om het
herhaaldelijk uitzetten van de motor te voorkomen wan-
neer stapvoets wordt gereden.
Het uitzetten van de motor wordt, afhankelijk van de uit-
voering, aangegeven door het lampje fig. 103 op het display.
Startmethode van de motor
MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Trap het koppelingspedaal in om de motor weer te starten.
MET AUTOMATISCH BEDIENDE
VERSNELLINGSBAK
Als de pook van de automatisch bediende versnellingsbak
in stand N staat, moet de pook in een willekeurige rijstand
worden geplaatst of anders het rempedaal worden losge-
laten of de versnellingspook in stand (
+), (–) of R worden
gezet.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0039mfig. 104
HANDMATIGE IN-/UITSCHAKELING
Het systeem kan worden in- of uitgeschakeld met de knop
A-fig. 104 die naast de handrem is geplaatst. Als het sys-
teem is uitgeschakeld, brandt het lampje op de knop.
Bovendien worden (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
extra aanwijzingen gegeven op het display over de in- en
uitschakeling van het Start&Stop-systeem.
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ
DE MOTOR NIET WORDT UITGEZET
Als het systeem ingeschakeld is, dan wordt, vanwege com-
forteisen, ter beperking van de uitstoot en om veilig-
heidsredenen, de motor niet uitgezet onder de volgende
omstandigheden:
❒nog koude motor;
❒zeer lage buitentemperaturen;
❒onvoldoende opgeladen accu;
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 105
❒door het Start&Stop-systeem langer dan ongeveer
3 minuten uitgezette motor.
❒bij automatische airconditioning, zolang nog niet een
comfortabele temperatuur in het interieur is bereikt of
als de MAX-DEF-functie is ingeschakeld.
Met een ingeschakelde versnelling kan de motor alleen au-
tomatisch worden gestart als het koppelingspedaal geheel
wordt ingetrapt. Via het knipperen van het lampje fig. 103
op het instrumentenpaneel en, voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten, een melding op het display wordt de be-
stuurder verzocht deze handeling uit te voeren.
Opmerking: Als het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt
na 3 minuten na het uitzetten van de motor, is een her-
start van de motor alleen mogelijk met behulp van de con-
tactsleutel.
Opmerking: Als de motor ongewenst is afgeslagen, bij-
voorbeeld wanneer het koppelingspedaal te snel is losge-
laten bij een ingeschakelde versnelling, en het Start&Stop-
systeem is ingeschakeld, dan kan de motor gestart wor-
den door het koppelingspedaal helemaal in te trappen of
door de versnellingspook in de vrijstand te zetten.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als de motor is uitgezet door het Start&Stop-systeem en
de bestuurder maakt de eigen veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of passagiersportier, dan kan de motor
daarna alleen worden gestart m.b.v. de contactsleutel.
De bestuurder wordt op deze situatie geattendeerd door
een geluidssignaal, het knipperen van het lampje fig. 103 op
het instrumentenpaneel en, voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten, een melding op het display.
106
❒ingeschakelde achterruitverwarming;
❒ruitenwisser ingeschakeld op maximale snelheid;
❒tijdens regeneratie van het roetfilter (alleen dieseluit-
voeringen);
❒geopend bestuurdersportier;
❒niet omgelegde veiligheidsgordel van bestuurder;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij inparkeren);
❒bij automatische airconditioning, zolang nog niet een
comfortabele temperatuur in het interieur is bereikt of
als de MAX-DEF-functie is ingeschakeld;
❒in de eerste gebruiksperiode als het systeem zichzelf
instelt.
In bovengenoemde gevallen gaat het lampje fig. 103 op het
instrumentenpaneel knipperen en verschijnt er, voor be-
paalde uitvoeringen/markten, informatie op het display.
OMSTANDIGHEDEN VOOR HET
HERSTARTEN VAN DE MOTOR
Vanwege comforteisen, beperking van de uitstoot en om
veiligheidsredenen kan de motor weer automatisch wor-
den gestart, zonder ingrijpen van de bestuurder, onder de
volgende omstandigheden:
❒onvoldoende opgeladen accu;
❒ruitenwisser ingeschakeld op maximale snelheid;
❒beperkte onderdruk in het remsysteem (bijvoorbeeld
na herhaaldelijk intrappen van het rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld wanneer bergafwaarts
wordt gereden);
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 106
107
F0V0041mfig. 105
ENERGY SAVING”-FUNCTIE
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als na een automatische start van de motor de bestuur-
der 3 minuten geen enkele actie onderneemt, dan zet het
Start&Stop-systeem de motor definitief uit om brandstof
te besparen. In dat geval kan de motor alleen gestart wor-
den met de contactsleutel.
Opmerking: Het is in alle gevallen mogelijk de motor draai-
end te houden door het Start&Stop-systeem uit te scha-
kelen.
STORINGEN
Bij een storing schakelt het Start&Stop-systeem uit. De
storing wordt aan de bestuurder getoond door het bran-
den van het lampje A-fig. 105 en, indien aanwezig, het ver-
schijnen van een melding en een symbool B-fig. 105 op het
instrumentenpaneel.
Wendt u in dit geval tot het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0042mfig. 106
ALS DE AUTO LANGERE TIJD
NIET WORDT GEBRUIKT
Uitvoeringen met secundaire pool fig. 106
Als de auto langere tijd niet wordt gebruikt, dan moet er
in het bijzonder op worden gelet dat de elektrische voe-
ding van de accu wordt losgemaakt. Hiervoor moet de
minklem met de snelspanner A worden losgekoppeld van
de secundaire minpool B, omdat minpool C van de accu is
voorzien van een sensor D voor de controle van de ac-
cuconditie, die nooit mag worden losgekoppeld (behalve
als de accu wordt vervangen).
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 107
108
F0V0043mfig. 107
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN
fig. 107
Als een noodstart wordt uitgevoerd met een hulpaccu mag
de minkabel (–) vanaf de hulpaccu nooit met de minpool
C van de accu van de auto worden verbonden, maar moet
de minkabel of met secundaire minpool B of met een mas-
sapunt op de motor of versnellingsbak worden verbonden.
BELANGRIJKE TIPS
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Wendt u voor het vervangen van de accu
altijd tot het Fiat Servicenetwerk. Als de
accu vervangen wordt, moet een originele accu
met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.
ATTENTIE!Controleer voordat u de motorkap opent
of de motor is uitgeschakeld en de con-
tactsleutel in stand STOP staat. Houdt u aan het-
geen beschreven staat op de sticker op de front-
traverse. Het is raadzaam de contactsleutel uit te
nemen als er in de auto nog inzittenden zijn.
ATTENTIE!
F0V0218mfig. 106a
Uitvoeringen zonder secundaire pool fig. 106a
Als de auto langere tijd niet wordt gebruikt, dan moet er bij-
zonder op worden gelet dat de elektrische voeding van de
accu wordt losgemaakt. Hiervoor moet de aansluiting (door
bediening van knop B) worden losgekoppeld van de accu-
conditiesensor C, die op de minpool D van de accu is ge-
monteerd. Deze sensor mag nooit worden losgekoppeld van
de accu, behalve als de accu wordt vervangen.
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 108
109
AUTORADIO
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Raadpleeg voor de werking van de autoradio met CD- of
MP3-CD-speler (voor bepaalde uitvoeringen/markten) het
supplement dat bij dit instructieboekje is geleverd.
BASIS INBOUWVOORBEREIDING
Het pakket bestaat uit:
❒voedingskabels voor de autoradio;
❒aansluitkabels voor luidsprekers voor (op de binnen-
ste sierpanelen voor de buitenspiegels);
❒aansluitkabels voor luidsprekers in de voorportierpa-
nelen;
❒aansluitkabels voor luidsprekers achter (naast de hoe-
denplank) (voor bepaalde uitvoeringen/markten);
❒een inbouwplaats voor de autoradio;
❒een antennekabel;
❒een antenne.
UITGEBREIDE INBOUWVOORBEREIDING
Het pakket bestaat uit:
❒voedingskabels voor de autoradio;
❒aansluitkabels voor luidsprekers achter (naast de hoe-
denplank) (voor bepaalde uitvoeringen/markten);
❒2 tweeters op de binnenste sierpanelen voor de bui-
tenspiegels;
❒2 midwoofers aan de onderzijde van de voorportieren;
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als de auto wordt verlaten moet de con-
tactsleutel altijd worden uitgenomen of in
stand STOP worden gedraaid. Tijdens het tanken
moet de motor uitgezet zijn en de sleutel in stand
STOP staan.
ATTENTIE!
Bij auto’s met automatisch bediende ver-
snellingsbak, is het raadzaam om, als de
motor automatisch is uitgezet op een helling, de
motor opnieuw te starten door de versnelling-
spook in stand (+) of (¯) te zetten zonder het rem-
pedaal los te laten. Bij auto’s met een automa-
tisch bediende versnellingsbak en, indien aanwe-
zig, Hill Holder-systeem, moet u, als de motor au-
tomatisch is uitgezet op een helling, de motor op-
nieuw starten door de versnellingspook in stand
(+) of (¯) te zetten zonder het rempedaal los te la-
ten, zodat het Hill Holder-systeem beschikbaar is,
dat alleen actief is bij een draaiende motor.
ATTENTIE!
Als u het interieur in de auto wilt blijven
koelen, dan moet u het Start&Stop-systeem
uitschakelen, zodat de airconditioning continu kan
blijven werken.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 109
133
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-
pedaal in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel
los zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw
start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Y
op het instrumentenpaneel samen met het lampje Ublijft
branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draai-
en en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog
steeds blijft branden, probeer het dan met de andere ge-
leverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, voer dan
zelf een noodstart uit (zie „Noodstart” in het hoofdstuk
„Noodgevallen”) en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische startblokke-
ring: zie bij startproblemen de paragraaf „Fiat CODE-sys-
teem” in het hoofdstuk „Dashboard en bediening”.
Direct na het starten van de motor, vooral als de auto lan-
gere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets meer geluid
produceren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor de wer-
king van de motor, wordt veroorzaakt door de hydrauli-
sche klepstoters: het distributiesysteem op de benzine-
motor van de auto, dat bijdraagt aan een vermindering van
de onderhoudswerkzaamheden.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN EN RIJDEN
Het verdient aanbeveling om gedurende de
eerste kilometers niet de maximale pres-
taties van uw auto te eisen (bijv. snel ac-
celereren, langdurig rijden met hoge toerentallen,
krachtig remmen enz.).
Laat de contactsleutel niet in stand MAR
staan als de motor stilstaat, zodat de accu
niet onnodig wordt ontladen.
Het is zeer gevaarlijk om de motor in af-
gesloten ruimten te laten draaien. De mo-
tor verbruikt zuurstof en produceert kooldioxi-
de, koolmonoxide en andere giftige gassen.
ATTENTIE!
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 133